't Geestelijck kruydt-hofken
(1631)–Anoniem Geestelijck Kruydt-hofken– AuteursrechtvrijOp de wijse: Verdwaelde Coninginne, &c.O Mensch ontsluyt u ooren,Ga naar margenoot+
Let eens op mijn ghewach,
Wilt eens met vlijt aenhooren
Tot u is mijn gheclach,
Waerom bent ghy // so vremt van my,Ga naar margenoot+
Wat heb ick doch bedreven,
Ontbreeckt u yet // dat weet ick niet,
Ick weet niet meer te gheven.
| |
[pagina 154]
| |
Ga naar margenoot+Van wien hebt ghy u leven?
V spijs en onderhout?
V sinnen daer beneven,
En al wat ghy beschout?
Waerom bent ghy // so vremt van my?
Ga naar margenoot+Can ick u niet versaden?
Wat schuylter doch,
Dat vraegh ick noch,
Dat ghy mijn gaet versmaden?
Ga naar margenoot+Heb ick de creaturen,
Niet tot u dienst ghestelt?
Maer siet hoe datse truren,
Om dat ghy haer soo quelt:
Waerom bent ghy // so vremt van my,
Ga naar margenoot+Ick send’ haer als ghetuyghen,
Ga naar margenoot+Haer stem die seyt // wy sijn bereyt,
Tot uwen dienst te buyghen?
Ga naar margenoot+Heb ick u niet vercooren,
Ga naar margenoot+Als Heer van al mijn goet?
Dees eer sou u behooren,
Ter eeren dies’ u doet,
Ga naar margenoot+Waerom bent ghy // so vremt van my,
En wilt van my niet weten?
Door al mijn daet // so blijft ghy quaet,
En blijft by u vergeten.
Ga naar margenoot+‘t Misbruyck van al mijn goeden,
Ga naar margenoot+Daer ghy veel schaad’ van kreegh,
Daer com ick u voor hoeden,
Dit heb ick staegh ghepleecht,
Ga naar margenoot+Waerom bent ghy // so vremt van my,
Ick soeck u sieckt te heelen,
Ga naar margenoot+Door medecijn // stil ick u pijn,
Ick magh u smart niet velen.
Ga naar margenoot+Ick heb u aen ghesproken
Ga naar margenoot+Door menigh schrift en mensch.
| |
[pagina 155]
| |
Niets niet heeft u ontbroken,Ga naar margenoot+
Ghy kreecht al na u wensch:
Waerom bent ghy
Soo vremt van my?
Cba ick u niet beroeren?
Sal dan mijn Geest,Ga naar margenoot+
Daer ghy van leest
V ziel niet eens op voeren?
In ‘t midden van u weelden,
In ‘t midden van u lust,Ga naar margenoot+
Dan sat ick al en queelden,Ga naar margenoot+
Mijn hert bleef ongherust,Ga naar margenoot+
Waerom bent ghy
Soo vremt van my,
Dat ghy dit niet wilt kennen?
Blijf ick u by // wanneer sult ghy
Eens weder tot my wennen?
Ick com u stadigh vrijen,
Door al dat u verheught,
En buygh mijn Coninghs knijen,
En bid’ u tot mijn vreught,Ga naar margenoot+
Waerom bent ghy, soo vremt van my,
Mijn tranen te verachten?Ga naar margenoot+
Wat voor een vrientGa naar margenoot+
Heeft soo ghedient,
En die soo langh gaet wachten?
Mijn drie-en-dertigh jaren,
Mijn Hemels vreught ghemist,
Mijn armoed’, mijn beswaren,Ga naar margenoot+
En al mijn doen, wat ist?
Waerom bent ghy // so vremt van my,
En neemt dit niet ter harten,
Mijn cruys, mijn noot?
Mijn bloet, mijn doodt?
En al mijn groote smarten?
| |
[pagina 156]
| |
Ga naar margenoot+Stelt eens mijn arm leden,
Ga naar margenoot+By rijckdom, wellust, pracht,
Ga naar margenoot+Mijn doornen croon daer neven,
By ‘t hooft vol quaets ghedacht,
Waerom bent ghy
So vremt van my
In hoochmoet soo gheresen,
Mijn hant en voet
Ghewont, bebloet,
Hoe kunje vrolijck wesen?
Ga naar margenoot+Wat heb ick al gheleden,
Voor al u groot misdaet?
En socht u ziels onvreden,
Te soenen door mijn raat,
Waerom bent ghy
So vremt van my,
Dees deught niet te beminnen,
Ga naar margenoot+V naestens sond // en zielen wond,
Met weldaet ‘t overwinnen.
Ga naar margenoot+Vergheeft ghy niet de schulden
Die u sijn aenghedaen,
Soo can ick u niet dulden,
Soo koet ick treurigh gaen,
Waerom bent ghy
So vremt van my,
Dat ghy niet wilt ghelooven,
Ga naar margenoot+Wie niet vergheeft // ghedurigh sneeft,
En wort van my verschoven.
Ga naar margenoot+Ghy cond my gantsch niet dienen,
Ga naar margenoot+Met een ghekloven haer
Ga naar margenoot+Hoe wel die menschen mienen,
Ga naar margenoot+’t Heel hart valt al te hart,
Waerom bent ghy
So vremt van my.
Ben ick niet heel verresen,
| |
[pagina 157]
| |
Dees vraagh erkout,Ga naar margenoot+
Of ghy wel woudt,
Ten halven sijn ghenesen?
Dit leert ‘t ghewas, de dieren,Ga naar margenoot+
Tot rijp sijn, yder toeft,Ga naar margenoot+
Niet een van al sal vieren,
Tot dat ghy haer behoeft,
Waerom bent ghyGa naar margenoot+
Soo vremt van my,
Dat ghy soo vremt gaet draeyen,
Met raeu en suur // en sonder vuyr,
V Heer weer soeckt te paeyen.
‘t Is vremt dat alle menschenGa naar margenoot+
Wel saligh willen sijn,
Doch slechts alleen met wenschen,Ga naar margenoot+
Maer ‘t is niet dan een schijn,
Waerom bent ghyGa naar margenoot+
Soo vremt van my,
Mijn wegh niet na te treden,
Hier vreemt veracht, in pijn versmacht,
Soo ‘t hooft is sijn de leden.
V welheyt hier te derven,Ga naar margenoot+
V selven heel ontvremt,
Om mijn, u lust te sterven,
Dit ist dat met my stemt
Waerom bent ghy // so vremt van my,
Dees doot hier niet te leeren,Ga naar margenoot+
De waerheyt wijstnal wat verrijst,Ga naar margenoot+
‘t Moet eerst ter doot sich keeren.
Singht niet om slechts te singen,
De saeck is al te waer,
Denckt ‘t sijn eeuwighe dingen,Ga naar margenoot+
Die roepen my van d’aerd’
Waerom bent ghy // so vremt van my,
V ziel soo kleyn te achten,
| |
[pagina 158]
| |
|