't Geestelijck kruydt-hofken
(1631)–Anoniem Geestelijck Kruydt-hofken– AuteursrechtvrijOp de wijse: O Schepper fier, &c. | |
[pagina 171]
| |
‘t Staet in u hantGa naar margenoot+
Groot ofte sterck te maken,
Niemant en kan laken
‘t Geen ghy, o Heere doet,
Hoe wel ‘t verstant
Wel soeckt ander oorsaken,
Ghy hebt tot een baken
Ghestelt u Sone goet,
Wat is hem al overcomen,
Niemant hevet doen vernomen,
Dat als syn smaet,Ga naar margenoot+
Quam uyt bescheyden raet.
Liefd’ en wijsheyt,
De gront oorsaeck van allen,
Liet dese ghevallen,Ga naar margenoot+
Ordentlick comen voort,
Met sulck beleyt,
Dat yegelicks bestallen,
Niet en scheen te smallen,
Elck in zijn eyghen oort,
Elck een deed’ syn eygen wille,
‘t Scheen dat ghy u hant hielt stille,Ga naar margenoot+
Doch al haer werck,Ga naar margenoot+
Volbracht u oogemerck.
‘t Stont langh, alleensGa naar margenoot+
Of hy noch soud ontcomen,
Niemant wou verdomen,Ga naar margenoot+
Elck wiesch syn handen schoon,
Den sin oneens // Was onder den onvromen,
Niemant heeft vernomen,Ga naar margenoot+
Des lijdens edel croon,
V verborgen wijsheyts stralen,
Conden haer in ‘t hert niet dalen,
Seer onbedachtGa naar margenoot+
Elck u besluyt volbracht.
| |
[pagina 172]
| |
Hy can dan wel
Troost vinden in het lijden,
En daer in verblyden,
Die uwen Soon aensiet,
Hopende snel,
Op u handt ‘t allen tijden,
Die haest kan bevryden,
Hoe wel men ‘t niet en siet,
Ga naar margenoot+D’uytcomst was by u gevonden,
Eer hy ginck de werelt gronden,
Ga naar margenoot+Begin en endt // is u wijsheyt bekent.
|
|