Een geestelijck liedt-boecxken
(1616)–Anoniem Geestelijck liedt-boecxken, inhoudende nieuwe liedekens– Auteursrechtvrijinhoudende nieuwe Liedekens, nu anderwerf ghedruckt, verbetert ende vermeerdert met eenige nieuwe Leysenen, nae ghelegentheyt der Hooghtijden
[Folio C7v]
| |
Ga naar margenoot+ WIlt nu aenhooren, wie dat ghy zij,
Comt u te vooren, een strijt subijt
Van dat ghedaen u, en na bedocht,
Qualijck vergaen is, u t'lyden brocht,
Ga naar margenoot+In u ghemoet (also onsoet)
gaet met der spoet, sien waert hert is verknocht.
Die sinlijckheyt, die so verblint
Ga naar margenoot+ Vwe ziel verleyt, so sy bemint,
De creatueren, door een qua lust,
door 'tmeer begheeren heel ongheblust
Ga naar margenoot+ Daer van dat hert, comt menigh smert,
Dat so verwert, van binnen vol onrust.
Ga naar margenoot+Siet al 'tverkiesen, dat ist alleen,
En doet verliesen, de rust ghemeen,
Het wroeghen, voelt ghy in u gront,
door quaet ghenoeghen, dat so diep wont
Ga naar margenoot+dat men dick soeckt, in menigh hoeck
dat is wel goet, alst uyt een kennis comt.
Ga naar margenoot+Schout ende vliet, te sien op persoon
Alst niet gheschiet, in reynheyt vroom,
dat u verlicht, en oock verblijt,
siet alle uyt-sicht, dat maeckt de strijt
Ga naar margenoot+ dus weest ghy doch, 'tbesloten Hof,
En gy sult noch, hier voor wel sijn bevrijt.
Ga naar margenoot+Gehoorsaem zijnde, comt wilt verstaen
Ga naar margenoot+ Laet u ontbinden, 'twert u gheraen
Ga naar margenoot+'Tbeswaert ghemoede, dat u hier quelt
Ga naar margenoot+ Al met der spoede, so gaet en melt
V droefheyt swaer, voor Gods dienaer,
Die macht voorwaer, hy is van Godt gestelt.
| |
[Folio C8r]
| |
En wilt niet vreesen, hoe ghy doen sult Ga naar margenoot+
Ghy wordt ghenesen, voldoet u schult,
Voldoet de kennis die u daer leydt,
Der zonde schennis, eerst wel beschreyt, Ga naar margenoot+
Voor Godt diet siet, 'tis u gheniet,
Als dit geschiet door sijn liefd en goethz.
En wilt inkeeren, in u grondt sien, Ga naar margenoot+
V hert verneeren, schouwen en vlien,
Oock qua ghewoont en affecty mee:
Want sulcx by comen maeckt quade stee,
In de natuer u naest ghebuer, Ga naar margenoot+
'twert hem die suer, die hier diep is in zee.
Kent u ghedachten al eer ghy gaet, Ga naar margenoot+
En wilt u wachten, vant veynsen quaet,
De ooghjens luycken, in u grondt vliedt,
Een 'thertgen sluyt voor Godt diet siet:
Laet daer de mondt, tuyghen goet rondt Ga naar margenoot+
Ghy wort gesont, bevrijt van u verdriet.
Maert cort besluyten, veel woorden mijt Ga naar margenoot+
Door sulck virtuyten en wint den tijdt,
Seght u beswaren, en swijght soo niet, Ga naar margenoot+
Wilt vry verclaren, dat is gheschiedt,
Soo cort ghy meught, dat is een deught,
Diet hert verheught, alst u de waerheyt hiet.
Prins en Princes, de liefd bewaert, Ga naar margenoot+
V schulden vermelt, een ander spaert,
Soeckt geen behagen, seght niet te veel,
Noch veel te claghen van u ghequeel,
Vrydt u ghemoet, door rechte boet, Ga naar margenoot+
De liefde soet, is dit hier sijn beveel.
|
|