hans verhagen | oorzaak leven gevolg dood
Only the most fanatic researcher upon cancer could share with the poet the concept that cancer is a flower, an adventure, and intrigue with life.
Robert Duncan
Kanker is meer dan alleen ‘that abysmal void into which 2.000.000 screaming, tormented mortals plunge every year’ (Alfred J. Cantor M.D., ‘Cancer can be cured’), al is hij dat allereerst, met zijn tweede plaats op de internationale lijst van doodsoorzaken (1: hart- en vaatziekten).
Kanker is ook ‘an intrigue with life’, een geheimzinnig onderhuids gebeuren, waarvan wij niet veel meer meten, dan dat het in de kleinste organismen ontstaat: plotseling en raadselachtig. Het mysterie maakt de kanker tot een taboe, zijn naam een vloek.
In gezelschappen, die aardbevingen en vliegtuigrampen, radio-activiteit en oorlogsdreiging gretig als onderwerpen van gesprek hanteren, is hij die de kanker aanroert een onwelkome gast, een griezel bovendien. Want aardbevingen en vliegtuigrampen gebeuren doorgaans ‘ver van ons bed’ en ook met Wereldoorlog III zal het zo'n vaart niet lopen. Maar kanker kan in 1, 2, 3 of 4 van ons zijn dodelijke groei al zijn begonnen. (De eerste stadia zijn meestal pijnloos). Zichzelf intensief bezighouden met kanker is het noodlot tarten: zijn vele beroemde onderzoekers niet zelf aan hun levenswerk gestorven, evenals mensen met een osessionele angst voor de ziekte?
Niettemin is de kanker een taboe, waaraan de mensheid moet geloven. ‘Cancer will yield its secret only at great cost, if at all’.
Het magische duister, waarin de wetenschap tast, maakt de kanker ook tot ‘an adventure’ voor de dichter. Hij ziet een overeenkomst tussen - goede - poëzie en kanker: plotseling, ogenschijnlijk redeloos ontstaand en groeiend, maar met eigen wetten. Een alles verslindende werkelijkheid, met als oorzaak leven en als gevolg dood.
Het is een wirwar draden, die de dichter in contact brengt en houdt met de kanker. Voor mij was het aanvankelijk ‘a flower’, de bloem bij het sterfbed van mijn moeder. Dezelfde roos kreeg daar nieuwe betekenis. Zie:
‘Ik wil geen rozen dragen in een sneeuwwit lichaam / vol bulten’ in het ‘Gedicht na eeuwen’. (Gard Sivik 19.) Een emotionele benaderingswijze: kanker als het symptoom van deze beschaving, de genadestoot waaraan de mens na 30.000 jaar aftakelen sneuvelt op het slagveld van zijn tijd. En hoe verschrikkelijk! Later was het meer het fysieke principe van de kanker, dat mij mijn eigen kern deed zoeken: de celkern. Ik schreef geen poëzie óver de kanker, maar mèt, vòlgens de kanker, gebruikmakend van zijn verworvenheden, zijn groei.
Zonder dat het woord kanker erin voorkwam heb ik zulke gedichten wel ‘eng’ horen noemen: de kanker als taboe in de moderne poëzie.
Zoals het leven begint in één cel, zo kan de dood in één cel beginnen. Er is daar iets aan de gang geweest, waarvan wij alleen de gevolgen kennen: het minutieuze mechanisme van de celdeling wordt ontwricht door de rebellie en het merkwaardige gedrag van die ene tumorcel en haar nakomelingschap in de samenleving (gezonde) cellen. ‘Een normaal weefsel neemt een portie voedsel uit het bloed, evenredig met en naar behoefte van de rest van het lichaam, een tumor pakt wat hij krijgen kan, ongeacht de behoeften van het hele lichaam’ (Dr. I. Berenblum, in ‘Wat is kanker?’). Volgt de grote groei - een motor waarover de mens op alle fronten zijn meesterschap verloren heeft -, nauwelijks schadelijk bij een goedaardig gezwel, dat zich als een gemeenschap asocialen tussen de andere buurten uitbreidt, fataal bij een kwaadaardige tumor, die bij andere buurten inbreekt, brekend met de strenge wetten van de innerlijke mens.
Wat speelt zich in die ene cel af? Het is de vraag, die de kanker een van de grootste