| |
| |
| |
gust gils
de slaap der gedrukten (papieren tweeakter)
Personages
treden op, in deze volgorde:
De Knipper, | een man van middelbare leeftijd. Ouderwetse kantoorachtige kleding, |
Personage A | en |
Personage B, | mannen van onbestemde leeftijd. Een soort van tipografiese geesten, gekostumeerd in uitsluitend witzwart: krantenkleuren. De motieven op hun kleding zijn de sterk (wel 100 maal) vergrote details van een willekeurig fragment krantenpapier; iets wat lijkt op letters (zonder dat een tekst herkenbaar wordt), de raster van een stuk foto. Witzwart dat bij voorkeur wordt voortgezet in de makiljage van hun gezicht en handen. Dit alles vaag genoeg om hun interpretasiemogelijkheden niet te belemmeren, ze moeten in de loop van het spel voor allerlei uiteenlopende personages kunnen doorgaan. Daarom zijn ze wat onduidelijk, als een afdruk van een halfversleten klisjee op te poreus krantenpapier.
Mocht het wenselijk blijken hun zichtbaarheid te beperken tijdens de plaatselijke blackouts in hun speelruimte, dan kan de rugzijde van hun kostumering helemaal of zo zwart mogelijk gehouden worden.
N.B. De twee vertolkers mogen van ongeveer gelijke gestalte zijn; is er een opvallend verschil, dan moet de grootste van de twee de rol van B vertolken. |
treden niet op:
Loulou Frigidaire, verouderde pinup. |
Meneer Houtklaas, in leven hoofd van een knipselburo. |
| |
Dekor
Simultaandekor: rechter ⅓ het knipselburo, linker ⅔ het aksieterrein van Personages A en B. Deze twee vakken zijn scherp van elkaar gescheiden:
De linkerruimte (die zo donker mogelijk moet kunnen gehouden worden wanneer A en B - die nooit het toneel verlaten - er niet aan spel zijn) is volledig zwart, ook de zoldering (indien aanwezig) en de vloer; dit zwart is lijnrecht afgebakend van het zeer gewone, realistiese (kontrast met de irreële kaalheid van het zwarte deel!) kantoorinterieur van het Knipselburo: rechts vooraan de werktafel van de Knipper. Tegen de muur een scheurkalender. Daarachter een deur. Daarachter een kapstok. De overblijvende ruimte in fond is gevuld met stapels kranten, tot manshoogte of hoger; als daarboven maar, tegen de muur, een ronde klok zonder wijzers zichtbaar blijft. Boven de tafel een groene kaplamp. Op de tafel: stapel kranten, lijmpot, en een soort van rek - zoals een stempelrek maar groter - waarin een reeks scharen van diverse formaten, van haagschaar tot minuskuul nagelschaartje. Vóór de tafel een prullenmand.
| |
Tijd van de handeling
de kantooruren van een doorsnee knipselburo.
| |
Bericht
Bestaande personen & toestanden zijn zelf verantwoordelijk voor de gelijkenissen die zij mochten ontdekken.
| |
| |
| |
Ie bedrijf
1
(Bij het opgaan van het doek is het toneel donker en leeg, dwz. op de Personages A en B na, die zich ophouden in hun zwart gebied, roerloos zoals steeds wanneer ze niet in de aksie betrokken zijn, en hier nog in zeer statiese houdingen: B ligt in profiel op zijn rug, A staat erachter, strak in houding naar de zaal toegekeerd; ze zijn hier nog niet meer dan voorwerpen.
De klok slaat éénmaal. Tegelijkertijd gaat de zijdeur open, de Knipper doet een snelle stap naar binnen.)
(nog in donker)
PUNKtueel, aha! Zoals elke morgen.
(hij maakt licht boven zijn tafel. Neemt kromme pijp uit mond, steekt ze in zijn jaszak)
Niet roken tijdens diensturen, zegt meneer Houtklaas. Brandgevaar.
(hij hangt zijn jas en bolhoed aan de kapstok. Komt in de richting van zijn tafel, langzaam handenwrijvend. Neutrale toon)
Alweer een nieuwe dag. Knip knip.
(gaat blaadje van kalender scheuren, werpt het in prullenmand. Reeds afgekeerd, bedenkt zich, bekijkt kalender krities, gaat terug, scheurt er nog een af, aarzelt, laat het daarbij)
Hm. Dat lijkt er beter op. Zo moet het maar gaan in elk geval.
(aan zijn tafel. Zoekt een schaar uit, beproeft de scherpte op zijn duim, knipt enkele malen in de lucht)
Knip knip. Ha ha. (krijgt stapeltje brieven vóór zich in 't oog) De morgenpost? Verdomd... rotkarweitje... Ach, laat ik hem maar eerst wegwerken.
(opent snel alle brieven achter elkaar met de schaar. Haalt één brief uit zijn omslag)
Parijs, de...
(ongelovige blik op zijn scheurkalender)
27 december? Nee maar! Waar haalt de man het uit?
(bedenkt zich even, haalt schouders op, gaat twee of drie blaadjes van zijn eigen kalender, waarop het nog wel een maand of vier vijf vroeger is, afscheuren. Terug aan zijn tafel)
Zo. Laten we niet overdrijven! Parijs de 27ste desember, mij goed als u het zo wil heten - aan het Knipselburo Houtklaas enzovoort; Mijne heren. Bijna vier weken zijn verlopen sinds mijn roemrijke zegepraal bij Austerlitz. Tot mijn niet geringe verbazing kreeg ik totnogtoe geen enkel krantenknipsel over deze veldslag toegezonden. Vermits het mij uitgesloten lijkt dat dit belangrijke historiese voorval onbesproken bleef in de kranten, moet ik wel tot
de konkluzie komen dat uw firma de voortreffelijke klant die ik ben verwaarloost. Ik verzoek u met aandrang, uw nalatigheid zo spoedig en zo volledig mogelijk te herstellen. Hoogachtend, Napoleon.
(Knipper gooit brief neer, woedend)
Is het niet erg? Sommige mensen lezen gewoon de kleine tekst van hun kontrakt niet. Denken zeker, omdat ze keizer zijn... Veldslag! Veldslag! Voor de honderdste maal, de firma Houtklaas bezorgt geen knipsels uit de sportpagina meneer!
(verfrommelt brief, werpt hem in prullenmand. Neemt volgende brief)
Antwerpen,...
(kijkt naar scheurkalender)
alweer zo'n gekke datum... Enfin. Hooggeachte heer. Hoewel reeds drie maand verstreken zijn sinds het verschijnen van onze jongste roman ‘Het heengaan van Jeremias Luyder’, mochten wij totnogtoe geen enkel dagbladknipsel hieromtrent van u ontvangen. Dit diepmenselijke werk van onze hand kan niet zonder vermelding gebleven zijn in de bevoegde pers, wij weten wel beter; wij hopen dus te mogen aannemen dat het hier een onverklaarbare nalatigheid betreft en niet
| |
| |
een toegeven, van uwentwege, aan de kleinburgerlijke geldingsdrang een niet onsuksesvol romanschrijver tegen te willen werken. Met de meeste hoogachting, Lambert Hupo.
(Knipper laat brief zakken, kijkt verbaasd)
Hm?
(leest weer in brief)
Het heengaan van Jeremias Luyder... Mag een boon wezen als er daarover iets is geweest... ik val uit de lucht... We houden het in 't oog, meneer Hupo. Maar knippen wat niet in de krant komt, die kunst versta ik niet.
(zucht)
Lieve hemel wat een gezeur, die brieven. En ik heb werk te verrichten.
(kijkt eens schichtig om, neemt stapeltje ongelezen brieven, gooit alles in prullenmand. Neemt krant van stapel, vouwt ze open, zoekt)
Emile Zola... ja natuurlijk... (schaar gereed, bedenkt zich) Maar wacht even...
(haalt klein bakje met kaartsisteem uit lade, zoekt, haalt kaart eruit)
Hum... al meer dan vijftig jaar sinds de laatste betaling... niet zo mooi, meneer Zola... goed voor één keer hoor.
(klasseert kaart, knipt knipsel, lijmt er een kleurig etiketje aan, doet onder omslag. Bladert verder in de krant)
Jack the Ripper...?
(zoekt kaart in het klassement)
Vertrokken zonder adres na te laten? En trouwens ook nog 7 pond en 4 shilling in het krijt... hoeveel is dat niet in onze munt... Als meneer Houtklaas dat wist...
(kijkt schichtig om)
Weg ermee! Ik heb de last!
(gooit kaart in prullenmand)
Gedaan met geknipper voor meneer de Ripper!
(lacht idioot met zijn eigen grap. - Doorzoekt dan een poosje in stilte de kranten. Mompelt af en toe een naam)
George Washington... Stijn Streuvels... Soekarno... Ichnaton... Louis Peulboon... Elvis Presley... niks...
niks... schrijven die kranten dan niet meer over beroemdheden? Of ken ik onze kliënten niet meer van buiten?
(bladert snel in bakje)
Kilroy... Attila... Jessie Owens... Luther... ach hoe kon ik jullie vergeten... Jean Cocteau... Duke Ellington... Nabukodonosor... O.K.! Ekskuus! Ik zal beter uit mijn ogen kijken!
(wrijft ogen uit, geeuwt, verontschuldigende glimlach, grijpt naar schaar, begint weer ijverig te zoeken, maar gaat spoedig aan het knikkebollen. Onderdrukt een geeuw, blijft dan roerloos zitten, hoofd over krant gebogen. De klok slaat éénmaal. Hij schrikt op, kijkt om)
Verdorie al zo laat! En haast nog niets verricht! Moest meneer Houtklaas dat merken... hij komt hier wel bijna nooit, maar toch... Hum! Een klein beetje konsentrasie!
(kijkt weer in de krant. Praat zichzelf moed in)
Een krant is en blijft een interessant verschijnsel, zelfs wanneer men er zich zoals ik beroepshalve moet mee bezighouden. Hier bijvoorbeeld...
(geforseerde lach)
Dat lijkt me werkelijk een goeie!
(lach breekt af)
Nu ja...
(haalt schouders op)
Even kijken... De tweespalt der generasies. Van onze korrespondent ter plaatse. De kleine gemeente Dukdalfdam raakte verleden zondagavond in een lichte opschudding, die haar oorsprong vond in een familiedrama dat de bekende plaatselijke dirigent Arnulf Dekmantel en zijn begaafde maar wispelturige zoon tegenover elkaar plaatste...
(licht links, waar de Personages A en B zichtbaar worden en tot leven komen. Terwijl zij beginnen te spreken vervaagt het licht bij Knipper en dooft.)
| |
2
(die zoon Dekmantel uitbeeldt)
Een mandoliene, wat mankeert er in vredesnaam aan dat instrument?
(vader Dekmantel)
Alles. Het is de naam van instrument niet waardig. Je
| |
| |
treft het niet aan in de bezetting van ernstige orkesten.
En Beethoven, is die niet ernstig genoeg? Die schreef een stuk voor mandoliene.
Eéntje, ja. Zeker in een zwak moment. Hij is nooit in herhaling gevallen.
In elk geval zie ik daarin geen enkele reden...
Dat meisje van jou speelt mandoliene, ja of nee? Dat zegt mij genoeg.
Dat is een vooroordeel van u. Ze is een echte virtuoze op haar instrument.
Dus ze gooit haar gaven in de goot? Dat maakt het nog erger.
Je aan mij te storen, hee?
Denk je dat? Opstandig te kunnen wezen zoals in de films en de boeken? De tradisie met de voeten treden, de familietradisie in 't bizonder? Het is hier geen metropool, kereltje! Als jij die meid niet laat gaan ontzeg ik je het huis, en probeer dan maar tegen de stroom op te roeien.
In dit provinsiale nest misschien niet. Maar ik vind de weg wel naar de hoofdstad.
Die weg zul je dan wel alléén moeten vinden, zolang zij minderjarig is.
Ze wacht wel een jaartje op me.
O, daar zou ik zo zeker niet van zijn.
(uitdagend)
En ik ga in die tijd een konserto schrijven voor mandoliene. Met orkestbegeleiding.
(woedend)
Als ik je daarvoor alleen alle beginselen van kompozisie en orkestrasie heb bijgebracht! Waag dat niet, ik waarschuw je!
