Geestelijcke harmonie(1637)–Anoniem Geestelijcke harmonie– Auteursrechtvrijvan veelderley ende uytghelesene soo oude als nieuwe Catholijcke Kerckelijcke Lofsanghen, Leysenen ende Liedekens, op die principaelste Feesten en getijden des Iaers, die men in’t Vorstendom Cleve by den Catechismus singht Vorige Volgende XCII. Paradijs Vogel. Liedekens van alle Godts lieve Heylighen. Een Liedeken van alle Heyligen. Ghy Heylige Godes vriendt, Hoe hooch heeft u die Heer ge-eert, Dat ghy in Hemel hebben kundt, Alles wat daer u hert begeert, Ghy hebt by u dat hoochste goet, En oock allen wellusten vloet, Welck altijt verblijdt uwen moet. [pagina 129] [p. 129] Ghy lichtet als der Sonnen glants, Nu in dat eewige leven, V klaerheyt is perfeckt en gants, En heeft u heerlijck omgeven, Saligh sijt ghy tot aller tijt, D’wijl ghy int huys des Heeren sijt, En prijset hem met allen vlijt. Christus heeft u dat rijck bereyt, Dat ghy etet van sijnen disch, En drincket in der saligheyt, Godes gnaed altijt nieuw en frisch, O hoe lustigh moet het wesen, Daer ghy van Godt wtgelesen Van allen druck sijt genesen. Den winter kout noch duyster nacht, Sietmen niet meer daer regneren, Men siet u daer met grooter macht, Herschen en triumpheren, Ghy blijft altijt in deser jeucht, Met alle welluste verheucht Dit is het loon van uwe deucht. Wie soud doch kunnen vertellen, Als u vreucht in dat eewigh rijck? Ghy sijt daer al sonder quellen, Sonder pijn en vrees eewiglijck, Geen doodt kan u aenspringen daer, Godts aengesicht aenschout ghy claer, Dat is u hoochste goedt voorwaer. Nu bidden wy u al gelijck, Ghy willet ons gnaed verwerven, Dat wy komen int Hemelrijck, By Godt na onse afsterven, Roept voor ons Godt den Heeren aen, [pagina 130] [p. 130] Helpt ons den vyant wederstaen, Dat wy dat eewigh wee ontgaen. Vorige Volgende