Gard Sivik. Jaargang 5
(1960-1961)– [tijdschrift] Gard Sivik– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |
dr. f. wong lun hing | taboe van de seksualiteitInleidingOver de seksualiteit heeft sedert geruime tijd een sfeer van geheimzinnigheid gehangen, die in verschillende beschavingen, niet het minst in de Joods-Christelijke, onder bepaalde omstandigheden zelfs het karakter van het verbodene aanneemt. Dit is niet zo vreemd, als men bedenkt, dat de seksualiteit, een niet eenvoudig definieerbaar woord, dat doelt op de intimiteit van de geslachtsfuncties en wat daarop betrokken is, oorspronkelijk evenals trouwens de andere gebieden van de physiologie volkomen onbegrepen moet zijn geweest. Als men aan BachofensGa naar eind1. conceptie van de seksualiteit van de oermens waarde toekent, zou de antropoïde niet alleen volmaakt promiscu hebben geleefd, maar zou het oorzakelijk verband tussen coïtus en baring voor hem pas duidelijk zijn geworden, nadat domesticatie en fokken van het dier - sedert de verwoesting van een groot deel van flora en fauna door de ijsschotsen voor hem een bittere noodzaak - hem omtrent het evidente van deze relatie illustratief hadden ingelicht. Het oudste instinct, dat van het instandhouden van de soort, sedert Darwins manere miljoenen jaren de meest primaire levensuiting, begint hiermede zijn vaak gecompromitteerde carrière, welke na vele omzwervingen als van een onversaagde Odysseus langs de grillige klippen van promiscue horde, groepenhuwelijk, paringsgezin, punaluahuwelijk en monogaam, economisch instituut, vergezeld van hiërodulen en hetaeren, resulteert in een persoonlijke man-vrouwverbintenis, door Christus verheven tot Sacrament, door de kerkvaders geduld als intramoniële, zinnelijke lust, door de Romantiek vervalst, met Kierkegaard, Heidegger en Sartre geworden tot existentiële belevenis, wortelend in de basis van het bestaan. Wat man-vrouwliefde wordt genoemd, heeft een lange geschiedenis achter de rug. Terwijl de Dionysische liefde principieel onpersoonlijk en zinnelijk was, uitgeoefend in dienst van de godheid, beter godin, als plicht overeenkomstig het ritueel van de natuurreligie, doet met het persoonlijkheidsbesef het verlossingsbeginsel zijn intrede, dat spoedig daarna door de wetenschap zal worden achterhaald en ontmaskerd als verwachtingsvolle illusie. Als Freuds opvatting over de drie denksystemen, die de geschiedenis van de mensheid kenmerken: het animistische of mytologische, het religieuze en het wetenschappelijke tijdperkGa naar eind2., eens even als werkhypothese wordt aanvaard, krijgt Tristans liefde voor Isolde niet veel kans. Maar welke winst is er geboekt, als met het verdwijnen van Liliths fatale promiscuïteit van het eerste tijdperk de Maldoror van het laatste is geboren? Verschijnt Freuds psychoanalyse niet als een wetenschap, die niet bij machte is de werkelijke essentie van het vraagstuk te benaderen, evenals de asymptoot de abscis steeds nader komt, maar deze nooit bereikt? Want welk bevredigend antwoord geeft kennis van de seksualiteit op Tristans extase? Seksuologie kan slechts herleiden tot mechanische handeling en biologische functie en ofschoon meer kennis hiervan verhelderend werkt en ons inzicht vermeerdert in menselijke verhoudingen, blijft de erotische liefde in laatste instantie mysterie. Dit is de grootsheid van de wetenschap, dat zij het mysterie erkent. Want zij streeft er slechts naar datgene in een systeem onder te brengen, dat zich in zijn verschijningsvorm aan haar voordoet, in zijn essentie echter uniek en ondoorgrondbaar blijft. De wetenschapsman spreekt dan ook van be-grijpelijk maken van iets, dat hij onderzoekt en niet van doorgronden van de essentie, die hij nimmer vatten kan. Hij is voorzichtig en laf, want hij begint zijn onderzoek pas na zich grondig te hebben gewapend tegen de dodende desillusie. | |
