| |
| |
| |
gerrit huizer | o taboe
Ote boe
Ote o taboe
Het is natuurlijk niet toevallig dat het juist een stukje van het indertijd omstreden gedicht van Jan Hanlo is waar ‘taboe’ op slaat als een scherp mes op een varken. Is niet de publiciteit die er om deze woorden verwekt is, evenals het rumoer om bepaalde vormen van beeldende kunst, een signaal dat er een taboe geschonden is, dat er iets met een hoofdletter op het spel staat? Kunst, jawel, met een hoofdletter, zoals God, Humanisme, Kerk en andere zaken waar je mee op moet passen.
Er is een naburige stam waar men gewend is al zijn zelfstandige naamwoorden met een hoofdletter te schrijven. Daar zul je dan wel bij alles op je hoede moeten zijn. Daar konden de opperhoofden ook zin krijgen een andere stam, met grotere neuzen, te gaan uitmoorden, zelfs al hadden de leden daarvan eeuwenlang vreedzaam onder hen gewoond. Dat overigens vertegenwoordigers van zo'n bedreigd volk het beste weten wat taboe is, moet nu wel duidelijk zijn:
‘Uns geht die Bedeutung des Tabu nach zwei entgegengesetzten Richtungen auseinander. Es heiszt uns einerseits: heilig, geweiht, anderseits: unheimlich, gefaehrlich, verboten, unrein.’
Sigmund Freud
Geldt dit voor de Kunst tegenwoordig ook niet? Heeft de Kunstenaar niet langzamerhand in de ogen van de burgerman de allure aangenomen die heel vroeger de medicijnman en nog onlangs de dominee had? Hoeveel reprodukties hangen er niet op de plaatsen die vroeger door een wandtekst ingenomen werden en hoeveel bundeltjes poëzie (pocketuitgave) staan er niet waar voorheen de boekjes met een geestelijk woord voor iedere dag stonden? En in de grote weekbladen geven nu geen predikanten, maar schrijvers in een speciale rubriek hun ‘Bloc-Notes’ (François Mauriac), ‘Parole chiare’ (Carlo Levi) of andere wijze woorden.
Het is te begrijpen dat veel Kunstenaars deze situatie wel eens wat naar het hoofd stijgt, zodat zij evenals vroeger dominees en medicijnmannen dat gedaan moeten hebben, misbruik maken van hun macht. De Kunstenaar is immers degene die het minst gestraft, zo niet ongestraft de wetjes der burgerlijke moraal mag overtreden. ‘Ach ja, die artiesten!’. Uiteraard moeten ook zij, evenals de koningen en stamhoofden die Freud als voorbeelden geeft, zich weer aan bepaalde stereotype ‘vrijgevochten’, ‘artistieke’ gedragswijzen onderwerpen om deze positie van onaantastbaarheid te behouden en afstand te bewaren tegenover het gewone burgervolk. Zij doen dit meestal dan ook braafjes. Toch worden ze benijd, want in zijn hart zou de burgerman hetzelfde willen doen of zijn. Freud had dat wel door:
‘Grundlage des Tabu ist ein verbotenes Tun zu dem eine starke Neigung im Unbewuszten besteht’.
Overigens schijnt er ook voor deze conflicten weer een ‘medicijn’ te zijn:
‘psychoanalysis does in effect seek to reduce guilt and moral conflict and to allow the freest possible use of our instinctive energies in the service of the individual and the community’,
zoals J.C. Flugel, een volgeling van Freud schrijft in ‘Man, Morals and Society’.