Hoe denkt u het me te beletten?
Als je het zo begrijpt ga je gewoon op de grote gebrilde toekan af, begrepen?
Ach, dat soort van vierkantswortels ken ik.
Zeepzwaluw! Grote gevleugelde moerbeipiano! Met die lijm ga je me niet overbloesemen, papieren kereltje!
Loop naar de sigaar, man! Neem de ivoren zeetrein! Je kunt me... zeg eens, waarover hebben we het eigenlijk?
(hoofdbeweging in richting van Knipper)
Hij is zeker weer in slaap gevallen en we zijn in een van zijn dromen verzeild.
Die moeite kunnen we ons sparen. We hebben het zonder dat al druk en gek genoeg.
Ken jij het vervolg van die historie? Hoe dat is afgelopen?
Met die dirigent en zijn zoon en ongewenste aspirantschoondochter? Nee, er is nooit verder iets over verschenen bij mijn weten. Wat zou jij gedaan hebben, in zijn plaats?
Van de vader, jij was toch de vader?
O helemaal niets. En zo zal het in werkelijkheid ook wel gegaan zijn, denk ik.
Ach wat doet het ertoe. Hoe lang is het intussen ook alweer geleden.
Ja, het is een oude krant. Hij is jaren werk ten achter.
Nee, hij leeft zo'n beetje in zijn eigen tijdrekening. Vergeet soms maanden-lang zijn kalender af te scheuren. En welk jaar het is, daar verdiept hij zich helemaal niet in. Onder de brievenbus ligt een lawiene van
| |
| |
Vreemd, en die heilige schrik dan, die hij uitstaat voor meneer Houtklaas?
Dat is een tic van hem, meer niet. Houtklaas, die is immers al jaren dood.
Ja, ik ben hem nog geweest in zijn doodsbericht.
En in het verslag over de begrafenis. Een donkere geschiedenis. Ik was blij dat dat onder de grond stoppen voorbij was.
Ik ben liever een beroemd personage in leven. Ik ben dikwijls prezident McGiddy geweest.
O, ging wel. Ik had een mooie vrouw, en in een heleboel berichten was ze bij me. Maar ze ging me tenslotte toch op de zenuwen werken. Ik ben liever Napoleon.
Vind je dat niet vermoeiend?
Nee, want die man had me een gestel, behalve dan helemaal op het laatst... Alleen, je krijgt de kans niet zoveel meer.
(hoofdbeweging in richting van Knipper)
Heb jij hem die Napoleonbrief gestuurd?
Ja, ik was toen Napoleon. Had ik geen gelijk? Je bent geabonneerd, je betaalt voor die knipsels en dan moet je ze maar krijgen ook.
Maar het anakronisme, waarde kollega!
Ach, anakronisme! Een onafgescheurde kalender is ook een anakronisme. Wat is géén anakronisme? Laten we pozitief zijn, het over kronismen hebben! Maar daar zwijgt iedereen over, nooit hoor je: wat een mooi, wat een geslaagd kronisme is dit!
Kronisme...? Dat is maar zoals het hoort...
Nu spreek je presies als een oude strenge vader bij wie er geen woordje lof afkan voor het goede rezultaat dat zijn zoon op school heeft behaald.
We zijn geen vader en zoon meer. Dat bericht is voorbij en ik hoop niet vlug weer in zoiets voor te moeten komen.
(peinzend)
Ik wil nog wel eens een berichtje meemaken.
(tikje beledigd)
Verveel ik je?
Nee, maar ik wil nog wel iets echts beleven. Jij niet? Het is de tijd van de dag ervoor.
Eigenlijk wel.
(Personage A fluistert hem iets in 't oor)
Ja! Prachtidee!
(zij sluipen tot aan de grens van het zwart gebied)
(hard roepend)
Meneer Houtklaas komt! Pas op!
(licht in het kantoor. Knipper springt recht, wakkergeschrokken)
Wat? Wie is daar?
(grijpt naar de haagschaar, houdt ze dreigend open)
Meneer Houtklaas!
(donker links)
(draait zich om naar de deur, verstijft, verbergt schaar achter zijn rug)
Meneer...?
(ontspant, keert zich weer naar Personages A en B)
Ik droom. Ga jullie gang.
Doe dan die schaar weg. Als het een droom is, wat kan je gebeuren?
(na korte aarzeling)
Volkomen waar.
(hangt schaar in rek)
(achter Knipper's rug)
Als hij droomt dan slaapt hij. Dat hoort niet bij zijn werk.
(zich omkerend)
Wat hoort niet bij mijn werk?
Mijn kollega bedoelt... dat bericht uit de provinsie. U weet wel, over die
| |
| |
dirigent en zijn zoon... Dat hoefde u namelijk niet te lezen, vinden wij.
Dirigent Dekmantel is een beroemd personage.
Maar geen abonnee van het knipselburo Houtklaas.
En al moest hij dat zijn, hij zou nooit betalen! Is hij veel te gierig voor!
(geschrokken)
Niet betalen?
Moest meneer Houtklaas dat te weten komen, wat zou je hem dan vertellen?
(neemt kaartenbak, begint er gejaagd in te zoeken)
Verdomd, hij is wèl geabonneerd!
(haalt kaart eruit)
Ziet u wel!
Er zijn nog geen knipsels voor hem geweest.
(twijfelt nog even, wil schaar nemen, dan opeens rezoluut)
Nee, ik begin er niet aan. Ik neem het riziko niet.
(gooit kaart in prullenmand)
(Personage A is tijdens deze laatste replieken heimelijk naar links verdwenen. Knipper gaat terug achter zijn tafel zitten, herneemt de over zijn werk in slaap gevallen houding. Personage B blijft voor spek en bonen staan op de rand van de twee gebieden. Hij keert zich om. Donker in het kantoor, licht links)
| |
3
(Personage A zit tegen de zijmuur links, arm om een denkbeeldige vrouw heengeslagen, te verdiept in een denkbeeldig innig gesprek om personage B op te merken)
(gaat tot halverwege de zwarte ruimte)
Hm!
(Personage A merkt niets. Harder, sarkasties)
Kuch! Hoop dat ik je niet stoor, kollega!
(gestoord)
Nee, je bent alleen indringerig. Mooi, tegenover een vriend. Gun je me dan niets?
Er is niets te zien. Wat kan ik je dan misgunnen?
Noem jij dat niets? Dit wonder van vrouwelijke lieftalligheid, van zachtheid, dat in mijn armen rust; deze jeugdige hinde een en al ranke leden en tedere schuwe ogen die zich tegen me aandrukt, haar kleine handen aan de mijne toevertrouwend, dit wezen even aandoenlijk mooi als vol overgave aan mijn liefde; dat noem jij niets?
(jaloers wordend)
Toe maar, kan het voor niet minder? En hoe kom je hier eigenlijk toe? Waar heb je haar opgeduikeld?
Het stond zo in de krant.
Waarom zie ik ze dan niet?
Jij komt hier niet bij te pas.
Mooi, tegenover een vriend.
Heb ik dan geen recht op een eigen leven? Ik ben verslingerd geraakt op dit meisje.
In het bericht van daareven.
O... is zij het meisje dat mandoliene speelt?
Die mandoliene is maar een joernalistenbedenksel, om het zo muzikaal mogelijk te maken. De werkelijke toedracht was heel anders.
Wat ben jij goed ingelicht.
De vader was zelf verkikkerd op het meisje. Daarom legde hij het er op aan de zoon zo ver mogelijk weg te werken.
Hoe kun jij dat meisje kennen? Ze treedt nergens op in dat bericht, er wordt alleen over haar gesproken. Waarbij haar naam niet eens
| |
| |
Dat is waar. Een naam heeft ze niet. Maar daar missen we niet aan. Mm, liefste?
(geeft haar denkbeeldige kus)
Ik kende haar immers van tevoren, hoe kon ik anders met kennis van zaken, met overtuiging over haar spreken?
Maar dan moest ik, als de zogenaamd verkikkerde vader, ze ook kennen!
Ah... Je beseft niet wat je mist. Nooit heb ik een vrouw geweten die het tastbare en het ontastbare zo harmonies wist te verenigen - want wat is schoonheid anders dan dat...
(gretig)
Is ze in kleurendruk?
Hoe kom je erbij... Ze moet het niet hebben van uiterlijke effekten, begrijp me niet verkeerd... Zij heeft een hart eenvoudig als een koekoeksklok, maar ook een geest helder als een elektronies brein... en daarbij is zij gevoelig als een geigerteller... Besef je wat de vizie van zulk een wezen op de kosmos moet opleveren aan dichterlijkheid?
O, zij is een grote kunstenares, niet dat zij ooit een banjo of hoe heette het ding heeft aangeraakt, stel je voor... Nietwaar liefste? Wat zeg je, liefje?
(luistert even)
Hoe mooi zeg je dat.
Zij zegt: De nacht is zwart als glas. Dat vind ik weer bizonder poëties opgemerkt van haar, buiten het feit dat zij een verrukkelijke vrouw is.
(jaloers)
Het is helemaal geen nacht.
Waar bemoei jij je mee.
(gaat verder met minnekozen)
(plots bars en autoritair uitvallend, weer in de rol van vader Dekmantel)
En nu is het uit, begrepen! Ik zeg dat jij je niet vergooit aan zulke meid!
(overdonderd, krabbelt recht, trekt meisje mee recht)
Hee zeg... wat overkomt jou... jij bent mijn vader niet... je bent hier niet in de krant..
(Personage B buit zijn voordeel uit door snel aan personage A voorbij te springen, hem in de vlucht het meisje afnemend; loopt er mee tot in de achterhoek, waar hij beschermend de arm om haar heen slaat en een verdedigende houding aanneemt tegenover personage A)
(verwilderd rondkijkend)
Waar is ze? Waar ben je met haar gebleven?
Hier bij mij is ze en tracht ze me maar terug af te nemen als je kunt. Het is bij mij dat ze wil blijven, nietwaar meisje?
(na een vluchtige blik)
Toe, wat heb je daaraan. Waar...
Je wil een list gebruiken. Doen of je haar niet ziet.
Ik zie ze echt niet - waar is ze dan?
Nu je het zegt, ik kon ze daareven niet zien en nu wel... dus zie jij ze nu niet meer, dat klopt...
Omdat jij er nu niet meer bij te pas komt.
(omhelst meisje)
Ahhh liefste... Hij had wel gelijk je zo op te hemelen... Wat zeg je? Natuurlijk ben jij de enige... andere vrouwen maken zich gewoon belachelijk, bij jou vergeleken...
(kreunend)
Maar dat kan ze me toch niet aandoen! Zo onze pas ontloken liefde met de voeten treden... vertrappelen! Welke waarde heeft het leven nog voor mij op die manier! Ik was beter dood!
(tussen omhelzingen door, over zijn schouder)
Zanik niet, je bent onsterfelijk, net zoals ik.
(jammerend)
En dat ik dit juist van jou moet ondervinden, die ik als mijn boezemvriend beschouwde!
| |
| |
(zich naar hem toekerend, arm nog om haar schouder)
Verwacht je nu werkelijk dat ik daarmee rekening ga houden wanneer dit sublieme schepsel, deze vleesgeworden liefde, haar duidelijke voorkeur voor mij laat blijken? Wees niet zo naïef, man. Voor de rest kunnen we even goeie vrienden blijven hoor.
(duikt in nieuwe omhelzing)
(verbergt zijn gezicht tegen de muur)
Oh wat voel ik me ongelukkig. Dit heb ik niet verdiend...
(de klok slaat éénmaal. Het licht links flakkert even, gaat dan helemaal uit. Tegelijkertijd wordt het weer licht rechts)
(schuldige blik naar klok)
Hm! Ik was even... verstrooid. Ik moet een beetje energieker gaan werken. Zorgen dat ik mijn goede reputasie blijf verdienen. Beste knipper die ik ooit gehad heb, zei meneer Houtklaas altijd. Scherpe blik. Een blik als een speurhondenneus, zei meneer Houtklaas! En het is waar. Eén blik op een krantenpagina en ik had gemerkt of er iets instond dat moest worden uitgeknipt. Hela, waarom zeg ik dat in de verleden tijd? Ben ik het dan misschien verleerd? Nee hoor.