[pagina 24]
| |
1Tijdens een studie, oorspronkelijk begonnen om meer inzicht te verkrijgen in het wezen van de prostitutieGa naar eind3., werd een significante relatie gevonden tussen prostitutie en frigiditeit. Deze relatie werd aangewezen door de P-M factor. Uitgaande van de opvatting, dat psychologie van de enkeling weinig betekenis heeft zonder de zgn. ‘Umwelt’ erbij te betrekken, werd er in genoemde studie consequent naar gestreefd met de persoon steeds het milieu van afkomst en zijn entourage te onderzoeken. De P, de vader, en de M, de moeder, van de betreffende persoon bleken in de groepen van de prostitutie en van de frigiditeit een soortgelijke relatie met elkaar te onderhouden. In deze relatie was er steeds sprake van een ongunstig vader-imago, d.w.z. een vader, die de moeder mishandelde en voor de ogen van het kind vernederde, tengevolge waarvan het kind de partij koos van de moeder. De eerste, die hierop wees, was de Italiaanse psychiater Dino OrigliaGa naar eind4.. In de code van mijn studieGa naar eind3. werd deze factor aangeduid als P<M of P< <M (d.i. P kleiner of veel kleiner dan M). Bij een aantal van 78 prostituées werd bij 71 een factor P<M of P< <M gevonden. In 91% van de gevallen was er dus sprake van een ongunstige P en een sterk ontwikkeld M-imago. Van de 220 onderzochte normale vrouwen bleken er 55 frigide, d.i. 25%. (Bij de prostituées was dit cijfer iets hoger nl. 32,7%, d.w.z. frigide wat haar privé-relaties aangaat; bij de prostituant hebben prostituées uit de aard der zaak zelden orgasme). Van deze frigide vrouwen bleken 71,4% de P-M factor te bezitten, zoals die werd gevonden bij de prostituées. De P bleek niet steeds een bruut te zijn, maar was dikwijls zonder meer afwezig, hetzij door de dood, hetzij doordat hij onbekend was (ongehuwde moeder), hetzij doordat hij zo onbeduidend was, dat hij op het kind geen indruk maakte. Belangrijk is, dat de leeftijdsgrens van zeven jaar significant was. Stierf b.v. de vader, als het kind reeds acht jaar was, dan werkte dit haast nooit prostitutiogeen of frigiditeit veroorzakend. Deze leeftijd stemt overeen met de neurosegrens van Freud. De groep van de prostitutie bestaat niet alleen uit de prostituée, maar wordt gevormd door drie met elkaar verknochte mensen, die een driehoeksverhouding onderhouden: nl. de puella publica zelf, haar minnaar, de souteneur en haar klant, de prostituant. Bij deze laatste werd onderscheid gemaakt in diverse groepen, waarvan de aperte prostituant de P-M factor vertoont, typerend voor prostitutie en frigiditeit. Ook de souteneur vertoonde in praktisch 100% deze factor. De activiteit van de prostituant werd prostituantie genoemd, welk begrip aan de hand van Sartre's RegardGa naar eind5. wegens het zeer grote percentage prostituanten en potentiële prostituanten onder de onderzochte mannengroep kon worden gedefinieerd als de objectiverende attitude van de man tegenover de vrouw. Gezegd werd, dat het averechtse antwoord van de vrouw hierop de frigiditeit is, hetzij professioneel (de prostituée), hetzij in de intieme liefdesrelatie van de normale vrouw, waar zij weigert of niet in staat is zich aan haar partner te geven. Zo werd gesteld: ‘Prostitutie kan worden opgevat als een manifeste vorm van frigiditeit. In het eerste geval is sprake van openlijke weigering de man in de intieme man-vrouwrelatie te ontmoeten (maar hem ervoor te laten betalen), in het laatste geval het onvermogen van de normale