Duidelijk schemeren echter door dit flegmatieke Engels heen ook weer de hoofdletters, de Heilige Huisjes, het taboe. Natuurlijk gebeurt dit nog mooier in het boekje van de grote leermeester zelf, waaruit ik al eerder geciteerd heb, en dat Band IX van de Verzamelde Werken is (‘Totem und Tabu’). Daarin wordt bijvoorbeeld ter meerdere glorie van de Wetenschap de kachel aangemaakt met andere Grote Zaken:
| |
| |
‘An dem einen Beispiele vom Vergleich des Tabu mit der Zwangsneurose laeszt sich bereits erraten, welches das Verhaeltnis der einzelnen Formen von Neurose zu den Kulturbildungen ist, und wodurch das Studium der Neurosenpsychologie fuer das Verstaendnis der Kulturentwicklung wichtig wird. Die Neurosen zeigen einerseits auffaellige und tiefreichende Übereinstimmungen mit der groszen sozialen Produktionen der Kunst, der Religion und der Philosophie, anderseits erscheinen sie wie Verzerrungen derselben. Man koennte den Ausspruch wagen, ein Hysterie sei ein Zerrbild einer Kunstschoepfung, eine Zwangsnurose ein Zerrbild einer Religion, ein paranoischer Wahn ein Zerrbild einer philosophischen Systems’.
We kunnen ons afvragen met wat voor recht er onder onze medegeciviliseerden vaak gepraat wordt over ‘primitieven’ die aan allerlei duistere krachten en angsten onderhevig zouden zijn waar wij al lang geen invloed meer van ondergaan. Liggen Beschaving, Kunst, Wetenschap, Godsdienst, Waarheid, Vrijheid, Recht, waar desnoods wereldoorlogen om ontketend worden, niet vlak naast allerlei boewerk van zulke zogenaamde primitieven? Onze in zo'n eventuele volgende wereldoorlog te gebruiken boemerangwapens, dat zijn dus die waar we ook zelf de akelige gevolgen van zouden kunnen ondervinden, typisch met hoofdletters (A en H, tot nu toe) aangeduid, zijn misschien het beste bewijs van onze nauwe verwantschap met onder andere die curieuze echte Australiërs die daar in hun eigen werelddeel waarschijnlijk nog niet eens stemrecht hebben. Zij beheersen zichzelf en dus hun boemerang misschien nog wel beter als wij onze hoofdletter-bommen. Overigens, wat ons krijgsgedoe betreft: oppassen, taboe! Van iemand die toch wel eens achter de schermen heeft kunnen kijken, hoorde ik dat straaljagerpiloten af en toe hun kantine op een speciaal voor de gelegenheid georganiseerd ‘feest’ (mannen onder elkaar uiteraard) kort en klein mogen slaan. Waarom? Omdat ze (nog) niet de kans krijgen hele steden aan diggelen te gooien? Of heeft het iets te maken met studentikoze kroegjool of andere met kabaal gepaard gaande adolescentieriten? Valschermspringers schijnen weer op een andere manier taboe te zijn. In dat beroep schijnt men ernstige meerderwaardigheidscomplexen te krijgen, wat wel eens tot complicaties leidt. In Algerije moet men daar meer van weten. Zo zijn er talloze gevallen. Al eens eerder heb ik in dit blad enkele eigen ervaringen in de rimboe van sterretjes, streepjes, balkjes, geweertjes en dergelijke kunnen weergeven. Het schijnt allemaal bij het fenomeen homo sapiens te horen.
Zeker is dit het geval met de sex-bom, een ander soort wapen, of laten we zeggen krachtmiddel, dat tegenwoordig een gretig gebruik vindt. Behalve wereldoorlogen die af en toe ontketend worden, is er onder onze stammen immers ook nog de dagelijkse zogenaamde strijd om het bestaan, concurrentiestrijd, of hoe je het noemen wilt, met zijn ‘Particulier Initiatief’, ‘Ondernemersvrijheid’ en andere taboes. Behalve de inmiddels ontmaskerde ‘hidden persuaders’ en de ‘lijm’-teksten van dichters die met hun poëzie alleen in onze Beschaving niet genoeg nulletjes voor een behoorlijke levensstandaard bij elkaar krijgen, worden ook de sex-bommen in deze strijd gebruikt. Vrouwenborsten en vrouwenbenen, hoofdbestanddelen van dit wapen van Reclame en Publicity; is er iets dat ‘heiliger’ en tegelijk ook ‘gefaehrlicher’ is? Dus: taboe.