(neemt krant, slaat ze rezoluut breed open, staart met grote belangstelling naar één punt, blijft zo zitten)
(terug licht links, waar personages A en B, die in hun laatste houding verstard waren, weer in beweging komen)
(staat nog steeds tegen muur te jammeren)
Verlaten... bedrogen door de enige vrouw en de enige vriend die iets voor me betekenden...
(is dadelijk, na even verbijsterd om zich heen te hebben gekeken, beginnen rondlopen)
Hou op met die stereotiepe klachten, komediant die je bent. Waar heb je ze verborgen? Wees sportief en geef ze terug.
(keert zich om, verbaasd)
Verborgen, ik?
Maar ik kon ze niet meer zien.
Ik verzeker je dat ze totaal weg is nu, ik zie ze ook niet meer.
Wacht eens even... ik heb al door wat er gebeurd is...
(wijst naar Knipper)
Hij is nog eens wakker geworden voor een keer...
(fluisterend)
Wat zit hij daar te bekijken in die krant?
(zij gaan tot helemaal tegen de achterwand om in de krant te kunnen meekijken)
Verdomd! Dat is mijn meisje!
Die foto... is zij dat, denk je? Ik zie het niet zo best...
Maar natuurlijk! Het is zijn schuld dat we ze kwijt zijn, hij heeft haar naar zich toegehaald met zijn seniele begerigheid, de ouwe kwijlmuil, hij wil haar voor zich alleen!
(neemt een schaar, wil knippen, aarzelt)
Het is in strijd met de Dagbladknipperskode... maar wie doe ik er mee tekort? En ach wie komt hier... Meneer Houtklaas, misschien, maar die kan verdragen dat de zon in 't water schijnt... nietwaar meneer...
(hij zet de schaar in de krant)
Zie je wel! O de... de... barbaar! De kidnapper!
(Knipper heeft intussen het plaatje uitgeknipt en aan de muur boven zijn tafel geprikt. Het is een zeer ouderwetse pinup, een soort van karig getooide chorusgirl uit de 20er jaren)
(met aandoenlijk entoeziasme)
Loulou Frigidaire! Ik had niet durven hopen ooit nog een afbeelding van je te vinden! Kun je geloven dat ik je niet dadelijk herkende? Maar het is ook zo lang geleden... Of misschien geloofde ik mijn ogen niet. Lieve Loulou! Je zult ook wel niet
| |
| |
van de jongsten meer wezen. Maar wat heb je me behekst indertijd.
(tot personage A)
Dat is ze helemaal niet, man!
(opgelucht)
Nee, dat is Loulou Frigidaire maar, die schoonheid uit het jaar weetikveel... ouwe zonderling, waar-ie z'n muur mee versiert...
Begeesterend is zijn smaak niet.
Mijn meisje was oneindig mooier. Niet zulk een vulgair scherp gezicht maar een serene ronding van de gelaatstrekken; geen kleine spitse maar een gevulde, edelmoedige mond; niet groot was ze, maar...
Wat vertel je, niet groot? Ze was amper een half hoofd kleiner dan ik, hoe noem je dat dan voor een vrouw?
O nee, ze was beslist aan de kleine kant, ze reikte nog niet tot aan mijn schouder. Maar geproporsioneerd! van een perfeksie!...
Ik dacht dat jij het niet van uiterlijkheden moest hebben.
(hoort de opmerking niet)
En ogen om bang van te worden zo mooi... Groot en donker als de Zwarte Zee.
Toe nou, lichtgrijs waren haar ogen, een tikje aan de groene kant zelfs. Groot ja als je wil, maar donker - in geen geval.
(twijfelend)
Ben je daar zeker van?
(id)
Zeker... wel...
(ze spreken er nu over als de gewoonste zaak ter wereld. Van naijver geen spoor meer. Het probleem waarheen het meisje kan verzwonden zijn houdt hen blijkbaar hoegenaamd niet meer bezig.)
Als ik het goed naga, ik heb moeite om me te herinneren hoe ze er presies uitzag.
Ik ook. Het is ook allemaal zo vlug en oppervlakkig gegaan.
(Blackout links. Knipper bladert verder in zijn krant en begint ergens te lezen. Het licht in het kantoor vermindert en dooft. Er komt terug licht links.)
| |
4
Mijn besluit staat vast, vader.
Wat overkomt ons, tussen haakjes? Het lijkt wel of we in een vervolgroman zitten.
Dat is ook zo. Inplaats van het werk te doen waarvoor hij wordt betaald, leest hij de feuljeton: Tussen plicht en liefde. Nog iets uit de 19e eeuw.
Waar geen auteursrechten meer op te betalen vallen.
De krant deinst voor geen opofferingen terug als het er op aankomt besparingen te verwezenlijken!
Bestaan er dan geen andere dan vader-zoonkonflikten? Dit hier doet me erg terugdenken aan dat provinsiaal bericht.
De natuur is altijd de kunstenaar voor. Zelfs al is het de natuur van heden en een kunstenaar van vroeger.
(weer in zijn rol)
Ik weet waar u mee dreigen wil, vader! Maar u kunt me niet van idee doen veranderen!
(id)
Welnu, in die voorwaarden, beschouw jezelf als onterfd!
(gewone toon)
Als je me kunt vertellen hoeveel ik daar ongeveer bij verlies, dan reken ik even na of ik het me werkelijk kan permitteren, de heldhaftige uit te hangen.
Neeneenee blijf bij de tekst asjeblief, het is zonder dat al erg genoeg.
(afwisseling van feuljeton-intonasie en gewone konversasietoon)
O.K.! Aan u dan het geld, aan ons het geluk, vader! Sommige dingen zijn
| |
| |
nu eenmaal niet voor goud te koop! - Wel gek eigenlijk, hee...
Met het geld koopt men de boter, dat ondervind je nog wel stommeling! - Wat bedoel je?
Laat me lachen, vader! - Ik dacht nog aan die auteursrechten. Literaire antikwiteiten worden waardeloos inplaats van het omgekeerde, heb je dat al bedacht?
Waardeloos, hoe je 't ook bekijkt! - Dan ben je mijn zoon niet meer!
Dat is dan zeker omdat jij nooit mijn vader bent geweest! - Hoe vind je deze repliek anders? En voor die tijd, nota bene?
Absoluut groots! En hier komt de graaf dan weer, met een nobel verontwaardigd: Jij onverlaat, hoe dùrf je! Verlaat op staande voet dit kasteel of ik laat je er door mijn knechten uitgooien! - Ook mooi, hm?
Jazeker, want deze kousen modelleren het been...
...zonder iets aan de charme van zijn natuurlijke vorm of huidskleur af te doen, integendeel...
Een beter ondersteunde buste komt ook beter tot haar recht! - Wat gebeurt er eigenlijk?
De ouwe geniepigaard verlustigt zich weer in de damespagina, dàt gebeurt er!
(licht rechts, waar Knipper inderdaad met glinsterende oogjes over de krant zit te grinniken)
(tot aan de grens van het zwarte gebied komend)
Heb je er haast mee gedaan!
(doet hetzelfde)
Jij... advertensie-erotieker!
(donker links)
(opschrikkend)
Wie zijn jullie?
(rechtstaand en op hen toekomend)
Nee, nee... Ik herken jullie, wacht eens even...
Je hebt daarstraks van ons gedroomd, klopt dat?
(verrast)
Nu je het zegt... maar hoe kun jij dat weten?
(tot personage B)
Zullen we het hem maar zeggen, ja? - Het was helemaal geen droom, Knipper.
Bewijs: je droomde dat je de steekkaart van dirigent Dekmantel in de prullenmand gooide...
(stijgende verbazing)
Maar dat klopt... absoluut...
Kijk nu dan even na of je ze mankeert ja dan nee.
(zoekt zenuwachtig in zijn bakje ) Ik vind ze niet... vind ze niet... Ze zit er niet in.
Geen droom? Jullie bestaan dus... werkelijk? Wat zijn jullie dan, een soort van geesten?
In die richting waar jullie staan is niets dan een muur zonder ramen of deuren. En achter die muur is er niets... niets dan een twaalf meter diepe leegte boven wat kleine achterhuisjes. Jullie moeten dus verschijningen zijn. Geesten.
(verbaasd)
Zo heb ik er nooit over gedacht.
(tot personage B)
Zijn wij geesten?
| |
| |
Mm... Nauwelijks, lijkt me. Zo voel ik me toch niet.
Ach, zoveel belang heeft het ook weer niet. Jullie zijn dus in elk geval echt, hm?
Wat zijn jullie dan wel... een soort van engelbewaarders?
(kijkt naar B)
Engelen... nou...
Dagbladbewaarders laten we zeggen.
Een goeie en een slechte?
Neenee, twee goeie! Wat dacht je!
(plots weer wantrouwig)
Jullie willen me dus doen geloven dat jullie een soort van dagblad-huisgodheden zijn... drukpersdjinns... krantenkobolden?
Ach loop heen. Zoiets bestaat helemaal niet.
Wat!! En je eigen ogen dan? Geloof je die niet misschien?
Ga weg. Jullie bestaan niet. Ofwel willen jullie me voor de gek houden. Komen jullie van een gemaskerd bal, weet ik veel. Een treffelijk man als ik in zijn werk komen storen, schamen jullie je niet! Vort, dronkelappen!
(A en B komen dreigend op hem af)
Zo kun je ons maar niet aanspreken weet je dat, jij knipselkarikatuurtje.
Jij gewapende papierwurm!
Als jullie me durven aanraken roep ik om hulp!
(hij trekt zich achter zijn tafel terug; wanneer de personages A en B - die voor de eerste maal werkelijk zijn ruimte betreden - hem bijna genaderd zijn, verstart hij plots in zijn leeshouding van even tevoren, ditmaal echter met gesloten ogen. De personages A en B trekken zich snel achterwaarts terug naar links, waar het donker blijft)
| |
5
Huh! Val ik me over dat vervolgverhaal in slaap... Geen wonder ook... Jij bent mijn zoon niet meer, siste de graaf... Als meneer Houtklaas me daar op betrapte! Feuljetons lezen tijdens het werk en er nog bij in slaap vallen ook! Ik mag er niet aan denken...
(de klok slaat éénmaal. Hij kijkt om)
Ha! Schafttijd!
(maakt ruimte op zijn tafel, gaat pakje uit zijn jaszak halen, pakt het plechtig uit op tafel: het bevat 1 zeer kleine dunne droge beschuit en 1 zeer klein flesje zwarte koffie. Hij zet zich waardig aan tafel en eet: kleine beetjes beschuit afgewisseld met kleine slokjes koffie)
(zwak licht links. De personages A en B komen nieuwsgierig kijken aan de rand van hun gebied)
(met ontzag)
Kun jij je dat voorstellen?
Hij neemt die dingen zomaar tot zich en het doet hem niets.
(zonder opkijken)
Laat me met rust.
We wilden u alleen maar een vraag stellen.
Ik heb niets met jullie te maken, zeker niet buiten mijn diensturen.
| |
| |
(bewonderend)
Eten, noemt hij dat. Je moet het maar kunnen.
Weg met jullie! Abstrakt gespuis!
(De personages A en B blijven echter staan toekijken. Knipper heeft gedaan met eten, vouwt papier op, gaat het, samen met leeg flesje, weer in zijn jas stoppen. Haalt uit andere zak de kromme pijp. Bekijkt ze verlangend)
Niet roken tijdens de diensturen, zegt meneer Houtklaas... Dat doe ik ook niet... dat zie ik in... gaatjes branden in knipsels die geld kosten, dat zou niet opgaan... Maar schafttijd, dat kun je toch werkelijk geen kantooruren heten... Word ik er misschien voor betaald? Zal wel niet. Het is dus mijn eigen vrije tijd, als je het goed bekijkt, en daar doe ik toch mee wat ik wil? Mijn eigen pijp... mijn eigen tabak...
(wil de pijp beginnen te stoppen)
En het brandgevaar, Knipper, waar blijf je daar mee?
(schrikt op, maar kijkt niet opzij)
Brandgevaar?
