Een geheel nieuw liedeboek van het roosje(ca. 1796)–Anoniem Geheel nieuw liedeboek van het roosje, Een– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Tegen-zang, op de Schoonste aller Vrouwen. 1.[regelnummer] 'k Kan my gelukkig noemen, Want 'k heb een lieve meid, Met recht kan ik haar roemen, O wat ben ik verblyd, Haar schoone lieve oogen, Zyn altoos even fier, Wenkbraauwen net geboogen, 't Is alles na de zwier. 2.[regelnummer] Haar neusje net besneden, Gelyk haar lieve kin, Volmaakt van lyf en leden, In 't kort, ze is, na myn zin, Haar mondje klein en aardig, Met lipjes als carmosyn, 't Maakt haar beminnenswaardig, Ze is niet te groot of klein. 3.[regelnummer] Haar boezem zo bekoorelyk, Zo blank als leliën wit, Met borsjes zo behoorelyk, Zwart hair gelyk een git, Haar kleine voetjes en handen Zo poeselig en zacht, Doen my van liefde branden, Als ik maar om haar dacht. 4.[regelnummer] Zy kan zo aardig dansen, En zingen na de zwier, Gelyk de eerste Franschen, Dat baard my veel plaizier, [pagina 7] [p. 7] 'k Verlang om haar te trouwen, En zy zo wel als ik, Ze is een der schoonfte vrouwen, O 'k ben zo in myn schik. 5.[regelnummer] Ik roem op al haar deugden, En op haar schoon gelaat, Het geen myn strekt tot vreugde, Maar als zy myn verlaat, Moet ik van droefheid sterven, En daalen in het graf. Och laat m' uw gunst verwerven, De liefde baart geen straf. 6.[regelnummer] Ik ben verblyd van zinnen, Ik heb haar hand gekust, Ik voel myn hart van binnen, Vol vreugd en minnelust, Ik heb tot trouw gekregen, De schoonste van der aard', Ben thans niet meer verlegen, Nog voor geen vrees vervaard. Vorige Volgende