Geestelijcke harmonie(1637)–Anoniem Geestelijcke harmonie– Auteursrechtvrijvan veelderley ende uytghelesene soo oude als nieuwe Catholijcke Kerckelijcke Lofsanghen, Leysenen ende Liedekens, op die principaelste Feesten en getijden des Iaers, die men in’t Vorstendom Cleve by den Catechismus singht Vorige Volgende LIII. Een nieu Liedt van die seven woorden Christi aent cruys gesproken. Daer Iesus aen den Cruytse stont, En hem sijn lichaem was verwondt, Met bitterlijcke smerten. Die seven woorden die Iesus sprack, Die betracht in uwe herten. Hy sprack voor eerst seer lieffelijck, Tot sijn Vader van Hemelrijck Met krachten en met sinnen. Vergeeft Vader, sy weten niet Wat sy aen die bermherticheydt, Die Godt den moorder met gedeylt, En sprack seer genadelijcke: Voorwaer ghy sult huyd by my sijn In mijnes Vaders rijcke. Sijn Moeder heeft hy oock bedacht Als hy dat derde woordt haer gaf: Vrouw wilt u Soon beschouwen. Ioannes neemt u Moeder waer, Laet dit u niet berouwen. Dat vierde woort nu hooret aen: Een dorst is my seer aengegaen, Riep hy met heller stemmen, Dat heyl der menschen ick begeer. Och mocht ick dat volbrengen! Ten vijften riep hy in grooter pijn: Ach Godt, ach Godt, Heer Vader mijn [pagina 76] [p. 76] Hoe hebt gy my verlaeten? Dat ellende dat ick lijden moet Is groot al sonder maeten. Dat seste was een krachtich woort, Dat veele sondaer oock verhoort, In haer doodtlijcke wonden: Het is volbracht mijn tijden groot Alhier in deser stonden. Dat letste woort: met groot begeer In uwe handt mijn geest beveel: Als ick als nu sal sterven, Ghy woudt den Sondaer genadigh sijn, En laeten niet verderven. Wie Iesus pijn in eeren heldt, Die seven woord oock dick vermelt, Den wilt der Heer verheven Op eerden hier tot sijn genaed, En naemaels t’eewigh leven. Vorige Volgende