‘If the little girl who is only now keeping the taboos of her small swelling breasts experiences sex, her growth will be stunted, she will be spindly and puny and, most important of all, her breasts will continue to stand up, small and stiff and inhospitable, instead of falling in the luxuriant heaviness that the Arapesh consider to be the high point of female beauty. This is a point about which little girls are very conscious. As small sisters and sisters-in-law work together, scrubbing the sagoshoots between their palms before plaiting them into new grass-skirts, or peeling taros for the evening meal they talk over the relative beauty of the big
| |
| |
girls. Budagiel and Wadjubel, they have lovely big breasts. They must have kept the taboos very stringently and never have let themselves be tempted into filching one small bite of meat.’
‘Sex and temperament in three primitive societies’ Margaret Mead
Als het waar is dat kleding bij ‘primitieven’ soms gebruikt wordt om de voortplanting te stimuleren, dan mogen we ons ook wat dit betreft zeer aan hen verwant achten.
Misschien zijn we nog wel ‘wilder’ zelfs. Van soldaten die in de Pacific gevochten hebben, heb ik het verhaal gehoord hoe zij de onschuldige, vrijwel naaktlopende Papoea-mannen, die dus wel ‘wat gewend zijn’, tot een ware razernij brachten door het vertonen van de strip-tease films die in ‘God's own country’ voor ‘army use’ gemaakt werden. In ieder geval: niets menselijks is ons vreemd.
Maar het mag ook gezegd worden dat er onder onze burgerbevolking nog steeds echtelieden (jawel, èchte lieden!) voorkomen die nog nooit met het licht aan ‘naar bed’ zijn geweest. Of dit een bewijs van beschaving of van verregaande decadentie is, wie maakt dat uit in een wereld die volgens Einstein aan de wetten der relativiteit onderworpen is?
Sicilië, het land waar ik me tot voor kort bevond, is een bakermat van onze beschaving, zoals dat heet. Of het hiermee verband houdt weet ik niet, maar ik zie hier dagelijks de sex-hongerige mannenblikken alles wat jong-vrouwelijk is aftasten alsof men nooit, nooit ergens aan mag komen. De vrouwen, daartegenover, schijnen hun vuur in een doofpot te doen en die weer in hun frigidaire, uiteraard naar de laatste mode bekleed (zie boven), wat naar buiten resulteert in een explosieve ijzigheid. Taboe! Arme Sicilianen, wat heb je aan de laatste restjes van 2000 jaar oude Venus- en Juno-tempels als je nooit eens samen naar de bioscoop, laat staan naar een van de talloze landweggetjes kunt gaan en je verloofde slechts in aanwezigheid van andere familieleden kunt benaderen? De vrouwen zitten gefrustreerd voor hun huisjes, met de ruggen naar de straat toegekeerd en de mannen doen onaangenaam aggressief tegenover buitenlandse vrouwen, van wie men denkt dat ze ‘makkelijker’ zijn. Daar deze in Italië en vooral op Sicilië heersende psychische geslachtsziekte wel niet aan de Griekse invloed te danken zal zijn, moeten we de Christelijke Beschaving voor deze hongersnood verantwoordelijk achten.
Dit te zeggen is intussen geen taboe meer; brandstapels en gifbekers zijn hier niet meer van toepassing. Vrijheid van spreken is nu zelfs iets dat met een hoofdletter geschreven wordt, alhoewel...
