De Geldersche nachtegaal(1870)–Anoniem Geldersche nachtegaal, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] De Jager met zijn Meisje. Daar zou er een jager uit jagen gaan, Uit jagen zou er hij gaan, Wat vond hij op zijne wegen? Een aardig lief meisje ter degen, Zij was er zoo aangedaan, bis. Ik groet u, mijn schoone Engelin! Mogt ik er eens bij u zijn, bis. Mogt ik er eens bij u slapen, U aardig lief meisje genaken, Genezen was al mijn pijn. bis. Bij mij te slapen dat kan niet zijn. Sprak dit aardig lief meisje tot mijn, bis. Maar kom van avond of bij nachten, Dan zal ik u bij mijn wachten, Dan zal ik u laten bij mijn. bis. De dag verscheen en de avond kwam aan, Dat de jager uit jagen zou gaan, bis. Hij blaasde op zijn waldhoorn, Dat het lieve meisje bekoorde, Zij liet er de jager in. bis. De moeder die sliep en de vader die riep: Waar mag toch ons dochtertje zijn? bis. Wat mag toch ons dochtertje maken? Ik hoor er de bedsteêplank kraken, Daar moet er een bij haar zijn. bis. De vader stond op en de moeder stond op, En zijn er naar boven gegaan, bis. Daar lagen zij arm in arm. [pagina 33] [p. 33] Zoo lief, en zoo zacht en zoo warm, Zoo lekkertjes bij elkaâr. bis. Ach moeder! vergeef mij deze keer, Ach, vader! ik zat in nood, Dat de jager bij mij ligt te slapen, Dat geven toch huwelijkszaken, Hy mint my tot in den dood. Vorige Volgende