't Geestelijck kruydt-hofken
(1631)–Anoniem Geestelijck Kruydt-hofken– AuteursrechtvrijNa de wijse: VVaeckt op, waeckt op, ‘t is, &c.1 Roept den Heere der Heeren aen,Ga naar margenoot+
En wilt hem niet vergeten // vergeten,
2 Blyvet volstandigh bu hem staenGa naar margenoot+
Al wort ghy nu gesmeten // gesmeten.
* Wilt u doch lyden met gedult,
3 En uwen kruyce dragen // ja dragen,Ga naar margenoot+
Lyden nu so ghy lyden sult,Ga naar margenoot+
Dat sal u Heer behagen // behagen.
4 * Wilt nu voor hem ootmoedigh zijn,Ga naar margenoot+
En u ter neder buygen // ja buygen,
5 Wt lyden, smert, en uyt gepijnGa naar margenoot+
So sult ghy Honig suygen // ja suygen.Ga naar margenoot+
6 * Al gaet ghy nu al door dat vyer,Ga naar margenoot+
En moet tot asch verbranden // verbranden:
Swijght stil, en maket geen getier,
Doet so u offerhanden // off’rhanden.
7 * Ghy moet nu daer onder heenGa naar margenoot+
En laten u vertreden // vertreden:
8 Swijcht stil, en maket geen geween,Ga naar margenoot+
So komt u ziel in vreden // in vreden.
| |
[pagina 36]
| |
Ga naar margenoot+9 * Want door lyden en verdriet
So gaetmen in die vreugde, die vreugde,
Ghy en kryget doch anders niet
Die peerlen schoon van deughde // van deughde.
* Dagh ende nacht so moet ghy hier
Lyden ende verdragen // verdragen,
Ga naar margenoot+10 Met eenen moede bly en fier
Voort-gaen al sonder klagen // klagen.
Ga naar margenoot+11 * Een kroone schoon van goude jent,
Ga naar margenoot+Sult ghy u so bereyden // bereyden:
Wilt verwachten in ‘s Hemels Tent
Al in der eeuwigheydenneeuwigheyden.
* Daer sal vreught en genoeghte zijn,
Geen tong en kan ‘t uytspreken // uytspreken,
Een eeuw’ge melodye fijn,
Daer en sal niet gebreken // gebreken.
Ga naar margenoot+12 * Noyt oogh en heeft de vreucht gesin,
Gheen hart en kan ‘t insincken // insincken,
De vreughde die daer sal geschien,
O wilt dit wel bedincken // bedincken.
Ga naar margenoot+13 * De straten zijn van louter gout,
Daer op men gaet spanceren // spanceren,
Sy is soo kostelijck gebout,
Niemand en kant ‘t gronderen // gronderen.
Ga naar margenoot+14 * Haer vreugde die en neemt geen endt,
Maer sy sal eeuwigh duren // ja duren,
Het stet soo vastelijck geprent
In Ierusalems muren // muren.
|
|