[Nummer 31]
Dit nummer
Gard Sivik is altijd een tijdschrift in beweging geweest. In de afgelopen zes jaargangen maakten redakteuren van het eerste uur regelmatig plaats voor nieuwe talenten. Sinds in maart '55 het eerste nummer uitkwam, debuteerden in dit blad meer jonge schrijvers dan in vergelijkbare periodieken. Ook het uiterlijk veranderde, van jaar tot jaar.
Wij hebben met ingang van deze 7e jaargang het formaat, het omslag, de opmaak en de redaktionele formule grondiger gewijzigd dan vroeger het geval was. Niet toevallig. De oude vorm beantwoordde niet aan de literaire vernieuwing die zich al in vorige nummers aankondigde.
Toen wij ontwerper Leendert Stofbergen en fotograaf Egbert Munks om hun vaste medewerking vroegen, dachten wij aan de lezer. Lezers zijn van oudsher in de vaderlandse literaire wereld vaak vergeten personages, en dat bleef niet zonder gevolgen. De malaise waarin de ‘little magazines’ in dit taalgebied sinds jaar en dag verkeren, is, behalve aan hun zelden onverwachte inhoud en hun passieve redakties, vooral te danken aan hun moedeloze uitvoering. Hopelijk geeft een generatie van nieuwe lezers de uitgever en ons gelijk.
Tien pagina's van dit nummer zijn gewijd aan een ‘candid conversation’ met Willem Frederik Hermans, waarin hij zichzelf en Nederland compromisloos portretteert. Het is de neerslag van een 4 uur lange bandopname, waarvan de uitgetikte tekst 96 foliovellen besloeg. Ondanks vijftien jaar emancipatie - in '47 verscheen De Avonden, in '48 De tranen der acacia's - is erotiek in de literatuur beneden èn boven de Moerdijk nog steeds verdacht. De tijdschriftredaktie die daar anders over denkt, is geperverteerd of op schandaal belust. Wij zijn de laatsten om dat tegen te spreken: voor de rubriek Anoniem 20ste Eeuw kozen wij ditmaal de klassieke pornografische roman van deze eeuw, Histoire d'O, door Freddy de Vree deskundig en informatief ontleed.
De nieuwe poëzie, die royaal gaat bijdragen tot het a.s. rumoerige seizoen voor de lauwe letteren, is vertegenwoordigd met de laatste cyclus, in vijftien delen, van Hans Verhagen en de serie Fighters van Armando, zes amerikaanse gedichten, geënt op de bokswereld.
Ook de overige 18 pagina's - Brieven aan de redaktie; postuum zelfportret van Albert Camus; de nieuwe rubriek Aktualiteiten; kritiek op Remco Campert, op het ‘ikjes sprokkelen’ in de literatuur en op Herman Teirlinck - nodigen u uit tot bijval of tegenspraak.