De gekroonde Utrechtze vreede, of Nederlandze Vreugd Godin
(1718)–Anoniem De gekroonde Utrechtze vreede, of Nederlandze Vreugd godin– AuteursrechtvrijStem: Coridon was zoet van Minne, &c.
AEn wie klaeg ik nu myn smerten?
’t Is vergeefs myn droef geklag,
Want die myn eerst plagt te Minne,
Te Minne, Te Minne, Myn in ’t minste niet en agt.
Looze Minnaer vals van gronde,
Houd uw woorden noch Constant,
Die gy al hebt uytgesproken, gesproken, gesproken,
Herroept die gelykerhand.
Ach wat baet myn droevig suchten!
Ik sit nu vast in ’t verdriet Ik ging u te vast geloven
Geloven, geloven Daerom en acht gy my niet.
‘k Roep Iupijn en al de Goden,
En Goddinnen hier by een:
Om uw Vonnis te gaen vellen, gaen vellen, gaen vellen
Want ik heb wel dubbeld re’en.
Zwoer gy niet met groote Eeden,
By de Sterren, Son, en Maen:
Dat gy myn noyt sou verlaten, verlaten, verlaten,
En nimmermeer van my gaen.
| |
[pagina 44]
| |
Wel wat legt gy al te klagen,
Segt toch zoete Venus Wicht?
Al het geen ik heb gesproken, gesproken, gesproken,
Dat geloofden gy te licht.
Wilt voortaen u maer stil houden,
Denkt daer zynder meer als gy,
Die met Kinde zyn beladen, beladen, beladen,
Voegd u mede by die Rey.
Hebt gy myn niet toegelaten,
Te gebruyken uwen schoot,
Op dat ik uw Blom sou plukken,
Sou plukken, sou plukken:
Die gy voor myn hebt ontbloot.
Mynen brand is nu gezonken,
Al uw klagen geld hier niet,
Met uw Eertje gaen ik pronken,
Ik pronken, ik pronken, Dochters beter voor u siet.
‘k Wens de Aerde voor uw scheurde,
En uw slokten levend’ in,
Dan sou ik niet meer treuren,
Meer treuren, meer treuren,
Dit wens ik met hert en sin.
|
|