vrouw deze relatie te beleven’. De opvatting, dat frigiditeit een weigering van de vrouw is gericht tegen de man, was ook Hegel toegedaan, zoals blijkt uit zijn uitspraak: ‘Niet nu, niet zo en niet met hem’. De relatie tussen de vader en de moeder is historisch voortdurend veranderd. Tot voor kort was het in een normale westerse maatschappij zo, dat de vader onmiskenbaar het hoofd van het gezin was, dat naar buiten toe de macht in handen had. Dat patriliniair geregeerde landen het matrimonium niet uitsluiten, bewijst wel een land als Spanje, waar de maatschappelijke vrijheid van de vrouw gering, maar haar macht binnenshuis onbetwistbaar is. Volgens de huidige sociologische opvattingen is de | |
[pagina 25]
| |
maatschappij gestructureerd volgens het model van het gezinGa naar eind6.. Deze structuur was aanvankelijk overwegend op de man afgestemd. A. Montagu, een Amerikaanse anthropoloog, haalt vele feiten aan, die deze bewering staven.Ga naar eind7. In ons maatschappelijk bestel, waar de emancipatie van de vrouw reeds bijna is voltooid, zijn er nog veel overblijfselen van dit patriarchaat aanwijsbaar. Men denke slechts aan de mannelijke godheid en de mannelijke priesters en aan het feit, dat in de grondwet het vrouwelijke staatshoofd nog steeds met ‘Hij’ wordt aangeduid. De emancipatie van de vrouw is er zelf immers het levende bewijs van dat deze nodig was of is.Ga naar eind8. Nog steeds is men het niet eens over hoe de mannelijke en vrouwelijke machtsverhoudingen oorspronkelijk geweest zijn. Dit te weten is van groot belang voor de betekenis van de P-M factor voor de psychologie, in het bijzonder voor de seksuologie. Ook Freud moet deze mening gehad hebben, toen hij zich voor zijn dieptepsychologie ging oriënteren bij Frazer en Wundt, anthropologen met een grote interesse voor de prehistorische mens. Het uit de mythologie geconcipieerde Oedipuscomplex is hier nog de vrucht van. Ook de Zwitserse jurist J.J. Bachofen, die ik in de inleiding reeds noemde, diepte zijn ideeën voor een groot deel op uit de mythologie. Uit Aeschylus' Orestie stileerde hij de val van het ‘Mutterrecht’. In zijn voor het eerst in 1861 verschenen ‘Mutterrecht und Urreligion’ beschrijft hij de prehistorische promiscuïteit, tengevolge waarvan geen zekerheid bestond omtrent het vaderschap. De relatie coïtus/baring zou pas begrepen zijn na de domesticatie van het dier. De afstamming geschiedde daarom, aldus Bachofen, uitsluitend in vrouwelijke lijn. Dit leidde tot volledige gynaecocratie. De overgang naar de monogamie betekende overtreding van een oeroud religieus taboe, aantasting van het bestaande recht van de overige mannen op dezelfde vrouw. Als boete moest de vrouw zich tijdelijk prijsgeven, zoals Herodotus dit beschreef bij de Babyloniërs, waar elke vrouw zich, voordat zij mocht huwen, eerst moest offeren aan Astarte, de godin van de vruchtbaarheid. Het ius primae noctis en ook het bij ons nog voorkomende gebruik van het kussen van de bruid zijn hiervan de verbleekte reminiscenties. In de Orestie van Aeschylus is er sprake van strijd tussen de vertegenwoordigers van twee werelden, de oude en de nieuwe. Het moederrecht wordt vertolkt door de Erinyën, die ten val worden gebracht door Apollo en Athene, die opkomen voor het recht van de vader, de man. De Wraakgodinnen nemen het op voor Clytemnestra, die door haar zoon Orestes wordt gedood om zijn vader Agamemnon te wreken, die terwille van Aegisthus, haar minnaar, werd vermoord, toen hij uit de Trojaanse oorlog thuiskwam. Als de Erinyën Apollo's argumentatie, waarin hij betoogt, dat de moeder in het geheel niet belangrijk is, aangezien men ook vader kan worden