De houten vloeren, houten meubelen, het papier aan de muren, en een stapel krantenpapier van een paar ton, allemaal brandbaar, allemaal smekend om één vonkje vuur om in brand te kunnen vliegen, en dat alles, zoals nota bene dit hele gebouw met zijn zes verdiepingen, eigendom van meneer Houtklaas. Waarom, denk je, zou hij je dan verbieden te roken, Knipper? Waarom zou hij het je wèl toelaten in je schafttijd en niet tijdens je zogenaamde WERKuren!
(antwoordt niet maar bergt nijdig pijp en tabak weer weg. Bedenkt zich, neemt pijp terug, steekt ze met uitdagend gebaar in de mond)
Wie zegt er dat ik rook? Ik hou alleen mijn pijp tussen mijn tanden! Ze brandt helemaal niet!
(haalt krant uit binnenzak van zijn jas, installeert zich hiermee aan tafel, voeten op de rand. Uitdagend)
En DIT is dan in elk geval niet verboden! Laat meneer Houtklaas maar komen!
(na korte pauze)
Kijk de dappere muis op tafel dansen.
Terwijl de kat van huis is en dood op de koop toe.
(keert zich naar hen, nijdig)
Ik verbied jullie meneer Houtklaas met een kat te vergelijken! En hoepel nu eindelijk op!
(verdiept zich in zijn krant)
Hij is onhebbelijk.
(zij keren zich om. Donker rechts, licht links. Zij gaan terug)
Dat zullen we wel moeten, zolang zijn schafttijd duurt. Ik wou dat ik terwijl een middagdutje kon doen.
Slapen is een kunst die wij niet verstaan. Dat weet je. Verzin dus wat anders.
Ik heb een idee! Laten we tipografietje spelen!
Akkoord! Hebben we in lang niet meer gedaan.
Ik begin! Hoofdletter I!
(zet zich rechtop in de houding, gezicht naar publiek, voeten in Chaplin-stand)
Je neemt het gemakkelijkste!
Voordeel van wie begint en wie trouwens op het idee kwam! Aan jou.
Hoofdletter T.
(gaat met gespreide armen en hoofd voorover gebogen staan)
Hoofdletter Y!
(zelfde stand als B, maar met schuin in de hoogte gespreide armen)
Hoofdletter X!
(staat met in X gespreide armen en benen)
Daarvoor moet je eigenlijk op je handen staan, zo is het geen kunst.
Jij bent voor je hoofdletter I ook niet op je kop gaan staan. Jouw beurt!
Hoofdletter L!
(gaat zitten in rechts profiel, benen vooruit, armen recht
| |
| |
Hoofdletter C!
(zelfde houding als A, maar armen evenwijdig met benen en hoofd tussen armen)
Hoofdletter G!
(half gehurkt, armen binnenwaarts gekromd naar voren)
Hoofdletter S!
(bijna dezelfde houding, maar minder door de knieën zakkend)
Dat is tweemaal dat je me zo goed als kopieert!
Het is toegelaten zich te inspireren op de vondsten van de tegenstrever. Jijzelf hebt daarnet niet anders gedaan. Vooruit, het is aan jou.
Er... schiet me niets te binnen.
Goed. Ik tel: 10, 9, 8, 7, 6, 5, 4, 3, 2...
(verschrikt)
Hou op! Moet ik te pletter slaan?
Geef je je gewonnen? Of heb je nog wat gevonden?
Er is anders dit nog. Hoofdletter Z.
(geknield in links profiel, armen vooruit)
En hoofdletter K, de K van knipsel.
(rechts profiel, hoofd zeer rechtop, één arm schuin omhoog, één been stijf vooruit, voet op de grond)
Nogal fasjisties van houding.
Hoofdletter F, van fasjisme, goed dat je me er doet aan denken!
(linkerarm recht vooruit, rechterbovenarm tegen lijf, rechtervoorarm horizontaal)
En dit wordt hoofdletter E als ik er ga bij zitten...
(ongeduldig)
Ja ja, al goed, hoeft niet meer.
Beken dat ik je met glans geslagen heb.
Och, ik vind dit spel eigenlijk niet zo interessant.
(verontwaardigd)
Dat is gelogen, je moest je schamen zoiets te zeggen alleen omdat je verliest! Wie kwam er op het idee? Jij!
(licht uit links en tegelijkertijd aan, maar zwak, rechts. Knipper zit in dezelfde houding, te knipogen tegen zijn krant)
De letters doen niets dan voor mijn ogen dansen, hoe heb ik het nu? Worden mijn ogen zo slecht of ben ik helemaal een beetje aan 't suffen? Dat heb ik nog nooit meegemaakt, zo vermoeid al zo vroeg op de schafttijd...
(de stemmen van de personages A en B worden hoorbaar links maar het blijft er donker)
Goed, herkansen dan als je durft!
Akkoord! Jij verloor dus jij mag beginnen!
Hoofdletter R!
(gaan steeds meer in het spel op, replikeren steeds sneller. Terwijl krijgt Knipper zichtbaar meer en meer moeite met de dansende letters in zijn krant)
(grinnikend)
Die ligt 'r anders maar vreemd bij te wiebelen, met 'r poten in de lucht! Hoofdletter O!
O zo! Mooi rond is anders, vader! Hoofdletter J! Van Jukelele! Ha ha ha!
| |
| |
(zij raken stilaan door het dolle heen)
Ik ben een hoofdletter D die op haar handen probeert te lopen!
(men hoort hem tegen de vlakte slaan en stikken van het lachen)
Ik ben solidair! Ik ben een hoofdletter I die met haar verdommenis tegen de aardbodem slaat! Krimineel dronken!
(ook hij valt, gierend van het lachen. Ze komen niet tot bedaren)
Voorzichtig neerschrijven, breekbaar!
Ho ho ho ho... Toe nou... Ik voel mijn ribben niet meer...
Oe hoe ha ha wat een toestand...
(nieuwe uitbarsting)
Het hele alfabet naar de bliksem!
(id)
(Knipper is steeds meer in de war geraakt, kan zijn ogen niet meer openhouden, gooit de krant op tafel. Terwijl hij in slaap valt sterft het gelach van de personages A en B weg. Donker. DOEK, niet obligaat; overgang naar het tweede bedrijf door een blackout van een 10-tal sekonden is even goed)
| |
IIe bedrijf
6
(Licht rechts, waarvan alleen een zwakke spot op Knipper restte, weer normaal. Knipper zit te slapen, voeten nog steeds op tafel, pijp in mond. De klok slaat éénmaal. Hij schrikt op)
(verdedigend)
Hum! Ik zat alleen maar mijn krant te lezen...
(merkt dat hij ze mist, neemt ze weer op)
Het was trouwens mijn schafttijd nog... Maar nu...
(komt recht, doet geforseerd energiek, wat hem zeer slecht afgaat)...
weer aan slag!
(gaat krant en pijp in zijn jas opbergen. In het terugkomen valt zijn oog op de pinup)
Jaja Loulou!
(hij praat zichzelf zichtbaar moed in om zijn loomheid te overwinnen)
Weer aan slag zei ik! Met dezelfde jeugdige overmoed van vroeger, onverwoestbaar ben ik al zeg ik het zelf! Waar is de tijd, Loulou, toen je me deed opvlammen als een hongerige brandstapel! Wat was ik jong en heerlijk onbeheerst... Ik werkte hier nog maar pas bij Houtklaas, dat is dus 30 of 35 jaar geleden, wie zal het zeggen. Dáár aan de muur had ik je hangen, bijna op dezelfde plaats. Het was wel een andere foto. En andere druk, koperdiepdruk in bruine inkt, zoals je niet meer ziet vandaag...
(korte pauze)
Maar je mocht niet blijven hangen van meneer Houtklaas. Dat was het ergste niet; ik had je ook in mijn lade kunnen bewaren. Maar hij scheurde je gewoon in flarden van de muur! Maar meneer! zei ik, ze is van mij persoonlijk, ik heb ze eerlijk uit een magazine bij mij tuis geknipt! en dat was waar, Loulou. Maar hij luisterde niet eens. Hoort niet aan mijn muren hier! zei hij alleen maar, liep buiten en sloeg met geweld de deur achter zich toe. En daar lag je op de vloer, niets meer dan onherkenbare rafels. O dat heb ik hem moeilijk kunnen vergeven, Loulou. Dat had hij werkelijk niet mogen doen. Ik heb zelfs op het punt gestaan ontslag te nemen - maar dan had ik je vandaag misschien niet teruggevonden, of nooit meer zelfs... Wat zeg je, of ik geen schrik heb dat hij je weer in stukken zal scheuren? Welnee, hij komt hier nog maar zelden, uiterst zelden...
En bovendien heb ik er wat jaartjes dienst opzitten, hij ziet nu wel wat door de vingers van me.
(blik op klok)
Maar nu moet ik echt weer aan
| |
| |
het werk liefje.
(kijkt even om zich heen, geeft haar een vlugge kus)
Tot straks, Loulou. En braaf wezen!
(weer aan zijn tafel, neemt een krant, schaar gereed in hand. Doorzoekt de kolommen. Zijn vinger stopt bij een rubriekje onderaan. Hij zegt langzaam en duidelijk)
Wist u...
(Licht dooft onmiddellijk rechts, gaat tegelijkertijd aan links, waar personage A, in plechtige Napoleonhouding, zonder onderbreking bij Knipper's woorden aansluit)
Dat Napoleon op Sint Helena nog steeds zijn oude legergewoonten respekteerde? Ja,
(bij zijn overgang naar de 1e persoon enkelvoud begint hij sneller te spreken)
ik stond op om 4 uur, ontbeet om 4 uur 30 met ½ fles konjak, schoor me, met koud water asjeblief en met ze e water nota bene van 5 tot halfzes, inspekteerde de troepen van halfzes tot halfzeven, deed ochtendgimnastiek tot 7 uur, ontbeet met 1 fles rode wijn, zwom het eiland rond van halfacht tot 8, was buiten adem van 8 tot 9, schoor mezelf van 9 tot halftien, deed een marsj rond het eiland, las in mijn Hoe doe ik het zelf-pocket over krijgstaktiek, at tienuurtje te halfelf, deed middaggimnastiek, schreef een bladzijde memoires die geen mens ooit heeft kunnen ontsijferen, hield mijn siësta... daarna legeroefeningen in de brandende zon... vieruurtje 1 fles konjak... namiddaggimnastiek... scheren... zwemmen... avondmaal 1 beschuit, vanwege mijn maagkwaal... zonsondergang bewonderen, terwijl roemrijke herinneringen ophalen... avondwandeling... avondgimnastiek... zodat ik blij was te middernacht onder de wol te kunnen kruipen.
(hij is afgemat)
(uit zijn rol)
Konden we dat maar zeggen.
(zucht)
Konden we dat maar.
Die wetenswaardigheden putten je uit.
Ze zijn wel het ergste van het erge. Ze komen weer en blijven weerkomen. Nooit ben je ermee klaar. Soms verdwijnen ze voor een poosje, maar dat is alleen voor een loos winterslaapje in een krantenarchief...
Want altijd duiken ze weer op, met nieuw haar op hun oude tanden...
Zelfs dat niet. Altijd en onverwoestbaar identiek dezelfde.
Het onkruid van het krantenwezen.
Wie interesseert er zich voor in vredesnaam?
Geen mens. Maar een krant mag geen witte plekken vertonen. Dat is doodzonde. Dat is een onvergeeflijke, schandelijke huidziekte. Een belediging van de weldenkendheid van de lezer.
Behalve in de grote advertensies, maar daar werd er voor betaald.
De prostitusie gaat het wel ver zoeken, de dag van heden.
(De belichting wisselt om: links donker, rechts licht)
Die Napoleon... Schrijft gekke brieven, maar wat een fassinerende figuur anders...
(leest volgend paragraafje)
(de belichting wisselt terug)
(didaktiese toon)
De goede oude karren met of zonder paard verdwijnen hoe langer hoe meer uit het moderne stadsbeeld. Maar mocht u het voorrecht te beurt vallen uw kleding met echte ouderwetse wagensmeer bevlekt te krijgen, ziehier hoe u te werk moet gaan. U wrijft het getroffen gedeelte in met ongezouten plattelandsboter. Vervolgens wast u de boter uit met fijne slaolie. De olievlek verwijdert u met benzine. De benzineranden spoelt u uit met lauw zeepsop. De zeepvlekken krijgt u gemakkelijk weg met
| |
| |
regenwater.
