De Gemeenschap. Jaargang 1(1925)– [tijdschrift] Gemeenschap, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] In Memoriam Fratris De Heer nam hem uit zijn lichaam als de moeder haar kind uit de wieg en zijn gade stond plots eenzaam: op de ledige wereld-bal een mater dolorosa met een zwaard door haar hart. O, wat een smart! O, wat een droevig geval! De dood kleedde mijn broeder wit en bleek, hij werd steeds witter, hij werd winter-wit en heel koud. O, onze pijn was bitter! Neen, God, hij had niet zoo laat geleefd dat hij zich-zelf te oud was: het levens-zeil heeft hij te vroeg gereefd en te schielijk groeide zijn graf-gras ... Hij arbeidde aan zijn taak als een zwaluw aan haar nest: plots kuste de dood hem op de rechter-kaak en hij viel als een jongetje, dat zijn bal naloopt. Hij kreeg voor eeuwig vaak. O, menschen, ziet onze wonden: ze werden versch gestoken met een mes, we dronken het walg-gevoel dat de gansche stad een klucht is en het leven een zonderling doel ... Mijn broeder hield in zijn koude hand het Kruis-der-goede-dood. Mijn God, na zulk een nood! Karel van den Oever. Vorige Volgende