De Geldersche nachtegaal(1870)–Anoniem Geldersche nachtegaal, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De Soldaat met zijn Fleschje. Op eene fraaije wijs. O welk een schoon en zoet behagen. Als mij het noodlot de hand aanbiedt, Ach, help mij toch maar op den wagen, Maar breek vooral mijn fleschje niet. Ik stel daarin een groote waarde, Dierbaarder dan mijn schoonste bruid, Dit fleschje is mijn schat op aarde, Mijn gansche rijkdom maakt het uit. Wat hebt gij daar toch in verborgen, Het is immers geen drank of wijn? Een flesch van glas baart u veel zorgen, Wat kon er nu nog beter zijn? [pagina 6] [p. 6] Mijn vriend! ik zal het u verhalen, Dit fleschje is mij alles waard, Met goud kan men het niet betalen, Het heeft den goeden Vorst gespaard. bis. Voor Waterloo zag ik hem strijden, Kloegmoedig als de grootste held, Ik zag dat hij veel dorst moest lijden, Ik was nabij hem in het veld; Toen bood ik hem al zonder schroomen Mijn fleschje aan, gansch zwart van kruid Hij heeft het van mij aangenomen, De goede Vorst die dronk daaruit. bis. Een kogel heeft hem neêrgeslagen, Beweegloos lag hij op den grond, Van 't slagveld heeft men hem gedragen, Het bloed dat stroomde uit zyn wond Hij riep: wil niet het fleschje breken, Want ik bemin het als mijne bruid, Bewaar het onder mijne deken, De goede Vorst die dronk daaruit. bis. Wanneer ik aan die wond mogt sterven, Leg dan het fleschje aan mijn zij, Zelfs in den dood wil 'k 't niet derven, Zelfs in het graf blijft het mij bij. De wand'laar zal het u verhalen, Dit fleschje is steeds alles waard, Met goud kan men het niet betalen, Het heeft den goeden Vorst gespaard. Vorige Volgende