Geestelijcke harmonie(1637)–Anoniem Geestelijcke harmonie– Auteursrechtvrijvan veelderley ende uytghelesene soo oude als nieuwe Catholijcke Kerckelijcke Lofsanghen, Leysenen ende Liedekens, op die principaelste Feesten en getijden des Iaers, die men in’t Vorstendom Cleve by den Catechismus singht Vorige Volgende CXIII. Die tweede Boetpsalm. Beati quorum remissae. &c. Psal. 31. O salich sijn die menschen al, Die haer misdaden boos getal, Van u vergeven is o Heer, Haer sonden werden dan niet meer, Haer toe gerekent eewiglijck Maer gans bedeckt genadiglick. D’wiel ick woud swijgen immermeer, Is mijn gebeens versmachtet seer, Van mijnes huylens sware klagh Dat ick schier deedt den gantsen dagh, Dan u handt, drongh op my met acht, Lagh op my swaerlick dagh en nacht. My was ontronnen alle kracht, Verdorret was mijns levens macht, Van wegen mijnes hertzens leidt, Verginck in my myn vochticheyt, Doe heb ick u gemaeckt bekant Mijn overtreedingh veelerhant. Wat booses ick bevandt aen my, Des heb ick geen verhalden dy, Ick sprack; Godt wil ick tegen my, Mijn sond bekennen puer en vry. Daer op die overtreding mijn, Van u my Heer, verlaten sijn. Hieromm u Heiligenm et flijt, Sullen bidden tot goeder tijdt, En u in angsten roepen aen, Wyl by u genaed men vinden kan. [pagina 163] [p. 163] Des sullen sy wel seker sijn, Als waterstromen breecken in. Ghy sijt mijn scherm en schilt in strijt, Die my omvangt in booser tijdt, In al mijn pijn en smerten groot, Sijt ghy mijnen vertroster soet, Ghy sult my geven vreugden sangh, En helpen my wt alle dwangh. Komt hier, spreeckt der Heer verheven, Ick sal u al verstandt geven, En wijsen u die wegen mijn, Daer op gy wel sult gaen herin, Mijn oogh sal op u achtingh slaen, En u met raet wel voeren aen. Weest niet als Peert en Muil’ int landt, Die gantslick hebben geen verstandt. Doch die gelijck die beesten sijn, En Heer, tot u niet willen sijn, Die dwingt den mont, na haeren arth, Met toomen en bintselen hart. Godt parst die sonders int gemein, Met velen plagen swaer certein. Doch die getroost met stercken moet, Op hem sich gants verlaten doet, Dan wordt die bermhertigheyt sijn, Vryndtlicker wys ontfangen fijn, Erfreuwet u ghy stromen schaer, Weest vroo in den Heern allegaer, Verblijt u hertelick nu ter tijt, Die ghy oprecht van herten sijt, Weest frolick voor hem altemael, Singt lijdelick met freuden schal. Vorige Volgende