Een geestelijck liedt-boecxken
(1616)–Anoniem Geestelijck liedt-boecxken, inhoudende nieuwe liedekens– Auteursrechtvrijinhoudende nieuwe Liedekens, nu anderwerf ghedruckt, verbetert ende vermeerdert met eenige nieuwe Leysenen, nae ghelegentheyt der Hooghtijden
[Folio F6r]
| |
Een Geestelijc Liedt.Op de voys Van den Haselaer boom. Oft, In Oostenrijck daer leyt een slot.
HOe deerlijck veel hen selfs verleydt Ga naar margenoot+
Waer zijn wy meest toeghecomen? Ga naar margenoot+
Die sonder liefd en Godtvruchtighheyt,
Meenen ten Hemel te comen.
Dat hooghst gebot, dat Godt ons gaf Ga naar margenoot+
Dat was de liefde verheven,
Hoe weynigh weet men nu hier af,
Waer gaen wy ons toe begheven?
Elck een die prijst de deughde schoon,
Maer wie gaet die hier beleven?
Dan diese doet oprecht en vroom, Ga naar margenoot+
In de daghen van sijn leven.
De deught die is een heblijckheyt Ga naar margenoot+
Vant goede, reyn tot den goeden
Die men gheniet door suyverheyt
Van herten, en diep ootmoede.
Men vindt voorwaer geschreven claer Ga naar margenoot+
(Om deughden wel te becleden)
En hebt niet lief de weerelt swaer,
Besnoeyt u herten en leden.
Want 'tis niet dan begeerlijckheyt Ga naar margenoot+
Des vleys, tot wellust der sinnen,
Verwaentheyt en hovaerdigheyt
In die de weerelt beminnen.
De weerelt vergaet in corten tijdt, Ga naar margenoot+
| |
[Folio F6v]
| |
Wat sal de Mensch dan beginnen,
Als hem de doodt op comt subijt,
Met veel onrustigheyts van binnen.
Ga naar margenoot+Tis wel een wijs knecht die nu waect,
Teghens dat sijn Heer sal comen,
Daer van de Bruyloft (hier nae haeckt)
Om den weldoender te lonen.
Ga naar margenoot+Ay goede knecht wijs en ghetrou,
Gaet in de blijtschap uws Heeren,
Dat sal hy dan segghen als nou
Soo hy ons selven gaet leeren.
Ga naar margenoot+Princen, Godt die is soo bereydt,
Die tot hem comt te ontfanghen:
Want hy hier niemant en ontseyt,
Die tot hem sucht met verlanghen.
|
|