zonder een vrouwGa naar eind9., hebben aangehoord, roepen zij uit: ‘Darnieder stürzest du die Mächte grauer Zeit’. Met de val van de Erinysche Schikgodinnen is, aldus Bachofen, het matriarchale tijdperk afgesloten en begint de geschiedenis van de man. Het is een buitengewone theorie, die aannemelijker en aantrekkelijker lijkt dan Lucretius' fantasieënGa naar eind10., die tot in Bachofens tijd het monopolie bezaten van de wetenschap over de leefwijze van de prehistorische mens. En wat belangrijker is, deze nieuwe hypothese werpt een geheel eigen licht op de ontstaanswijze van de fatale vrouw. Tegen de achtergrond van deze zienswijze wordt het immers verklaarbaar, dat haar fataliteit zich bij hem - de man - aandiende als het mythische excuus voor de antifeminiene aggressiviteit, die hij in de loop van de geschiedenis heeft getoond. Telkens weer voert hij nieuwe fatale vrouwen ten tonele. Joods-Christelijk is het de fatale Eva, die moet boeten voor zijn zondeval. Het serpent, dat haar inspireerde tot de verleiding van de man, wordt vertrapt door de moedermaagd Maria, die een goddelijke zoon baart om door zijn offer de man te verlossen van de erfzonde. Door het parthenogenetische wonder wordt Eva, de oervrouw, met de slang geïdentificeerd. | |
[pagina 26]
| |
Voor de Grieken waren het de Erinyën, die terugkeerden als wraakgodinnen, of de Sirenes, die de eenzame reiziger in het ongeluk lokten met haar verderfelijk schone zang. De fatale vrouw stond hem steeds naar het leven. Ze was tegelijk schoon en verschrikkelijk. Hetzelfde thema beheerste de heksenvervolgingen, waarbij tienduizenden ‘fatale’ vrouwen het leven lieten op de brandstapel of op de pijnbank. Het fatale element in de vrouw, zoals zij aan de man verscheen, is in velerlei nuances in de loop van de geschiedenis van de seksualteit opgedoken. Perversiteiten, als die van een Leopold von Sacher-Masoch en van een D.A.F. de Sade, gewaagde fantasieën van ondeugende burgermannetjes, door Kraft-Ebbing voor het eerst beschreven in ‘Psychopathia sexualis’, vinden in de moderne seksuologie hun definitieve systematisering als masochisme en sadisme. Ook thans nog is het vrouwenideaal van vele mannen een keuze ‘uit de esthetiek van het lelijke, de ziel van een Nero in ht lichaam van een Phryne’Ga naar eind11., waarbij moet worden opgemerkt, dat masochisme en sadisme dikwijls ongemerkt van partner wisselen. In de ‘Psychopathologie des Alltagsleben’ vindt men deze ondeugden trouwens - zij het gemitigeerd - als ‘Leitmotiv’ van het ludium amoris van normale minnenden terug. Niet alleen in tijden van catastrofenGa naar eind12. of ingeval van dissociatie van de persoonlijkheidGa naar eind13. doet het archaïsche, dionysische en fatale element weer zijn intrede, maar het blijkt voortdurend werkzaam bestanddeel te zijn van de psyche van de ogenschijnlijk zo rustige en beschaafde white collars van de twintigste eeuw. Als Freuds visie over de drie denktijdperken werkelijk juist is, zal dit toch wel zo moeten worden opgevat, dat een zeer groot percentage, waaronder niet alleen analfabeten, nog leeft in het eerste of tweede tijdperk. Het bezitten van een automobiel kan dit niet veranderen. I. BlochGa naar eind14. zag verscheidene relaties tussen de prostitutie en de prehistorie. Hij noemt o.a. het okerrood van de ‘Venus van Willendorf’ en de voorkeur, die vele puellae publicae voor die kleur aan de dag leggen. Ik ben van mening, dat zo ook de P-M factor een onmiskenbaar archaïsch coloriet vertoont. Dit is de sfeer van fataliteit, die het moeder-imago van de prostituée omzweeft. De moederfiguur immers, die bij ontstentenis van een vader-imago, constant bij zowel