Een geestelijck liedt-boecxken
(1616)–Anoniem Geestelijck liedt-boecxken, inhoudende nieuwe liedekens– Auteursrechtvrijinhoudende nieuwe Liedekens, nu anderwerf ghedruckt, verbetert ende vermeerdert met eenige nieuwe Leysenen, nae ghelegentheyt der Hooghtijden
Een Geestelijck Liedt, van De acht Saligheden.Op de voys: Met gantscher bedruckten herten.psal.32.3 DIe hier leven en Godt minnen
Werden in den geest verblijdt,
En naevolgers zijn van binnen,
Phil.4.4. Godt verlicht haer soo subijt,
Ghelijck Iesus die scharen
Ga naar margenoot+ Leert int openbaer,
(Als die schriftuer voorwaer,
Ga naar margenoot+ Tuyght) wie saligh waren,
Dit gingh hy hen verclaren,
Ga naar margenoot+ Gelijckmen hoort hier naer.
Saligh zijn die arm van gheeste,
Ga naar margenoot+ 'tRijck der Hemelen hoort hen fijn,
Neyght daer in minst en meeste,
Ga naar margenoot+ Want daet licht uyt Gods aenschijn,
Daer wy in ghenesen
Door sijn liefd' ghepresen,
Ga naar margenoot+ Ons hier bewesen claer,
Ga naar margenoot+ Christus hoogh gheresen,
Ga naar margenoot+ Comt verlossen desen
Ga naar margenoot+ Al die hem volghen naer.
| |
[Folio B5r]
| |
Saligh sullen sy oock wesen Ga naar margenoot+
Al die hier sachtmoedigh zijn,
En die Godt van herten vresen Ga naar margenoot+
Ghelaten tallen termijn,
Dese zullen leeren, Ga naar margenoot+
In liefde verkeeren,
Met vreught en blijtschap daer, Ga naar margenoot+
Deughden te vermeeren,
Godt en haren Naesten eeren, Ga naar margenoot+
En volghen hem hier naer.
Saligh zijn die droefheyt draghen Ga naar margenoot+
Die nae Godt is anders niet, Ga naar margenoot+
Arm rouwigh in haer daghen Ga naar margenoot+
Met een goet betrouwen siet,
Gaen vroegh ende spaden Ga naar margenoot+
Tot den throon der ghenaden,
Door d'eenigh Middelaer, Ga naar margenoot+
Die verlost van quaden,
Voor-comt met sijn weldaden, Ga naar margenoot+
Al die hem volghen naer. Ga naar margenoot+
Al die honger en dorst hebben, Ga naar margenoot+
Nae rechtveerdigheyt uyt hem,
Sal Godt salicheyt toe legghen,
Volgend t'hooren sijnder stem, Ga naar margenoot+
Die seer soet int raden Ga naar margenoot+
Roept, comt ghy beladen Ga naar margenoot+
Met uwen zonden swaer:
Ick sal u ontladen, Ga naar margenoot+
Vergheven en versaden
Al die my volghen naer. Ga naar margenoot+
Siet die barmhertigh leven, Ga naar margenoot+
Saligh zijn die oock ghenoemt, Ga naar margenoot+
| |
[Folio B5v]
| |
Ga naar margenoot+ Godt comt barmhertigh teghen,
Die uyt reyne liefde comt,
Ga naar margenoot+ Sijn Naesten te baten,
Daer hy is verlaten
In ziel of lichaem waer,
Siet Godt sal vermaken,
Ga naar margenoot+ Die soo in liefde blaken,
En volghen hem hier naer.
Ga naar margenoot+Saligh zijn de reyn van herten
Want sy sullen oock sien,
Ga naar margenoot+ Al lijden sy van binnen smerten,
Ga naar margenoot+ Met Godt draghen syt allien,
Van binnen ghelaten,
Met een stadigh haken
Nae Godt, tis openbaer,
Wie hier toe wil raken,
Die moet sijn selfs versaken,
En volghen hem hier naer.
Ga naar margenoot+Salich zijnse wilt onthouwen,
Die nu hier vreedsamigh zijn,
Want sy sullen me aenschouwen,
In de glorie Gods aenschijn,
Al zijnse hier verschoven,
Nochtans sullens hier boven
Met Gods kinderen eenpaer
Dancken ende loven
Ga naar margenoot+ Door liefd', hoop, en tgheloven,
En 't volghen hem hier naer.
Ga naar margenoot+Princen laet u niet verdrieten
Hier rechtvaerdigh wat ghy lijdt,
Want Godt sal den brandt uytgieten,
Ga naar margenoot+ Weest al in den gheest verblijdt.
| |
[Folio B6r]
| |
Godt seyt 'tons te voren, Ga naar margenoot+
Dat sijn uytvercooren,
Vervolgt zijn voorwaer, Ga naar margenoot+
Wilt haer al na spooren
Die zijn stem hier hooren Ga naar margenoot+
En volght hem also naer.
|
|