Geestelijcke harmonie(1637)–Anoniem Geestelijcke harmonie– Auteursrechtvrijvan veelderley ende uytghelesene soo oude als nieuwe Catholijcke Kerckelijcke Lofsanghen, Leysenen ende Liedekens, op die principaelste Feesten en getijden des Iaers, die men in’t Vorstendom Cleve by den Catechismus singht Vorige Volgende LXIIII. Vita sanctorum decus Angelorum. Christe der Engelen en leven der vromen, Die den knecht des doodts, door dijn doodt seer machtig, Hebt overwonnen, sonder eenich schromen, voor ons warachtich. Tu tuo. Wilt doch u dienaers die sich seer verblijden, In u victory, gnadighlijck bewaren Dewijl dat Paschen nu by alle luyden, Is hooch verkoren. Pascha. [pagina 90] [p. 90] Paeschen daer in ghy wt der hel weer komen, En met veel anderen van den doodt verresen, Boven die sternen met u vleesch geklommen. Sijt Heer gepresen. Nunc. Nu in die hoochste locht ghy heel verheven, Boven die Hemels sit een Godt almachtich, Ghy die gericht wert, sult het oordeel geven, Over ons krachtich. Corda. Nu wilt o Christ onsen Geest op trecken, En wilt ons hertzen oock hier boven stellen, In die verrijsnis wilt ons oock verwecken, Niet tot der hellen. Hoc Pater. Dit wilt ons Christe met den Vader geven, En met u beyder Geest eewigh verheven, Dat wy in vreugden met u mogen leven, Tot aller eewen. Vorige Volgende