puellae publicae als bij frigide vrouwen naar voren trad, droeg de kenmerken van de fatale vrouw. Deze vrouwen, reeds vroeg in het huwelijk teleurgesteld, moeten dikwijls het jonge kind hebben voorgehouden, hoe slecht zij het als vrouw wel niet hadden, hetzij dat zij door hun heer gemaal regelmatig werden afgeranseld of op andere wijze zeer onheus werden bejegend, hetzij dat zij door de invaliditeit of dood van hun echtgenoot ook zijn plaats buiten het gezin moesten innemen. Deze vrouwen zijn genoodzaakt naast de zware taak van het kinderen baren en opvoeden en het huishouden doen (volgens de moderne inzichten alleen reeds een der zwaarste beroepen), ook nog buitenshuis hun kost te verdienen en alle beslissingen te nemen, die doorgaans een man op zich neemt. En dit dan nog in een maatschappij, die eigenlijk is ontworpen voor de man en waar vrouwenarbeid nog steeds wordt onderbetaald. Deze moederfiguur kweekt bij het opgroeiende kind, zowel jongen als meisje, een tegen de maatschappij gerichte aggressiviteit aan, die het, als het straks volwassen is geworden, zal demonstreren als een tegen de bestaande orde en instituten gerichte tendens. Deze werd genoemd een cultuurdisintegrerende tendens. De fatale vrouw is de mythologische creatie van de man, die haar, omdat hij zich door haar bedreigd voelt, wel moet onderwerpen. De moederfiguur van het jonge meisje, dat straks prostituée of frigide zal worden, is de fatale vrouw, die als antwoord op de onderwerping door de man, de integratie van het jonge meisje in het maatschappelijke in de weg staat. Door deze disintegratie ontstaat haar neurose (of erger nog haar psychose), waardoor een terugval ontstaat in het archaïsche Es. Zo keert de fatale vrouw als Erinye uit de grijsheid der mythologie in de wereld van taxis en dure flats terug om - zij het in schijn - de man te vernietigen. | |
[pagina 27]
| |
2Kenmerkend voor elke seksuele stoornis zijn de frustratiegevoelens, die deze met zich brengt. Men denke slechts aan het verlammende effect van de impotentie. In de ‘Sociologie van de Seksualiteit’Ga naar eind15. bespreekt Schelsky o.a. ‘Über Scham und Schamgefühl’ van M. Scheler. In tegenstelling tot de libido van Freud, de reeds op de partner van het andere geslacht gefixeerde seksuele drift, is de geslachtsdrift van Scheler opgebouwd uit drie onafhankelijke krachten: de libido, de schaamte en het sympathiegevoel. Zonder voldoende schaamte ontstaat een auto-erotische fixatie van de libido, die weer een a-sociale levenshouding verdisconteert, met reeds vroeg afwijzing van het andere geslacht. Volgens Scheler is de primaire taak van de schaamte het leggen van een seksuele relatie. Als deze primaire vermaatschappelijking van de menselijke seksualiteit is gelukt, is de schaamte de basis voor de Vorming van het seksuele leven tussen de partners en voor de inrichting van zede en moraal. Scheler noemt dit de ‘altruïstische invloed van het schaamtegevoel’, die bestaat in ‘de verlossing van het auto-erotisme’ en in het vrijmaken van sympathie voor het wezen van de andere sexe. Het onvermogen tot het leggen van een seksuele relatie met een ander is daarom altijd terug te voeren tot een stoornis in de maatschappelijke relatie en relaties d.w.z. de betrekkingen met die ander of die anderen is verstoord. Teken van seksuele frustatie is steeds teken van mislukking van maatschappelijke integratie. Dit is een belangrijk punt. En aangezien ‘de wereld van de volwassen mens, die het kind worden wil, de wereld is van de vader’Ga naar eind16., is een stoornis in de integratie van die wereld te herleiden tot een stoornis in de betrekkingen van dat kind met zijn vader.