(wijst steeds grotere konsentriese sirkels rond de denkbeeldige oorspronkelijke vlek)
Tenslotte laat u het hele kletsnatte boeltje gezellig drogen bij een matig warme huiselijke haard. Helpt dat alles niet, waarom niet eens geprobeerd met sitroensap. Schaadt het niet, dan baat het niet.
Van sitroensap gesproken, hebt u een zure smaak in uw mond? Hiertegen is gorgelen en mondspoelen met onversneden zeewater een probaat middel. Voor deze tip aan onze lezers danken wij de heer Napoleon Bonaparte van Sint Helena.
Van Helena gesproken, wist u dat reeds tijdens de Trojaanse oorlog...
...Koning Frederik de tweede, zelf een voortreffelijk fluitspeler...
(snel terzijde tot personage B)
Hij begint stukken over te slaan, merk je wel!
...het bouwen ondernam van de grote piramiede... - Ja, het gaat hem zelf vervelen.
...bij Stockholm. - Gelukkig maar!
(na korte pauze, alsof hij aandachtig naar iets luistert)
Het lijkt of hij ermee gedaan heeft.
Ja. - Een gek gevoel geeft dat je wel, als ze zo op hol slaan bij het lezen. Of je als een gummibal met grote sprongen door de tekst heen kaatst.
Zodat je er soms het einde bij mist, maar ja, wie leest nu een krantenartikel van A tot Z.
Die zijn er, die zijn er, vervelend genoeg is dat! Niets wordt je gespaard. Je hebt er zelfs die bij het einde beginnen.
Dàt vind ik nou een rotte gewoonte!
Ik heb er ook niet weinig de pest aan.
Je wordt binnenstebuiten gedraaid. Je leeft achterstevoren tegen de tijd op. Niet om uit te staan.
O, er zijn ergere dingen. Als ze je op de bodem van een vuilnisbak leggen bijvoorbeeld...
Ja, brrr! Of de kachel met je aanmaken!
Dàt is helemaal onprettig.
Je mag dan al honderdduizenden levens hebben...
Als het tenminste geen klein snertkrantje is met een kleine oplaag.
Of een grote snertkrant met een grote maar voor de helft gelogen oplaag.
(zij worden steeds bedrukter)
Je voelt jezelf een stukje wegsterven met elke krant waarin je verdwijnt.
Het onverkochte restant is een toevlucht natuurlijk. Maar wat een slaperig bestaan.
En eindigen doe je, vroeg of laat, als oud papier.
Op één schraal eksemplaartje na in het Persmuzeum.
(hervat zich)
Kom, kom! Wat worden we mismoedig, kollega!
We zijn nog niet bekomen van die wetenswaardigheden als je 't mij vraagt, kollega.
(donker links)
| |
7
(Licht rechts, waar Knipper verveeld maar met een zichtbare poging tot vlijt, schaar in hand, een dagblad doorzoekt van begin tot einde. Vouwt het weer toe; zijn oog valt op de voorpagina)
Kijk hier, ‘Geslaagde ruimtereis van kosmonaut Hümmel’ ... en daar zou ik overheen lezen! Op pagina één nog wel!
| |
| |
(hij begint gretig te lezen. Licht wisselt om)
(houdt B een denkbeeldige mikro voor)
En mogen onze kijkers aan hun TV misschien uw indrukken vernemen over deze zeer geslaagde ruimtereis die u hebt volbracht, majoor Hümmel?
Kolonel; ik werd bevorderd na mijn terugkeer.
Laat ik beginnen met het einde.
Dat heeft mezelf namelijk het sterkst getroffen! Knots met m'n achterhoofd tegen de bodem van de kabiene, toen ik de oseaan kwam ingelazerd! Van zoveel kilometer hoog, stel je maar voor! Een snelheid dat ik ging ontwikkelen op de duur...
(meelevend)
Eenparig versnelde beweging, inderdaad nietwaar beste kijkers...
Mogelijk dat dat ding zo heet... een snelheid kortom... dat grensde gewoon aan het belachelijke!
(ademloos)
Hebt u de geluidsmuur doorboord?
Doorboord? Ik ben d'r gewoon doorheengezakt! Heel die muur lag omver!
Maar man, dat was allang weggesmolten! Als je van zo hoog valt dan krijg je een enorme wrijving met de lucht moet je weten! Zomaar van het vallen! Verschrikkelijk is dat, je gaat gewoon aan het gloeien! Afijn die kapsule waar je inzit bedoel ik. Wat kan d'r dan van zo'n valschermpie overblijven?
U hoort het waarde kijkers, het valscherm van de majoor...
...van kolonel Hümmel, van zijn ruimtekapsule bedoel ik, is letterlijk gesmolten, verdampt, als een stukje plastiekstof dat men op een roodgloeiende kachel werpt.
Juist! En in die kachel zat ik, moet je goed begrijpen! Ik was zowat halfgaar toen ik beneden aankwam!
(bruuske lichtomwisseling naar rechts)
(haastig bladerend)
Vervolg op pagina 6... zes...
(hij vindt de plaats)
Hier.
(leest verder)
(lichtomwisseling terug naar links)
Maar toen u boven was, kolonel... misschien kunt u ons daar nu iets over vertellen?
Laat ik beginnen bij het begin! Het vertrek.
O ja... hoe is dat eigenlijk verlopen? Het lanseren bedoel ik?
Laat ze maar lachen, laat ze maar afgezaagde moppen tappen! Van de derde keer al was ik aan de haal. En toen... ging alles vlugger dan ik het nu kan vertellen. Eerste trap, uitgebrand... en weg! Tweede trap, uitgebrand... en weg! Derde trap, uitgebrand... weg! Vierde trap, uitgebrand, weg! Vijfde trap...
Hm, hm! Bent u wel zeker dat uw raket zoveel trappen had, kolonel?
(vertrouwelijk)
Wil je geloven jongen dat ik het je niet zou kunnen zeggen? Ik heb ze werkelijk niet geteld. Wat wil je, de emosie van het ogenblik...
Presies, de emosie van het ogenblik! Niets dan dat! Nietwaar beste kijkers? Dat begrijpen wij volkomen nietwaar?
In elk geval eer ik het wist was alles uitgebrand, en daar vloog ik in mijn eentje in mijn kapsule!
(haastig)
Ja, vertel ons uw indrukken van buiten de dampkring, doe dat als
| |
| |
Alles was zwart om me heen, dat kan ik je verzekeren. De hemel zag zó gemeen zwart, op het paarse af, dat het lelijk was om aan te kijken!
(gedwongen lach)
U maakt een grapje kolonel Hümmel! Natuurlijk kunt u ons vertellen over de pracht die u met eigen ogen hebt mogen aanschouwen, honderden mijlen boven de aardbodem...
Van die mijlen, dat is niet gelogen. Maar die pracht, dat is larie en apekool jongen, zeg maar dat Hümmel je dat verteld heeft!
Maar de sterren! Die moet je daar zoveel beter kunnen zien, en ze zouden dan de prachtigste kleuren hebben, zo in het luchtledige! Dat wordt toch gezegd!
Mensen die het weten kunnen! Professors die dat hebben uitgerekend.
(onverschillig)
O ja? Dat kan. Maar geen mens heeft me gekommandeerd dáár op te letten. Er is in elk geval honderdduizendmaal meer zwart dan sterren, neem dat gerust van mij aan!
Maar de aarde kolonel! Was de aarde dan geen indrukwekkend zicht vanuit de ruimte?
De aarde? Maar daar kwam ik zelf pas vandaan...
U hebt 27 maal rond de aarde gesirkeld, dan hebt u ze toch wel een beetje geobserveerd ook?
Was dat de aarde? En ik die de hele tijd gedacht heb dat het de maan was!
Kolonel Hümmel, alstublieft! Millioenen mensen hangen aan uw lippen! Uw elektroniese aanwezigheid in de huiskamer wordt dank zij de TV tot in het oneindige vermenigvuldigd! En wat doet u? Een grandioze onderneming waar u zelf nota bene de held van bent belachelijk maken! - Beste kijkers, we nemen het majoor Hümmel maar niet kwalijk...
...het is zijn aangeboren bescheidenheid die hem, met een volkomen eigen zin voor humor...
Zin om jou tegen je schenen te schoppen, die heb ik!
...zijn eigen prestatie doet kleineren. Hij is ongetwijfeld het soort van man die minder belang hecht aan het anekdotiese dan wel aan nuchtere, wetenschappelijke feiten. - Misschien verkiest u, onze kijkers enkele sijfers mede te delen, kolonel? Enkele rezultaten van uw waarnemingen?
Maar kerel, dat gebeurde toch allemaal automaties. De hele boel is op geluidsbandjes en papierstrookjes en weetikveeltjes opgenomen, en dat zijn de geleerden nu druk aan 't uitknobbelen, daar breek ik helemaal mijn hoofd niet mee, waar haal je 't uit!
(veegt zijn voorhoofd af. Uitgeput)
Misschien... kunt u dan toch... ondanks alles... enkele indrukken...
Weet je welke indruk ik kreeg toen ik daarboven was? Weet je wat ik toen bij mezelf heb gedacht? Gelukkig maar, dacht ik, dat ik dit ding hier bij me heb om binnenin te zitten of ik zou er nog niet te lollig voorstaan nu!
Ha ha ha ha
(luidkeelse militaire lach)
(mat)
O zo... he he... dat is dus wat u het meest getroffen heeft...
Maar nee man, helemaal niet! Wou je weten wat?
(even oplevend)
Ja kolonel... wat dan?
Ik had het je al willen vertellen van in het begin maar je liet me ook niet aan het woord. Nadat ik dus de oseaan was ingedonderd...
| |
| |
Je begrijpt dadelijk, met de snelheid die ik deed, dat ik nog een poosje doorging naar beneden! Een heel poosje zelfs, tot in de diepzee durf ik wel zeggen, eer ik terug een beetje naar boven begon te stijgen. Stikdonker was het daar beneden, man! Maar ik had mijn zaklantaarn bij... en daarmee scheen ik door de patrijspoort naar buiten... en toen zag ik...
Dat was wel het wonderlijkste van de ganse tocht, dat durf ik je verzekeren! Ik kon mijn eigen ogen niet geloven... Tot mijn grote verbijstering zag ik daar -
(de tekst breekt af, de personages A en B staan onbeweeglijk. De belichting wisselt bruusk naar rechts)
(krant in handen)
Hoe heb ik het nou... hoe gaat dat verder? Verdomd er is een stuk uit die krant geknipt... O. Heb ik zelf gedaan. Dat moet die foto van Loulou geweest zijn... zij heeft de rest van dat verhaal dus op haar achterkant staan...
(kijkt naar de pinup ) Hehee... wees maar niet bang schatje... Hoe graag ik ook het einde zou kennen, ik ben niet van plan je daarvoor van de muur te halen... stel je voor dat ik je scheur... Wat kunnen mij de avonturen van die onderzeese kosmonaut schelen, daarbij vergeleken!
(belichting wisselt weer om naar links)
Waarom blijf je opeens in 't midden van je zin haperen?
Dat ben ik niet, dat is die ouwe suffer weer! Heeft zeker het einde van het artikel zoekgemaakt, nu weet ik verder niet wat zeggen.
Voor één keer dat het interessant werd.
Ik wil ook wel weten hoe het afloopt. Verdomme, ik ga protesteren!
Ik ook! Wij mogen wel een beetje genoegen aan ons werk beleven!
(lopen naar rechts, tot aan de zwartgrens. Belichting wisselt om)
Hee jij! Hoe loopt dat verhaal verder af?
Je weet best wat ik bedoel. Ik ben zeker dat je er met je stomme kop het slot hebt afgesneden.
En dat is gekomen met het uitknippen van dat plaatje, durf ik wedden! Jij hebt je geen plaatjes toe te eigenen uit kranten die je niet toebehoren, meneer!
Welke pinup?
(ziet dat personage A een dreigende stap voorwaarts doet. Haastig)
O deze? Die hangt er al jaren.
Dat lieg je! Vanmorgenvroeg nog niet.
