't Geestelijck kruydt-hofken
(1631)–Anoniem Geestelijck Kruydt-hofken– Auteursrechtvrij
[pagina 327]
| |
Op de wijse: Al die in Sion zijdt.Alst al is overleydt
‘t Toecomend’ en ‘t voorleden:
Betreurt, beschreyt
Het sondich leven quaet,
Alst al is ghearbeyt
Gheleden en ghestreden,
Ghehoorsaemheyt
Bewesen met der daet,
Soo is den raet
Te sincken in ootmoet,
Bekennen ons ten rechten // blootGa naar margenoot+
Voor Gods onnutte knechten // snoot,
Vyt ghena soet
Men Salich werden moet.
O reyne Liefde! ghy
Sijt des levens fonteyne,
Wat hebben wy,Ga naar margenoot+
‘t Welcke wy niet ontfaen
En hebben al van dy?
Het sy in ‘t groot oft cleyne,
Och wie is hy,Ga naar margenoot+
Die u yets heeft gheraen,
Of nut ghedaen
Dat ghy ‘t hem weder geeft?
| |
[pagina 328]
| |
Want uyt u en door dyne // macht
Heeft alle dinghen zijne // kracht
Al watter leeft
Van u zijn voetsel heeft.
Dat Goddelicke vier!
Dat wesen alder wesen!
Ga naar margenoot+Seer goedertier,
En vriendelick van aerdt,
Ontsluyt den mensche hier
Sijn goetheydt uytgelesen,
Door zijn bestier
Den mensch hy wederbaert,
Anders en waert
Niet uyt dat eenich een,
Want daer is geen soo vromen // man
Ga naar margenoot+Die van hem selfs yet romen // can,
Swackheyt alleen
Heeft hy en anders geen.
Maer door des Heeren kracht
Verwint hy zijn vyanden:
Sijnde ghebracht
Tot kennis van armoed’,
Ga naar margenoot+Dies hy geen loon en wacht
Ga naar margenoot+Van wercken zijnder handen:
Hem selfs hy acht
Schuldich, al wat hydoet,
Ga naar margenoot+Oorspronck van ‘t goet,
Is Godt en niemant meer,
Ga naar margenoot+Die door zijn Liefde deelen // wilt
Al zijn schoone juweelen // milt
Ga naar margenoot+Hy is de Heer
Geeft hem lof prijs en eer.
|
|