't Geestelijck kruydt-hofken
(1631)–Anoniem Geestelijck Kruydt-hofken– AuteursrechtvrijOp de wijse: O Syon wilt u vergaren. Ofte: Aenhoort uwen roep al te samen. | |
[pagina 197]
| |
Ick houd’ u staegh te voren
Het nieu Ierusalem,
Aensiet mijn lieff’lick nooden,Ga naar margenoot+
Dat uyt mijn minne vloeyt,
Och staet op van den dooden!Ga naar margenoot+
Daer ghy in ligt vermoeyt.
De Ziel.
O Bruydegom verheven!Ga naar margenoot+
Die door u goedicheyt,
My ‘t leven hebt gegeven,
En met u hant bereyt,
Al woud’ ick van u wijcken,Ga naar margenoot+
‘k En voel in my geen rust,Ga naar margenoot+
Hoe wel des werelts rijcken,Ga naar margenoot+
Beloven soete lust.
Godt.
‘k En sal u niet verlatenGa naar margenoot+
Waer ghy u keert of went,
Wilt ghy myn straffingh haten,Ga naar margenoot+
Soo comt ghy in ellent,
Geen vreucht en sult ghy vinden,Ga naar margenoot+
Buyten mijn minlickheyt,Ga naar margenoot+
Ghy sult u selfs verslinden,Ga naar margenoot+
Volght ghy u sinlickheyt.
De Ziel.
Dat can ick wel bevoelen
Als ick uyy dwasen waen,
Na liep verscheyden boelen,Ga naar margenoot+
‘k Vond my altijt verraen,
‘t Scheen wel in d’ydelheden,
Dat alle dinck was wel,
Maer in stilt en in vredenGa naar margenoot+
Voelde ‘t gemoet ghequel.
| |
[pagina 198]
| |
Godt.
Hoe soud’ ick dat ghedooghen,
Ga naar margenoot+Te sien mijn evenbeelt,
Verdorven voor mijn ooghen,
Dat ick selfs heb geteelt,
Ga naar margenoot+K’en heb mijn eygen leven,
Ga naar margenoot+Noch noyt so lief gehadt,
Als u om u te geven,
Mijn alderhoochste schat.
De Ziel.
Ick ben wel overtuyghet
Ga naar margenoot+Van al u goetheyt, Heer,
Ga naar margenoot+De reden my wel buyghet,
Waer ick my wend oft keer,
Ga naar margenoot+De schepsels dit oock spreken,
Beneffens mijn ghemoet,
Ga naar margenoot+De schrift hier van ontsteken,
Ga naar margenoot+Is als een minne gloet.
Godt.
Ga naar margenoot+Och ick heb sulck vermaken,
Ga naar margenoot+Te woonen in u hert,
Ga naar margenoot+Kost ghy mijn liefde smaken,
Ghy voelde pijn noch smert,
Ga naar margenoot+Smert sou geen smerte wesen,
Vermidts de groote vreucht,
Ga naar margenoot+Mijn soetheyt sou ghenesen
Al ‘s werelts ongheneucht.
De Ziel.
Och by ghebreck van desen,
Ga naar margenoot+Vind ick my dick ontroert,
Veel dinghen doen my vreesen,
Mijn sinnen omgevoert,
Ga naar margenoot+Van anghst en noot bestreden,
| |
[pagina 199]
| |
Loopen nu hier, nu daer,
Soeckende rust en vreden,Ga naar margenoot+
En d’onrust is in haer.
Godt.
Ghy moet u neerstigh wachtenGa naar margenoot+
Als d’onrust u comt by,
Te volghen u ghedachten,Ga naar margenoot+
Maer denckt altijt op my,
In stilte sijn en hopen,Ga naar margenoot+
V cracht gheleghen is,
Mijn gracy staet u open,
Als ghyse niet loopt mis.
De Ziel.
Dat heb ick wel bevonden,
Dat door u Liefde soet,Ga naar margenoot+
Ghenesen ‘s herten wonden,Ga naar margenoot+
En d’onrust van ‘t ghemoed,
Och kond ick daer by blyven,
En hiel mijn sinnen stil,Ga naar margenoot+
En liet de werelt dryven,Ga naar margenoot+
Ghelijckse dryven wil.
Godt.
Het geen u can ghenesen
Is oock elcks medecijn,
Verderfs oorsaack moet wesen,Ga naar margenoot+
Dat sy niet achten mijn,Ga naar margenoot+
Can ick haer niet verwinnen,
Door noodingh in het hert,Ga naar margenoot+
Hoe souden dan u sinnen,
Ghenesen hunne smert.
De Ziel.
Ghedachten niet en baten,
Sy brengen quelling voort,Ga naar margenoot+
Maer die u Liefde vaten,
| |
[pagina 200]
| |
Door d’indruck van u woort,
Ga naar margenoot+Verblyden in ‘t gheloove,
Vereenen in ‘t ghebedt,
En connen soo verdooven,
Al wat hun hier belet.
Godt.
Laet dan ghestadigh blyven
In u mijn out verbont,
Ga naar margenoot+’k Wil in u herte schrijven,
Mijn aldersoetste gront,
Leeft daer mijn soet vereenen,
‘t Welck reyckt in d’eeuwigheyt,
Ga naar margenoot+’t Geen voormaels was in steenen,
Is nu in ‘t hert gheleyt.
De Ziel.
Ga naar margenoot+Den smaack van uwe minne,
‘t Bevinden van u goet
‘t Welck ghy u lief Vriendinne
Plant in het herte soet,
Ga naar margenoot+Treckt haer boven vermoghen
In u, o eeuwigh licht!
Dat sy blijft ingetogen,
En lieffelijck ghesticht.
|
|