Het is een steenoude prent. Dat merken jullie toch wel! Ik... bewaarde ze al die tijd in mijn tafellade!
(doet nog een dreigende stap voorwaarts)
Het einde van dat ruimteverhaal staat op het achterste van die pinup, daar ben ik zo zeker van als wat!
(ook dreigende stap voorwaarts)
Ja, ontken het maar niet! Haal ze er maar af en vlug wat!
(in paniek, gaat verdedigend vóór de pinup staan)
Maar wat willen jullie toch van me? Waarom vervolgen jullie me altijd?
Laat ons klagen! De dingen die jij ons hebt aangedaan...!
(De personages A en B gaan op in hun aanklacht en schijnen de pinup te vergeten, zodat Knipper na een poosje zijn beschermende houding laat varen en op de rand van de tafel komt zitten)
| |
| |
Als ik nog bedenk, hoe dikwijls je ons kletsnat hebt gemaakt door ellenlange verslagen van overstromingsrampen te lezen!
En dan de keren dat je ons per trein hebt laten ontsporen!
Of per vliegtuig verongelukken!
En de veroordelingen die we gekregen hebben, voor moorden die we nooit hadden begaan!
Maar... ik doe alleen mijn werk. Ik zet die dingen toch niet in de krant. Ik schrijf ze niet. Ik druk ze niet.
Nee, jij knipt ze uit. Maar dat verhoogt presies het gehalte van de gedrukte werkelijkheid, snap je?
(meer geïnteresseerd dan hij wil tonen)
O ja?
Zodat je ze haast niet meer van de echte onderscheidt. Wij tenminste niet.
We vragen niet veel. Alleen dat je een heel klein beetje rekening met ons houdt. Zodat wij ook nog iets aan ons bestaan hebben.
Ja, een beetje kijken waar je knipt. Een beetje je gedachten erbijhouden als je leest. Dat is al wat wij je vragen.
En dan laten wij jou ook met rust.
(plots rezoluut, gaat achter zijn tafel zitten)
Nee, ik denk er niet aan. Zulke futiliteiten kan ik me werkelijk niet gaan aantrekken. En me door jullie laten afdreigen, dat zeker niet. Wat zijn jullie tenslotte? Jullie zijn nog minder dan papier.
O zo, en ben je er zó zeker van dat we volkomen weerloos zijn? Wij hebben óók giftige pijltjes op onze boog!
(brutaal)
Wat zouden jullie me kunnen doen, hee?
(insinuerend)
Jou misschien niets. Maar dat belet ons niet onze revanche te nemen op een andere manier. Onrechtstreeks. Op iemand anders. Namelijk door die iemand dingen aan te doen die jij misschien liever niet zag gebeuren.
(korte, dreigende pauze)
Stel je even voor dat we Loulou Frigidaire in een krant ontmoeten?
(plotse angst, die hij tracht te verbergen)
W-wie is Loulou Frigidaire?
(gaat, onwillekeurig, beschermend vóór de pinup staan)
(wreed)
Dan ranselen we haar af!
(id)
Sleuren ze bij d'r haren over straat!
(id)
Om 12 uur smiddags op de Place de la Concorde!
(met manhaftige poging tot zelfbeheersing)
Loulou... hoe noem je ze... die ken ik helemaal niet... jullie maken een grapje...
(de klok slaat éénmaal, Knipper slaakt een zucht van verademing)
Ja, dat zou je beter kunnen doen, weer aan het werk gaan.
Want daar heb je nog niet veel van terechtgebracht vandaag.
(dreigend)
En... je bent gewaarschuwd!
(zij verdwijnen langzaam naar hun donkere ruimte)
(haast zich aan zijn tafel, opeens een en al ijver)
Maar ik vraag niet beter dan te kunnen voortdoen... Ekskuzeer heren maar jullie houden me van m'n werk... Volkomen ten onrechte denken jullie dat ik geen ernstig werker ben...
(zijn stem sterft weg in gemompel. Hij neemt een krant en begint te zoeken. Vindt een artikel, zoekt een zeer grote schaar uit - een groot artikel - en begint het uit te knippen)
Bijeenkomst van de Grote Twee op het Paaseiland! Dat moet ik uitknippen voor het archief van de VeeVeeVeeWee, de Vredeskommissie van de Vierde Weg...
(licht wisselt naar links)
| |
| |
| |
8
(De personages A en B ijsberen van voor naar achter en terug, simmetries maar steeds in tegengestelde richting; één uiterst links, één uiterst rechts van het zwarte gebied. Houden af en toe, tegelijk, even stil)
(tijdens een van de rusten, vooraan. Kijkt op polshorloge)
Als hij zich aan een afspraak als deze nog niet kan houden...
(ijsberen herneemt)
(tijdens een rust even later, ook vooraan, op horloge kijkend)
Niet te vertrouwen, zoals altijd... niet eens stipt op een belangrijke bijeenkomst als die van vandaag...
(ijsberen)
(even later, a.v.)
Het is een maneuver natuurlijk... Me zenuwachtig maken en daar dan munt uit slaan tijdens het onderhoud... Maar dat zal niet zo grif gaan... Ik heb hem door...
(ijsberen)
(even later, a.v.)
Dat is geen manier om een staatshoofd te behandelen... Als hij niet vlug hier is ben ik weer weg...
(maken kwartdraai, kijken in de verte, d.w.z. langs elkaar heen)
Aha, daar komt hij. Eindelijk!
Daar heb je hem. Niks te vroeg!
(gaan met uitgestoken hand en glimlachend op elkaar af, dwz. steken het zwart gebied over in de breedte, maken een U-bocht en komen dan pas op elkaar toe, zodat ze elkaar ongeveer in het midden van het linkervak ontmoeten. Drukken elkaar overdreven hartelijk de hand)
...niet heb laten wachten!
Ach, ik was zeker te laat!
Nee nee uitgesloten ik was vast te vroeg.
Met alle respekt voor eh, enzovoort, maar willen we de religie maar buiten de internasionale politiek houden, kollega?
Neem me niet kwalijk kollega, dat was helemaal mijn bedoeling niet! Ik gebruikte alleen de plaatselijke groet.
O, dat is een verschil. Ook een zalig Pasen dan.
Die oseaan is wel stil. Die beelden...
Ik bedoel, vindt u het hier neutraal genoeg?
Jaja dat gaat wel. Maar zoals ik zei, die beelden...
Ik verzeker u dat ze massief zijn. Er zitten geen sp... waarnemers in verborgen, als u dat soms veronderstelt.
Kijk dan als u het niet gelooft. Ik bedoel, luister.
(hij gaat op de zijmuur kloppen met zijn vuist. Het geeft een hol metaalachtig geluid)
Eh... hum.
(hij klopt veel zachter)
Een welluidende steensoort, vindt u niet?
Ik kan het werkelijk niet goed horen, klopt u eens iets harder alstublief?
(Personage A klopt nog zachter, zodat personage B zelf gaat kloppen)
Vreemd! Als u er niet zelf over begonnen was zou ik het niet vermoed hebben... maar dit beeld klinkt werkelijk hol.
Wil u daar iets mee insinueren?
Ik vind alleen maar vreemd dat een zogenaamd massief beeld hol klinkt!
Zo klinken al deze beelden. Dit hier bijvoorbeeld, luister maar.
(loopt
| |
| |
naar achterwand, klopt. Zelfde hol metalen geluid)
Ja, nu u het zegt. Dat klinkt hetzelfde.
Dat klinkt helemaal niet hetzelfde. Dit beeld klinkt hol!
(hij klopt)
Nee dit.
(klopt op eerste beeld: bonk)
Nee dit!
(bonk)
(steeds sneller, tot het haast een roffel wordt)
Ik nog veel minder.
(beiden doen heimelijk een teken naar hun beeld: ‘ophoepelen’)
(poeslief)
Dan belet niets ons, de besprekingen aan te vatten.
(id)
Niets inderdaad, kollega. Wel eh...
Kijk!
(wijst in de richting van personage B's beeld)
Kijk!
(wijst in de richting van het andere)
Die zich uit de voeten maakt...
In een klein motorbootje stapt...
...en nu wordt aan boord genomen...
...van een onderzeeër...
(keren zich met een ruk naar mekaar toe, elk beschuldigend wijzend naar het beeld van de ander)
U hebt het met uw eigen ogen gezien, dat er een man in dàt beeld beeld verborgen zat!
(beteuterd)
In dàt...?
(wijst op eigen beeld)
(id)
In dàt...?
(wijst op eigen beeld)
(id)
Er waren dus twee mannen?
(id)
In elk beeld één?
(bekijken elkaar. Gedwongen lachje)
Ach kollega... ik begrijp al...
Maar natuurlijk... het zijn...
(met overtuiging)
Die vervelende persfotografen!
(lachen, slaan op elkaars schouder)
Wel, zullen we dan maar wat konfereren?
Waarom niet, een beetje konfereren heeft nog nooit iemand kwaad gedaan.
Zoals mijn vader ook altijd zei. Wel, als eerste punt op de dagorde...
Allicht. Ze is niet vastgesteld.
Hoe kunnen we dan konfereren?
Ik stel voor, als punt buiten dagorde het opmaken van een dagorde te nemen.
| |
| |
Dat voorstel op zichzelf is een punt buiten dagorde!
Laten we daar dan eerst over stemmen.
Bij zitten en rechtstaan?
Goed.
(Personage A gaat zitten. Als hij terug rechtstaat gaat personage B zitten. Als personage B rechtstaat gaat personage A weer zitten, enzovoort, enkele malen achter elkaar)
(die op dat moment neerzit)
Ik ga er bij liggen.
(doet dit, hoofd in richting van zijn beeld)
Ik ook.
(met hoofd in richting van het zijne)
Ik kreeg het gevoel alsof dat beeld voorover op me ging neervallen.
(kijkt omhoog naar zijn beeld)
Ai!
(springt recht)
Ik ook!
(zij staan een ogenblik angstig bij elkaar, steun zoekend in elkaars nabijheid. Hervatten zich dan)
Eh... Ik had de zon in mijn ogen.
(verdedigend)
Het maanlicht is sterk in deze gewesten. Zelfs overdag. Enne, bovendien is de maan vandaag in konjunksie met...
Dat doet me er aan denken, hoe gaat het met uw konjunktuur?
Dank u dank u, die bereikt een aardige hoogte, en de uwe?
Ach kollega, wij hebben dat begrip immers allang opgeruimd.
Door wat hebt u het dan wel vervangen?
O, op de vrijgekomen plaats hebben we volkstuintjes en sportvelden en andere sosiale dinges, hoe noem je ze, verbeteringen aangebracht.
(vertrouwelijk)
Laat dat onder ons blijven kollega, maar ik zeg je, de sosiale vooruitgang, dat zijn de brood-en-spelen voor het volk van vandaag.
Denkt U? Dat lijkt me een gevaarlijke vernieuwing. U gooit wel veel oude zekerheden overboord. Onze kultuur loopt een beetje minder hard van stapel, geloof me vrij.
Wij breken alleen maar met het verleden. Jullie breken met de toekomst, dat is veel erger.
U bent er volkomen naast. En onze vooruitgang dan?
Eh, hum, ik ben misschien niet helemaal bevoegd om daar over te praten... daar zijn de spesialisten voor tenslotte... dat is bij u ook wel zo, neem ik aan!
Eh natuurlijk... bovendien ga ik geen staatsgeheimen verklappen aan de eerste de beste...
O zo? Ben ik de eerste de beste?
Nee, natuurlijk niet! Daar zorgt de personenkultus wel voor!
U wordt hatelijk! Tracht u misschien de gewapende vrede die tussen ons heerst te verbreken?
(geschrokken)
Voor geen geld van de wereld! Ik vind het een prima toestand.
Ik ook. Laten we hem dan niet verpesten.
Laten we hem zelfs bevorderen!
Laten we een vredeskonferensie houden, dat is het probaatste middel!
| |
| |
Een prachtidee! Laten we vredeskonfereren.
Eerst een beetje wetenschappelijke uitwisseling?
Strontiumsigaret?
(prezenteert pakje)
Graag!
(neemt sigaret en steekt ze op)
Prima! Hongersnoodpepermuntje?