Mag het bijvoorbeeld ook gezegd worden dat als een gelijkwaardige behandeling van vrouwen door mannen een criterium is voor de mate van beschaving van een volk, de Russen en tegenwoordig ook de Chinezen beschaafder zijn dan de Italianen? Er zijn onderwerpen die de mensen zo bitter verdelen, dat respect-taboes erdoor geschonden worden, zoals bij de Mundugumor-stam toen het rivierleven verdeling kwam brengen.
‘Although the two groups of the Mundugumor speak the same language, they do no longer feel themselves as one people; the river life has divided them. Formerly it was regarded as taboo for a Mundugumor to eat anyone who spoke the Mundugumor language. But after the river intervened and the two groups became alienated in their way of life, some of the riverpeople, so their descendents say, tried eating a member of the bush group, and since they suffered no ill effects therefore, they continued to do so’.
Margaret Mead (zie boven)
Bij ons zien we tegenwoordig ook het verschijnsel dat mensen die nooit verder hebben kunnen gaan dan hun televisietoestel en met een vakantie naar Oostenrijk of Spanje, je ‘opvreten’ als je vertelt over het leven ‘aan gene zijde’ van wat onze wereld verdeelt, waar je door nieuwsgierigheid gedrongen een paar maanden geweest bent.
| |
| |
Een spook waart door Europa, zoals Marx meer dan honderd jaar geleden al aankondigde, en heksen ook schijnbaar. Daar wordt tenminste ijverig jacht op gemaakt bij onze stammen. Er zijn hele instituten voor in het leven geroepen, zoals de Nederlandse tak van de F.B.I., de Binnenlandse Veiligheids Dienst (let op de hoofdletters), als ik goed geïnformeerd ben, in een groot geheimzinnig soort kasteel op een van de nog door de Duitsers opgeruimde vlakten van Den Haag ondergebracht. Hieraan verbonden ambtenaren verdienen hun eerlijke stuk brood met het onopvallend deelnemen aan bijvoorbeeld studentenbijeenkomsten om te rapporteren of er daar door bepaalde mensen ook ‘verdachte’ dingen gezegd worden. Ze gaan ook wel bij buren informaties inwinnen. Zoiets komt dan in een dossier, net als het feit dat je bijvoorbeeld in China geweest bent, en zo'n dossier is er dan op een gegeven moment de oorzaak van dat je een visum geweigerd wordt voor het land waar het Liberty-beeld aan de ingang staat.
Zoiets is mij een keer gebeurd. Anderen overkomt het dat ze plotseling geen officiële benoeming krijgen voor een bepaalde baan, waarvoor ze eigenlijk verder al helemaal aangenomen zijn. Dat begint helemaal op broodroof, op het opeten dus, zoals bij de Mundugumor, te lijken. Daar zijn ze weer, beschaafd en wel: angsten, duistere krachten, taboes.
Waarom kan een onderwerp als het communisme niet met wat meer nuchterheid benaderd worden, zoals René Dumont dat deed, of anderszins objectief of door een objectief, zoals het bekende fotoboek over China van Cartier-Bresson met tekst van Sartre?
‘L'ignorance de l'Est vis-à-vis de l'Ouest n'a d'égale - ou d'approchant - que la réciproque. Le but des hommes de bonne volonté, indépendants des deux blocs et décidés à faire tout leur possible pour éviter le suicide de l'humanité doit être de contribuer à combler ce fossé’.
