Geestelijcke harmonie(1637)–Anoniem Geestelijcke harmonie– Auteursrechtvrijvan veelderley ende uytghelesene soo oude als nieuwe Catholijcke Kerckelijcke Lofsanghen, Leysenen ende Liedekens, op die principaelste Feesten en getijden des Iaers, die men in’t Vorstendom Cleve by den Catechismus singht Vorige Volgende [pagina 5] [p. 5] Kersnachtsche Nachtegael. I. Voorbereydingh tot Kersmis inden Advent. Veni Redemptor gentium. Komt o Heylant der Heyden goet, Toont die geboort der Maghet soet. Verwondert u ghy werlt befaemt, Want God so een geboort betaemt. Non ex. Niet wt den bloet oft manlick saet, Worden Godts woort vleysch wonderlick, Des lijfs vrucht bloeyden suyverlick. Alvus. Die suyver Maghet worden swaer, Noch bleeff sy een Maghet eerbaer, Der deuchden vaentjens lichten schoon, Dan Godt is daer in sijnen thron. Procedens. Hy comt wt sijn slaepcamer net, Van des Konings hof onbesmet, T’weer natuer en art een Heldt Sijn wech te loopen wel gestelt. Egressus. Sijn komst is van den Vader heer, Na hem is oock sijn wederkeer, Tot inder hellen diep hy daelt, Climt weer ten hemel met gewelt. Aequalis. O Soon des Vaders schoon gedaen, Het cleet des vleisch wil trecken aen, Ons lichaems cranckheyt sonder macht, Versterckt genadich door u cracht. Deo patri. Lof en glori inden hoogsten throon, Sy God den Vader en den Soon, Den heyligen Geest te gelijck, [pagina 6] [p. 6] Op eerden als in hemelrijck. Amen. Vorige Volgende