't Geestelijck kruydt-hofken
(1631)–Anoniem Geestelijck Kruydt-hofken– Auteursrechtvrij
[pagina 234]
| |
Op de wijse: O Schoonste Personagie, &c.
Ga naar margenoot+Ia Godt is al mijn vreughde,
Hy is mijn troost
Mijn heyl, en al mijn leven,
Hy is de ziel haer deughde,
Daerom wil ick hem prijs in ootmoet geven,
Ga naar margenoot+Geen soeter soet // dan ‘t hooghste goet,
En ken ‘t ghemoet versinnen,
Ga naar margenoot+O Heer! der Heeren,
Ontfunckt u vonck, door u, om u te winnen,
Puurt mijn begeeren,
Op dat mijn wil, u wil alleen mach minnen.
Ga naar margenoot+Mijn ziel wil ‘t niet vergeten
Dit groote goet,
Dat ghy nu hebt genoten,
Hoe God sich heeft gequeten,
En hoe sijn dienst, hem noyt en heeft verdroten,
Ga naar margenoot+Hy badt u staegh, al even graegh,
Ga naar margenoot+Met achter aen te loopen
Ga naar margenoot+ By nacht, by dagen,
Om door sijn Liefd’, u Liefde aen hem te knoopen,
Met bitter claghen,
Liet hy sijn lijf, door u, om u heel slopen.
| |
[pagina 235]
| |
O Ziel bekent u dwalen,Ga naar margenoot+
Beschreyt, betruyrt, dees groote schult en sonden,
Kiest nu een eeuwigh dalen,Ga naar margenoot+
Mint Christus cruys, omhelst sijn roode wonden,
Dien Bruydegom // dsy al ‘t waeromGa naar margenoot+
In al u doen en laten,Ga naar margenoot+
Niets moet bewegen,Ga naar margenoot+
Maer watter comt, van hem in danck aenvaten,
Lieft dan Godts zegen,
Want wat hy sent, dient al tot uwer baten.
Ach! mocht ick u eens lovenGa naar margenoot+
Met ‘s Hemels Heyr, en al u Wtvercooren,
Sent mijn u Geest van boven,Ga naar margenoot+
Op dat mijn Ziel u stem alleen mach hooren,
En mijn niet lust // als zielen rust,Ga naar margenoot+
Wilt al ‘t gespuys verjagen,Ga naar margenoot+
Die in mijn swieren,Ga naar margenoot+
En mijn gebed, en aendacht wech gaen draghen,
Om eens te vieren,
En dat mijn Ziel, en Gheest u mocht behaghen.
Ach Heer! laet mijn eens smakenGa naar margenoot+
V Hemels spijs, daer mijn Gheest om gaet suchten,
En vierich na gaet haken,
Ay! schenckt u Ziel een van u soete vruchten,
Gheneest haer wondt,
| |
[pagina 236]
| |
Met uwen mondt,
So salse jubyleren,
En u belijden,
Met al haer cracht, en ‘t haer daerom verteren,
En vrolijck strijden,
En wat sy doet, ‘t sal tot uwer eeren.
Ga naar margenoot+Ghy kent Heer mijn ellenden,
Mijn nietig niet, wanneer ick u moet derven,
Ga naar margenoot+Als ghy ‘t aenschijn gaet wenden,
Mijn ziel die truyrt, en gaet seer droevigh swerven,
Geen medecijn // is voor haer pijn,
Ga naar margenoot+Alleen u soet aenschouwen,
V Son moet wermen
Mijn coude aerd’, en ‘s Geestes bloet moet douwen,
Ghy moet ontfermen,
Soo blijft u zaet, en vrucht door u behouwen.
Wanneer sult ghy mijn thoonen
Ga naar margenoot+’t Nieuw’ Paradijs, en mijn daer in gheleyden,
Ga naar margenoot+Wanneer sult ghy eens woonen
In mijn, u Ziel, en nimmermeer weer scheyden,
Och Heer! wanneer // bid ick al weer,
Ga naar margenoot+Sult ghy de Ziel eens laven
Ga naar margenoot+Met ‘s Levens stroomen
Ga naar margenoot+Die u Fonteynen door uLiefd’ uyt gaven,
Wanneer sal ‘t comen
Dat mijn Ziel eens verlost sal zijn van ‘t slaven.
| |
[pagina 237]
| |
Mijn Ziel can niet ghenoegenGa naar margenoot+
Of sy moet eens van alles zijn ontslaghen,
Sy wil met geen dingh voegen,Ga naar margenoot+
Maer met haer Heer wil sy haer willigh wagen,
Breeckt wat haer bindt,
Geeft dat sy mint,
Dats in u Liefd’ verdwijnen,
Niets sal haer lusten
Voor dat licht gedurig claer sal schijnenGa naar margenoot+
Dan salse rusten,
Bevrijdt van anghst en smert, en alle pijnen.
|
|