René Dumont
De bijdrage van deze hoogleraar in de vergelijkende landbouwkunde bestond uit een dik boek over de revolutie in de Chinese landbouwmethoden, ter plaatse bestudeerd. Hoewel hij gefundeerde kritiek levert op het huidige Chinese regiem, stelt hij wat daar gebeurt toch ten voorbeeld aan de vele andere onderontwikkelde gebieden die hij uit ervaring kent. Nog niet zo lang geleden kwam hij in dit verband ook Sicilië bestuderen, het zuidelijkste deel van het ‘concentratiekamp van de ellende’ zoals Carlo Levi terecht Italië voorbij Eboli noemt. Er wordt in verband met ons taboe-onderwerp, communisme, ook nogal eens over concentratiekampen gesproken. Men denkt dan aan Siberië en andere koude verschrikkingen, inderdaad ‘unheimlich, gefaehrlich’. Jammer echter dat men de in wat zonniger klimaat liggende ‘concentratiekampen’ zoals Sicilië, bijna nooit publiek gemaakt heeft, want zo weinig men in West-Europa kan veranderen aan het bestaan van concentratiekampen in de Sovjet-Unie of China, zoveel zou men kunnen, wat zeg ik, moeten doen aan bijvoorbeeld dit Sicilië, om van Spanje, Portugal, Griekenland en andere katholieke landen, mitsgaders al onze koloniën en ex-koloniën nog maar niet te spreken.
Wie het leven van ‘the man in the mudpool’ (van ‘street’ is meestal geen sprake) in dit soort landen enigszins uit ervaring kent, weet hoe triest en op alle manieren ‘gevangen’ dat is. De diepste verachting die zulke mensen vaak voor hun land, hun regering en zichzelf hebben, en de praktische onontkoombaarheid van hun wanhopige zorgen-bestaan, lijkt dat niet erg veel op het leven in concentratiekampen of op de fameuze hongerwinter waarvan we er zelf met moeite een doorstaan hebben?
‘Wij zijn geen Christenmensen - zeggen wij - Christus ging Eboli voorbij. Christenmens wil in hun taal zeggen: Mens, en het tot spreekwoord geworden gezegde dat ik zovele malen heb horen herhalen is misschien in hun woorden niets anders dan een uitdrukking van een troosteloos minderwaardigheidscomplex.
| |
| |
Wij zijn geen Christenmensen, wij zijn geen mensen, wij worden niet als mensen beschouwd maar als beesten, lastdieren, en minder nog dan beesten, als in de lucht zwevende vuiltjes - die tenminste nog hun eigen duivel- of engelachtig leven leven - terwijl wij integendeel de wereld der Christenmensen, die aan de andere kant van onze horizon wonen, moeten ondergaan, er de last van moeten dragen, en de vergelijking mee moeten doorstaan’.
Carlo Levi
‘Moord door nalatigheid’ is de beschuldiging van Danilo Dolci, in de eerste plaats aan de Italiaanse regering, maar verder aan iedereen die min of meer lijdelijk toeziet hoe kindersterfte, ondervoeding, lage gemiddelde leeftijd, banditisme bij de gratie van de honger, en andere euvels blijven tieren.
Is dit er misschien de reden van dat het bestaan van velen in Nederland ondanks alle welvaart en rijkdom toch vaak helemaal niet zoveel minder triest lijkt dan dat van de Sicilianen? En is de onwetendheid van de gemiddelde burgerman die een paar aandeeltjes heeft van bijvoorbeeld de Koninklijke Olie (koninklijk, nota bene), omtrent de toestanden en verhoudingen in de landen waar zijn dividendjes voor hem verdiend (nee, dat is het juiste woord niet) worden, niet tragischer dan het analfabetisme van de mensen in die landen zelf?
Er wordt tegenwoordig veel over onderontwikkelde gebieden gepraat, maar waarom is het nog steeds taboe dit soort dingen te zeggen, laat staan verbanden te leggen met het communisme, dat, zoals ik dagelijks waarneem, hard groeit in deze atmosfeer.
Jawel, rustige, olie- of margarinecouponnetjesknippende middenstanders verantwoordelijk voor de groei van het communisme. BOE!
Hun ‘Telegraaf’ rept liever over andere vuile zaken en zij betalen mopperend hun belasting voor het wapengekletter dat hen tegen ditzelfde communisme moet beschermen. In ieder geval, wat er ook gebeurt: ‘Wir haben es nicht gewollt!’. Maar om zo nog even terug te komen op die naburige stam, waar men alle zelfstandige naamwoorden met een hoofdletter schrijft: een in de dertiger jaren van daar naar Nederland gevlucht lid van dat andere, toen bedreigde volk, Kurt Baschwitz, professor in de massapsychologie, schreef, met veel begrip voor zijn bedreigers:
‘Massamisdaden worden niet onder bescherming, maar onder intimidatie van de grote meerderheid begaan’.
