Een geheel nieuw liedeboek van het roosje(ca. 1796)–Anoniem Geheel nieuw liedeboek van het roosje, Een– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] De klaagende Minnaar, over de dood van zyn Minnaares. 1. Hemel! hoe zyt gy op myn lief zo straf, Die in het schoonste van haar dagen, Moest trekken naar het duister graf, Ach hemel! ik moet haar lot beklagen, Zy die in 't schoonste van haar jeugd, En is voor haren tyd gestorven, Haar lichaam teer vol eer en deugd, Is nu geworden aas der wormen. 2. ô Dood! benydster van ons min, U wreedheid rukt my uit den armen, Myn schoonste lief myn hart vriendin, Die zonder min zo haast moet sterven ô Goôn! wat heeft die maagd misdaan? Dat gy haar niet langer laat leeven, Laat myn haar lot ook ondergaan, Want nu verdriet my doch het leeven, 3. Wat oogenblik! wat harden stond, Als zy myn sprak haar laatste woorden: Met haaren bleek hestorven mond, Het geen tot pyn en smert bekoorden. Minnaar weent niet, staak u getraan, Ik moet u en 's waerelds goed verlaten, Ik zien de dood al voor myn staan, U traanen kunnen tog niet baten. 4. Minnaar den laatsten kus, ik voel, Myn hart dat klopt, ik moet gaan scheiden, [pagina 28] [p. 28] Daar is de dood met vreemd gewoel, Om my naar de eeuwigheid te leiden, Adieu minnaar! ik gaan van uw af, Dat myn dood u dagen niet verkorten, Vaarwel! pyst niet op myn graf, Of wil voor myn geen traanen storten. 5. Zy sterft! o myn schoonste teer, Ik zie haar geen lid meer verroeren, Ach lief ik hoor uw stem niet meer o Dood! gy komt my hoop t'ontvoeren, Och maagd; nu gy gestorven zyt, U afbeeld druk ik in myn zinnen, Ik baan de min myn levens tyd, Gaa ik voleinden zonder minnen. Vorige Volgende