De Geldersche nachtegaal(1870)–Anoniem Geldersche nachtegaal, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Het Matrooze Meisje. Daar was laatst een meisje loos, Dat wou gaan varen, dat wou gaan varen, Daar was laatst een meisje loos, Dat wou gaan varen voor Matroos. 2[regelnummer] Zy nam dienst voor zeven jaar, Omdat zy vreesde, omdat zy vreesde, Zy nam dienst voor zeven jaar, Omdat vreesde geen gevaar. 3[regelnummer] Toen bragt zy haar goed aan boord, Gelyk het een brave gelyk het een brave, Toen bragt zy haar goed aan boord; Gelyk het een braaf matrooos behoort. [pagina 20] [p. 20] 4[regelnummer] Zy moest klimmen in de mast, Maken de zeilen, maken de zeilen, Zy moest klimmen in de mast, Maken de zeilen met touwetjes vast. 5[regelnummer] Doch door stormen van het weêr Sloegen de zeilen, sloegen de zeilen, Doch door stormen van het weer Sloegen de zeilen van boven neer. 6[regelnummer] Nu werd zij gebonden voor de mast, Met haar handen, met haar handen, Nu werd zy gebonden voor de mast, Met haar handen en voeten vast. 7[regelnummer] Zy riep: Kapiteintje! sla my niet, Ik ben uw liefje, ik ben uw liefje, Zy riep: kapiteintje! sla my niet, Ik ben uw liefje gelyk gy ziet. 8[regelnummer] Maar eer het scheepje was aan wal, Was er het jonge, was er het jonge, Maar eer het scheepje was aan wal, Was er het jonge matroosje al. 9[regelnummer] Toen zy nu weer kwam in de stad, Waar zy nog eene, waar zy nog eene, Toen zy nu weer kwam in de stad, Waar zy nog eene moeder had. 10[regelnummer] Riep zy: moeder! wordt niet boos, Ik heb gevaren, ik heb gevaren, Riep zy moeder wordt niet boos, Ik heb gevaren voor jong matroos. 11[regelnummer] By een die my opregt bemint Heb ik dit kleine, heb ik dit kleine, By een die my opregt bemint, [pagina 21] [p. 21] Heb ik dit kieln onnoozel kind. 12[regelnummer] Maar eer het weder Pinkster is. Wordt ik zijn vrouwtje, wordt ik zijn vrouwtje Maar eer het weder Pinkster is, Word ik zijn vrouwtje dat is gewis. Vorige Volgende