Zo gaat het nog steeds, in Algerije, de Congo, Zuid-Afrika en waar al niet. Een van de vormen van intimidatie is het boe- en taboewerk betreffende het communisme. Dit heeft, zoals René Dumont ook constateerde, zijns gelijke slechts ‘aan gene zijde’, maar dat valt verder buiten onze directe verantwoordelijkheid. Wij kunnen het ons beter aantrekken dat er op Sicilië stadjes van ongeveer 15.000 inwoners zijn waar meer dan vijftig politiemannen met machinepistolen de ‘orde’ en de ‘democratie’ moeten handhaven. Een andere bevriende mogendheid doet dat met parachutisten en inbeslagnemen van weekbladen die de officiële taboes niet respecteren. In een artikel in ‘L'Express’ van 7 maart 1958, dat dit lot overkomen is, stond:
‘Pendant la guerre, quand la radio anglaise ou la presse clandestine nous avaient parlé d'Oradour, nous regardions les soldats allemands qui se promenaient dans les rues d'un air inoffensif et nous nous disions parfois: “Ce sont pourtant des hommes qui nous ressemblent. Comment peuvent-ils faire ce qu'ils font?”. Et nous étions fiers de nous parce que nous ne comprenions pas.
Aujourd'hui, nous savons qu'sil n'y a rien à comprendre: tout s'est fait insensiblement par d'imperceptibles abandons et puis, quand nous avons levé la tête, nous avons vu dans la glace un visage étranger, haissable: le nôtre’.
Jean-Paul Sartre
| |
| |
Er is inderdaad niets te begrijpen. We behoeven maar in onze spiegel te kijken. Maar is het bezit van deze spiegel misschien een van de weinige dingen die toch een verschil uitmaken tussen ons en de zogenaamde primitieven? Hoe kan het mensdom zichzelf beschaven, duidelijker gezegd: bijschaven, zonder die spiegel om te zien wat ze ervan terecht brengt?
Jammer daarom dat, zoals juist gebleken is, het mensdom zich vaak intimideren laat en taboe verklaard wordt, als ze het hardst nodig blijkt, dus als er brokken gemaakt worden. Zo is het artikel van Sartre, dat terecht ‘Une Victoire’ heet, taboe. Maar is niet om dezelfde reden het militaire bedrijf taboe? En ook het communisme, deze reactie op de fouten die inhaerent zijn aan onze eigen leefwijze? En de geslachtsorganen, zijn zij niet taboe omdat uit het doorgaans òf preutse, òf ‘vrijgevochten’ gepruts ermee, zoals Henry Miller zegt, onze onmacht blijkt gezond te leven? Is zo de kunstenaar, de Medicijnman van deze tijd, niet taboe omdat hij als levenskunstenaar meestal niet zo slecht uit de voeten komt als degenen die hem heimelijk bewonderen? En zijn Kunst, Wetenschap, Godsdienst, Beschaving niet vooral de façades die juist de gebreken moeten verbergen?
Het zijn slechts vragen. Maar daar kom je zo op, want tenslotte weten we het eigenlijk allemaal wel.
‘Het is gevaarlijk de mens duidelijk te laten zien, hoezeer hij de beesten gelijk is, zonder hem zijn grootheid te tonen. Het is ook gevaarlijk hem te duidelijk zijn grootheid te tonen zonder zijn verval. Het is nog gevaarlijker hem van beiden onwetend te laten. Maar het is zeer nuttig, hem beiden voor te houden’.
Pascal
Daarom: boe, taboe!
|
|