(prezenteert rolletje)
Ja, dank u wel! Mm, lekker! Maar hebt u al gehoord over onze laatste nieuwe versnapering?
(hart terzijde)
Toch geen reklame-intermezzo, kollega? Laten we niet ekonomies worden. Daar zijn aparte konferensies voor.
Nee nee kollega, want dit komt niet in de handel.
(haalt doosje boven)
Deze lekkernij is vooral geschikt voor onderontwikkelde gebieden, waar u toch ook mee te maken hebt. Voor het onderdrukken of, naar keuze, provokeren van opstanden, burgeroorlogen, al dan niet gewapende konflikten met of zonder buitenlandse inmenging enzovoort, u kent de gamma wel. HET probate middel:
(opent doosje. Plechtig)
De kneedkernbom! Handige verpakking, één dozijn per doosje. Neem gerust, kollega, dit is een gratis monster!
(Personage B neemt er eentje)
Even kneden vóór gebruik. Daarna wegwerpen.
Niet tè ver! Tot in de stratosfeer, of tot even buiten de dampkring.
(kneedt, gooit zo hard hij kan schuin omhoog. Ze wachten even; verwijderde losbranding. Zij luisteren voldaan lachend en knikkend naar het naëchoënde geluid)
Mooi werk, kollega!
(kwazischertsend)
Die komen we afspionneren hoor!
(zij lachen gemaakt hartelijk, elkaar op de schouders slaand)
(de belichting wisselt naar rechts)
| |
9
(knipsel in de hand)
De besprekingen duren voort.
(pauze. Legt knipsel neer; kijkt peinzend naar de pinup)
Wat zijn het andere tijden geworden dan vroeger, Loulou. Vroeger... De mensen maakten ook pret maar niet op zulke sinistere manier... en niet op zulke enorme schaal. Ook toen gebeurden er minder mooie dingen, dat weet ik best, maar het groeide niet zo boven je hoofd... Een bestaan waarvan je wist wat je er aan had, duidelijk, beter ingericht dan nu...
(korte pauze)
De mode was ook veel geriefelijker, om nog maar iets te noemen. Geriefelijk... wel, gekleder, in elk geval. Jeugdiger! Omdat de mensen die in die kleren staken zelf ook jeugdig waren. Jeugdig van geest, van hart...
(denkt even na)
Ze hadden minder angst! Minder angst... en meer liefde. Want die twee gaan niet samen. Neem mij bijvoorbeeld. Hopeloos verliefd was ik op je Loulou, goeie god! - maar niet met een zwaar gemoed, dat kan ik je verzekeren.
(geeft haar een kus)
(De personages A en B zijn tijdens deze monoloog aan de rand van hun gebied verschenen, en staan al een poosje onhoorbaar grinnikend toe te kijken)
(zeer luid, tot personage B)
Hoe vind je DAT!
(Knipper keert zich verschrikt, schuldbewust om)
Ik hoop dat je het minstens nog kunt opbrengen je te schamen, Knipper.
| |
| |
Ikke, ikke! Je moet je lage lusten leren bedwingen, Knipper! Zoals wij!
Een abstrakt beroep als het jouwe vereist een hoogstaande zedelijkheid!
Maar daar blijf jij ver beneden!
(overschreeuwt hem)
Pervers individu!
Drukwerkwellusteling, als je dat beter snapt!
Maar... Ik heb geen mens was misdaan.
Jij hebt een loopje genomen met begrippen, meneer, met voorschriften, met verworvenheden van een achtenswaardige tradisie, met een kode van menselijke gedragingen! En dat is heel wat erger dan het tekortdoen van een levend mens.
(waarderend, tot personage B)
Je spreekt als een boek, mijn beste.
Als een krant! Zondagspagina.
Ik heb alleen maar een plaatje uitgeknipt van een vrouw die ik mooi vind.
Meen je dat, vind jij dat scharminkel nou echt mooi?
Ze is afschuwelijk verouderd.
Dat samengeperste pruimenmondje is meer dan belachelijk.
En die lange puntige kin. Haar kop lijkt wel een rechtopstaande rugbybal.
En dan die gekke lege staarogen!
Niet waar! Loulou had de prachtigste ogen op aarde! Wie dat niet merkt heeft zelf geen ogen in zijn hoofd.
(ongenadig)
En vergeet niet, op deze foto was ze nog jong. Moet je niet vragen wat een lelijke uitgedroogde ouwe tante ze nu is.
Dat kan me allemaal niet schelen. Ik blijf trouw aan de vroegere Loulou Frigidaire. Ik laat me niet van de wijs brengen door de tijd! Hij kan zoveel verder lopen als hij wil, ik houd het bij het verleden. Ik moet wel leven in deze tijd, maar mijn hart is bij een andere. Ik heb lak aan het heden!
Zeer juist. Jij vlucht je verantwoordelijkheden.
Door je lichtzinnig gedrag werk je mee aan het verderf van de jeugd van nu.
Waar je zelf de eerste bent om op af te geven. Al werd ze door jouw generasie de wereld ingeschopt.
(Knipper schamper monsterend)
Oud, maar ver van eerbiedwaardig.
Eerbiedwaardig nog veel minder.
De jeugd dient rein opgevoed! Zij heeft behoefte aan een lichtend voorbeeld! Ben jij een lichtend voorbeeld, Knipper?
Hij is er eerder een uitgedoofd. Een uitgedoofde vetkaars van een voorbeeld.
Hindert niet, ik heb lusifers.
(hij strijkt lusifer af, doet alsof hij Knipper wil in brand steken)
(achteruitdeinzend)
Hela, word je gek?
Wil je niet? Ook goed, ik dring niet aan.
(gooit achteloos de brandende lusifer weg in de richting van de stapel kranten achter in het kantoor)
(in paniek)
Moet je brand stichten!
(hij rent naar de lusifer om hem uit te trappen. Achter zijn rug is personage A in één sprong tot bij de pinup, personage B heeft snel de haagschaar genomen, geopend, houdt hiermee Knipper op een afstand)
| |
| |
(verbijsterd)
Wat... bezielt jullie?
Tot onze spijt zullen we tot zeer drastiese maatregelen moeten overgaan.
Het zal ons meer verdriet doen dan jou, Knipper.
Maar daar zullen we het niet om laten.
(onder de ontzette ogen van Knipper rukt hij de pinup van de muur, verscheurt ze, gooit ze op de grond)
(zinkt kreunend in mekaar)
Maar meneer...!
(hangt schaar weer weg, gaat tot bij Knipper, legt hand op zijn schouder)
Het was voor je eigen goed, Knipper.
Ja, je zult je een ander mens voelen in 't vervolg.
(gezicht verbergend in handen, zuchtend)
Dat in elk geval...
Wij moeten nu gaan. Maar vergeet niet, dat wij het goed met je menen.
Mocht je soms kleine moeilijkheden of tegenslagen hebben, wend je dan gerust tot ons.
Wij zullen je altijd graag van dienst zijn.
(plechtstatig, in het duidelijk besef dat ze op de juiste manier zijn opgetreden, gaan zij naar links, waar het donker blijft. Zodra ze echter verdwenen zijn hoort men hun uitbundig gelach. Dat vervolgens wegsterft. Knipper heeft zich intussen niet meer bewogen. Neemt eindelijk de handen voor zijn gezicht weg, overschouwt de verwoesting. Gaat dan langzaam de snippers bij elkaar zoeken. Legt ze op zijn tafel, begint ze als een legpuzzel aan mekaar te passen)
(gebroken stem)
Ik zal proberen je te lijmen Loulou... beter dan niets...
(pauze)
Nee, zo zat je niet in mekaar. Nog eens proberen.
(pauze)
Nee, ook zo niet...
(hij geeft zijn pogingen op, verbijsterd)
Hoe dan wel? Ik herinner het me niet meer. Een schande...
(hij verbergt zijn hoofd in zijn arm. Hervat zich een weinig)
Ekskuzeer Loulou... het spijt me meer dan ik kan zeggen... dat ik niet eens meer bekwaam ben dit voor je te doen... Maar je begrijpt, het is ook al wel twintig jaar geleden, dat ik zelf nog een vrouw... Jij was een herinnering aan die tijd, de enige... en nu verlies ik jou ook nog.
(haalt een leeg kartonnen doosje uit de tafellade, verzamelt de snippers erin, sluit het doosje, drukt er een devote kus op)
Rust zacht, lieve Loulou Frigidaire, heerlijkste van alle onbereikbare vrouwen.
(hun stemmen klinken vanuit het donker links, als van ver)
Amen.
(onderdrukt gelach)
(schudt zijn vuist in die richting)
Jullie krijg ik nog wel, moordenaars!
(zoekt grote schaar uit, beproeft scherpte op zijn duim. Voor zich heen)
Kolonel Hümmel, hm? Napoleon, hm? Mijn schaar verhoogt het gehalte van de gedrukte werkelijkheid, zo was het, niet? Tot je ze haast niet meer van de echte onderscheidt? Mooi!
(hij begint in een krant te bladeren. Donker)
| |
10
(Licht links. Personage A staat in het midden van het vak, handen in zakken, mismoedig naar de grond te staren. Personage B leunt onverschillig tegen de linkermuur, tussen de tanden fluitend)
Wat ben jij opeens skrupuleus geworden.
Ik geloof niet dat we er goed aan gedaan hebben.
(volkomen ernstig)
Doe nooit aan een ander, wat je zelf...
Rubriek Wijsheidsdroppels. Pagina 13 onderaan, stoplapje om een kolom
| |
| |
En het respekt voor ouderen dan?
Hij is niet zo oud als hij er uitziet.
(ongeduldig)
Hij is echt, wij niet. Dat is toch ook wat.
Zijn leven is al triest genoeg zonder dat wij het hem nog zuur maken. Een eenzaam man. En zijn werk is geestdodend.
Je zeurt als een teetante die haar haakwerkje kwijt is.
Gemakkelijk sarkasme! Terwijl we hem zoveel te danken hebben.
(kijkt op, gaat tot bij personage A, bekijkt hem onderzoekend)
Zeg eens... meen je dat nou allemaal? Of wat?
(schokschouderend)
Ach, ik weet niet.
