Een geestelijck liedt-boecxken
(1616)–Anoniem Geestelijck liedt-boecxken, inhoudende nieuwe liedekens– Auteursrechtvrijinhoudende nieuwe Liedekens, nu anderwerf ghedruckt, verbetert ende vermeerdert met eenige nieuwe Leysenen, nae ghelegentheyt der Hooghtijden
Een Gheestelijck Liedt,op de voys: Die Nachtegael die songh een liet.
Ga naar margenoot+ WIlt sijn verblijt, wie dat ghy zijt,
V haestigh spoet,
Danckt Godt altijt, met groot jolijt,
Ga naar margenoot+ Van alle goedt,
Dat ons nu comt te vooren,
| |
[Folio B3r]
| |
Gaet hooren, Ga naar margenoot+
Siet hoe vermaert, Godt hem verclaert,
Wt eenen Maeght ghebooren.
Ghy menschen siet, hoe Godt uytgiet, Ga naar margenoot+
Sijn goetheyt snel,
Gaet en besiet, wat u gheschiet Ga naar margenoot+
Weest niet rebel,
De waerheyt suldy hooren,
gaet spooren,
Daer schijnt een licht, uyt sijn aen-sicht Ga naar margenoot+
Hoeghy sult werden herbooren. Ga naar margenoot+
Als Gancxkens teer, door soet in-keer
In uwen gront,
V hert buyght neer, aenbidt u Heer, Ga naar margenoot+
Die t'aller stont,
Sijn Schapen uytvercooren,
Wil hooren, Ga naar margenoot+
Hoe't u gheschiet, wilt croenen niet
Ghy wort in hem herbooren.
Al door den gheest, minst ende meest Ga naar margenoot+
V wel besint
En door het vleesch, dat u voor dees Ga naar margenoot+
Dick heeft verblint,
De Sone Gods te hooren,
Verlooren,
Tot hem weer keert, als hy u leert, Ga naar margenoot+
So wordt ghy nieu herbooren. Ga naar margenoot+
Sijt simpel pleyn, als kinderen cleyn Ga naar margenoot+
In diep ootmoet,
Van herten reyn, met Godt ghemeyn
In liefden vroet. Ga naar margenoot+
| |
[Folio B3v]
| |
Opent u hert en ooren,
Te vooren,
Ghy sult certeyn, door Godt alleyn,
In hem werden herboren.
Ga naar margenoot+Een onbecommert, en lof-hertigh
Vry ghemoet,
Een ziel vol liefd', aendachtig
Inghekeert en soet,
Ga naar margenoot+ Dat sal hem niet verstooren
Met tooren,
Al uyt dien gront, so schijnt terstont
Hoe ghy nu zijt herbooren.
Ga naar margenoot+Princersse goet, nu smaeckt hoe soet,
Dat is de Heer,
Die u ziel voet, al met sijn bloet,
Ga naar margenoot+ En lichaem teer,
En door sijn woort almaechtigh
Seer crachtigh,
Ga naar margenoot+ Wat u gheschiet, vergheet doch niet,
Dees weldaet zijt ghedachtigh.
|
|