(licht ook rechts. SIMULTAANAKSIE:)
| |
|
ruimte links |
|
ruimte rechts |
Personage A: |
Ik voel me uit mijn gewone |
|
(Knipper is bezig, met een |
|
doen... op dit moment |
|
boosaardige grijns, een |
|
bijvoorbeeld krijg ik een |
|
plaatje uit een krant te |
|
kriebelig gevoel langs mijn |
|
knippen) |
|
oren... schouders... |
|
|
armen... mijn hele |
|
|
omtrek... |
|
Personage B: |
Ach, inbeelding. |
|
|
Knipper: |
(nadat het plaatje is |
|
uitgeknipt, zacht voor zich |
|
heen) Zo, Napoleon! |
|
(grinnikt) |
Personage A: |
Omdat je het zelf niet voelt! |
|
(Knipper bladert verder, |
Kijk, nu is het weer over. |
|
vindt een tweede plaatje, |
|
|
begint het uit te knippen) |
Personage B: |
(verbaasd) Maar nu lijkt het |
|
|
wel of ik het krijg... |
|
|
Dat doe jij me aan, met je |
|
|
gepraat over kriebelig! - |
Knipper: |
(heeft het plaatje uitgeknipt) |
|
Nu voel ik weer niks meer. |
|
Zo, Hümmel! (spelt de twee |
Personage A: |
Ik denk dat het de een- |
|
knipsels aan de muur) |
|
zaamheid is die ons op de |
|
|
zenuwen gaat werken. |
|
(Knipper haalt een doosje |
Personage B: |
Ja, eenzaam maar niet |
|
met spelden uit zijn lade, |
|
alleen. |
|
zet het voor zich op tafel) |
Personage A: |
Dank zij de voortdurende |
|
|
aanwezigheid van de een |
|
|
voor de ander, en omgekeerd. |
|
Personage B: |
Sans rancune, maar zo is |
|
|
het. We hebben niet veel |
|
|
aan elkaar. |
|
Personage A: |
We leven in dialoogvorm, |
|
|
meer niet. |
|
| |
| |
Personage B: |
Nauwelijks van elkaar te |
|
(Knipper opent zijn lijmpot, |
|
onderscheiden. |
|
begint de gezichten van |
Personage A: |
Ik twijfel er vaak genoeg aan, |
|
de twee afbeeldingen in |
|
wie van ons beiden ik ben. |
|
te strijken) |
Personage B: |
(wist zich het voorhoofd af) |
|
|
Ik... voel me niet zo best, |
|
|
eigenlijk. Het koude zweet |
|
|
breekt me uit. |
|
Personage A: |
(doet hetzelfde) Mij ook. |
|
|
Zo koud is het hier toch |
|
(Knipper neemt een speld |
|
niet? |
|
en steekt ze in de afbeelding |
Personage B: |
(kreunt) Nee maar het zal |
|
van Hümmel) |
|
wel koud gaan worden! |
|
|
Ik krijg jichtscheuten! |
|
(Knipper prikt een speld |
Personage A: |
Jicht? Knagingen van ons |
|
in het plaatje van Napoleon) |
|
geweten zijn het! |
|
|
Ik heb het ook! |
|
|
(houdt handen aan zijn |
|
|
ribbekast) |
|
Personage B: |
(harder kreunend) Het wordt |
|
(Knipper gaat voort spelden |
|
er niet beter op! als dat |
|
in beide afbeeldingen te |
|
mijn geweten is dan is het |
|
steken) |
|
verdomd zwaarbeladen! |
|
Personage A: |
(id) Dat is het ook! Het |
|
|
minst wat we kunnen doen is |
|
|
het weer goed maken met |
|
|
hem! Ekskuus vragen! |
|
|
Zeggen dat het ons spijt! |
|
Personage B: |
(stem onderbroken door |
|
|
steunen) Vooruit dan maar! |
|
|
Je weet nooit waar het |
|
|
goed voor is! |
|
|
(slepen zich, elkaar onder- |
|
|
steunend, tot aan de grens |
|
|
van het zwart gebied. |
|
|
Donker links) |
|
(Knipper hield nieuwe |
|
speld prikkensgereed, gaat |
|
snel gewoon zitten als |
|
hij hen opmerkt) |
(einde van de simultaanpassage)
| |
(hard)
Ik ben niet meer te spreken voor jullie.
(nederig)
Misschien wil u ons toch nog even aanhoren. We komen u zeggen dat het ons spijt. Van dat... meisje van u dat we verwoest hebben. Ik vrees dat we ons daar... een beetje hebben laten gaan.
We hebben ons vergist. We dachten dat zij iemand was die we kenden ziet u, en toen...
(hij krijgt een elleboogstoot van A en zwijgt)
Ik wil niet goedpraten wat we gedaan hebben. Wij zijn verhard en verbitterd door de eenzaamheid. Maar we hadden beter moeten weten. Dat zien we nu in.
We zijn er helemaal van onder de indruk.
(kreunt)
We zijn er helemaal
| |
| |
(kreunt)
Ja, we voelen ons ellendig. Maar we zouden ons al beter voelen als u ons die gemene streek kon vergeven.
(heeft intussen de twee plaatjes aan de muur in 't oog gekregen, is er in enkele snelle passen heengelopen)
En we zouden ons nog stukken beter voelen als die SPELDEN hier niet meer inzaten!
(trekt ze er snel uit. Keert zich woedend naar Knipper)
Wat zijn dat voor voedoepraktijken?
(Knipper schokschoudert, niet onder de indruk. Personage B veegt met zijn zakdoek voorzichtig de knipsels schoon, haalt ze van de muur, geeft er een aan personage A. Zij bergen ze op)
Zo.
(tot Knipper, dreigend)
Dáár zul je alvast niet meer mee herbeginnen.
(neemt een schaar, dreigt ermee, ze omhooghoudend als een dolk)
En ik heb veel zin je dat VOORGOED te beletten.
(angstig)
Denk goed na wat je doet, kollega...
(blijft zitten, niet het minst onder de indruk)
Wie, jij? Ach, probeer dan maar, als je dat prettig vindt.
(Personage B is overbluft, laat de schaar zakken, hangt ze terug in het rek)
Ik ben gek dat ik me druk maak over jullie. Als ik niet beter wist zou ik mezelf ervan verdenken dat ik dronken ben. Dat ik zo aan jullie kan blijven geloven.
(verzoenend)
Laten we dat allemaal vergeten. Wij twee hebben u nodig; en omgekeerd, zonder ons zou uw werk misschien totaal zinloos zijn... niets dan papier, niets dan wit en zwart, een komplete kleurenblinde woestijn...
(schouderophalend)
Denk je? Ja, wie weet.
(warm)
Dat kan ik enorm van u waarderen.
Dat u er ons niet blijft om miszien.
(onverschillig)
Als je dat zo wil opvatten, mij goed.
(dankbaar, wil Knipper de hand gaan drukken, maar deze doet of hij het niet merkt)
Als u wist wat dit voor mij betekent...
(tot personage B)
voor ons... nietwaar kollega? Iemand die kwaad met goed vergeldt - die noem ik werkelijk nobel.
Ach, noblesse oblige, meneer, met uw welnemen! Als u een vaag idee had van de troosteloosheid van ons bestaan, u zou geen moment aarzelen veel begrip voor ons aan de dag te gaan leggen! Zo eenzaam dat wij zijn! Wat ons mankeert is een zusterziel! De vrouwen die in onze berichten voorkomen worden nooit echt zichtbaar!
Hm, je overdrijft. Nooit echt tastbaar, laten we zeggen.
(tot personage B)
Hebben we daarstraks niet haast gevochten om een volkomen denkbeeldig meisje?
(weer tot Knipper)
Kunt u het geloven, zo was het, meneer! De behoefte aan een gezellin, een van onze soort, die holt ons gewoon uit, meneer! Wij zijn twee ongelukkige, uitgeholde wezens.
In dat geval hadden jullie wel een beetje meer begrip voor mij mogen betonen. Ik ben nog niet vergeten...
Het zal niet meer gebeuren, meneer! En morgen vindt u immers een andere in de krant! Hadden wij ze maar voor het uitzoeken zoals u!
(handgebaar naar stapeltje kranten)
Als het dat maar is... Ga gerust jullie gang.
(entoeziast)
Meent u dat?
(hij neemt een schaar, personage B doet hetzelfde, zij beginnen ijverig samen een krant te doorzoeken)
| |
| |
(verheugde uitroep)
Mitzi Regenboog! Mijn geliefkoosde filmster!
(tot Knipper, in de lucht knippend met schaar)
Mag ik? meneer de Knipper?
(onverschillig)
Ga je gang.
(doet op zijn beurt ontdekking)
Cleopatra! Het is maar een gravure, maar wat een onvergetelijke vrouw!
(nadat zij geestdriftig de plaatjes hebben uitgeknipt, staan zij er even mee in de hand. Mime: antiklimaks)
(tot personage A)
Zeg... er gebeurt niks.
(verbijsterd)
Nee... ze komen niet tot leven...
(tot Knipper)
Wat is er aan de hand? Wat heb je gedaan?
(grinnikt)
Niets. Dat is het hem juist. Jullie kunnen dat niet. Jullie missen de handgreep. De hand van de schepper. Die heb ik alleen!
(neemt een schaar, geeft een plechtige knip in de lucht. Blijft deze schaar in de hand houden)
(onderdanig)
Zou u ze dan misschien voor ons tot leven kunnen knippen?
O, dank u!
(geeft personage B elleboogstoot)
Dank u zeer! U is wel vriendelijk!
Ik zei niet dat ik het zou doen. Geef eens hier die dametjes. (zij overhandigen hem de knipsels. Hij bekijkt ze krities) Hum. Waren jullie dat niet die mijn smaak in twijfel trokken? Ik vind aan deze grieten niks aan.
(legt ze neer op tafel)
(bewust dat hij de situasie in handen heeft. Let niet op de onderbreking)
Ik zeg jullie, dat je werkelijke schoonheid nog maar weinig of niet vindt bij de vrouwen van nu. Tenminste, bij diegene die voor schoonheden doorgaan en in de krant komen als dusdanig. Kijk hier eens bijvoorbeeld.
(hij slaat een krant open, de personages A en B komen gehoorzaam aan weerszijden van hem staan meekijken)
Dit meisje hier, zo beroemd dat haar inisialen spreekwoordelijk zijn geworden, moet zeker een kroniese neusverstopping hebben: nooit zie je ze zonder die imbesiel openstaande mond, alleen kwijlen doet ze nog niet. Een bol gezicht van pasgewassen varkentje en een kapsel in vorm van waterhoofd. Dàt noemen ze vrouwelijk schoon, de dag van heden.
(gedwongen lachend)
Zeker, zeker... - U hebt volkomen gelijk...
Jongens, jullie weten niet wat jullie missen. Vóór 30 en 40 jaar, toen begreep men wat een mooie vrouw was.
(kan zich niet bedwingen)
Ja, die kennen we goed genoeg, die langsteltige tweeruggige...
(personage A doet hem ophouden met elleboogstoot, maar Knipper heeft schijnbaar niets gemerkt)
(verderbladerend)
Maar kijk hier dan eens! Een vrouw die men vandaag voorbijloopt. Niet opmerkt. En toch, dáár was wat van te maken! Geen overtollig vlees. Een smal, een heel klein tikje irreëel gelaat. Geen grote gemene maar een kleine gevoelige mond, een delikate kin, lange dunne hals, grote ogen die van een diep en gepassioneerd leven spreken en niet van de alleroppervlakkigste onbenulligheid zoals bij de hedendaagse stompzinnige bijziende sekskatjes... Wel, hoe vinden jullie deze?
(geforseerd)
Mm, aardig...
(met pijnlijke glimlach)
Ja... die vrouw heeft wel iets...
Een prachtvrouw, wie dat niet ziet is blind of suf!
(bladert verder)
(duidelijke poging tot afleidingsmaneuver)
Kijk hier! Dat ben ik! Als de
| |
| |
beroemde akteur Harold Rumkorf! Een prachtrol speelde ik toen, in die film.
(op andere bladzijde wijzend)
En hier! Dat ben ik, zie je! Als de bekende politieker Delandeau! Dat was een fijn bericht! Heb ik die andere sukkels er toen even tussengenomen, op die konferensie!
Als ik jullie er plezier kan mee doen...
(begint de plaatjes uit te knippen)
Als soevenier? Hm?
(heeft de afbeeldingen uitgeknipt, reikt één er van aan personage B)
Asjeblief!
(Personage B wil het knipsel aannemen, maar op dat moment trekt Knipper het plaatje snel weer terug en knipt er in één hap het hoofd af. Personage B slaat beide handen aan de keel, wankelt met een gesmoorde kreet achteruit naar links, waar meteen een somber of rood licht ontstaat. Daar zakt personage B achterover tegen de grond, levenloos)
(enkele sekonden lang verstijfd van ontzetting)
Wat hebt u gedaan? Is hij dood?
(wreed grinnikend)
En geen klein beetje. Zo zie je wat mijn schaar
(geeft een knip in de lucht)
in de gedrukte werkelijkheid kan aanrichten.
Hoe afschuwelijk verraderlijk van u. U bent een moordenaar.
(haalt het kartonnen doosje met de snippers van Loulou Frigidaire boven, opent het, toont zwijgend de inhoud aan personage A, sluit doosje)
Wat zijn jullie anders?
(bergt doosje weg, neemt het tweede knipsel, schaar knippensgereed)
(in paniek, beide handen beschermend vooruit)
Nee! Nee!
Toch wel!
(hij wil gaan knippen. De klok slaat éénmaal. Hij kijkt om. Hangt de schaar weg, bergt knipsel op)
Kantoortijd is om!
(hij staat recht, gaat zonder personage A nog aan te kijken naar de kapstok, steekt eerst en vooral pijp in zijn mond, doet jas aan, zet hoed op, dooft licht boven tafel)
Punktueel! Zoals elke avond!
(hij gaat buiten)
(Personage A gaat tot bij dood personage B, versleept hem en legt hem mooi recht, presies zoals bij het begin. Gaat er zelf weer rechtop achter staan)
(neutrale toon)
De slaap van de gedrukten.
(licht lager. Dan blackout)
DOEK
maart/april 1962
|
|