Wanneer er in dit artikel sprake is van seksuele stoornis, moet men goed begrijpen, wat hiermee wordt bedoeld. In de vorige paragraaf is al gezegd, dat in elke normale seksuele relatie ‘ondeugden als sadisme en masochisme - zij het in gemitigeerde vorm - het Leitmotiv vormen’. Dit mag niet worden misverstaan. Op de eerste plaats kan - zoals dit reeds in de Inleiding over psychologie, in het bijzonder seksuologie, is opgemerkt - een betoog over de liefde slechts een generalisatie zijn van liefdeshandelingen en biologische functies, hetgeen echter niet wegneemt, dat kennis hiervan toch het inzicht vermeerdert in menselijke verhoudingen. Op de tweede plaats is dit (lees: elk) sexueel gedrag niet meer dan het stramien, waarop zich de contour aftekent van datgene dat onbesproken blijft. Maar al is een seksuele stoornis ook te hrleiden tot een gedragstoornis, laat ik zeggen een overtreding van het gangbare dressuurpatroon, toch is zij tevens de indicator, dat inpassing in de maatschappelijke samenleving is mislukt of nog niet is gelukt. En dit laatste is niet zo maar een afwijzen van of door de maatschappij, maar zetelt zo diep, omdat het ankert in de kind-vaderconflictsituatie. Mislukte inpassing in de maatschappelijke samenleving betekent een onbevredigd ‘Geltungsbedürfniss’ (Adler), dat dikwijls - lang niet altijd - gepaard gaat met frigiditeit of anorgasmie. Door het nu optredende frustratiegevoel ontstaat autisme: het zich afwenden van de ander en het zich terugtrekken op zichzelf. Hierdoor kan het narcisme - aanvankelijk vooral bij het jonge meisje een normale, fysiologische fase in haar ontwikkeling - zich niet bevrijden onder de altruïstische invloed van het schaamtegevoel, en consolideert zich het individu in een permanent auto-erotisme, de toestand, waarbij niet langer de partner, de ander, het object van libido is, maar het eigen ik.
Over de pathologie van de seksualiteit hebben de meningen zeer uiteengelopen. Met name was er strijd in hoeverre iets normaal was of niet. Dit onderscheid kent de moderne seksualiteit niet meer. Pathologisch wordt een beeld pas, als iemand elders nl. | |
[pagina 28]
| |
in de persoonlijkheidsstructuur insufficiënt raakt en uit zichzelf of op advies van anderen (c.q.) de Justitie de hulp van de seksuoloog inroept. Overigens is het ter beslissing aan het individu of aan hem en zijn partner, wat normaal is en wat niet. De norm, d.i. de helft plus één, ofschoon nog oppermachtig door zijn sancties, komt in principe niet langer het recht toe zich te mengen in deze bij voorbaat als intiem gekwalificeerde, persoonlijke relatie. De Nederlandse wet erkent dit persoonlijke recht, zo b.v. het recht van concubinaat of het recht om homoseksueel te zijn etc. Dit zijn belangrijke winstpunten in de strijd voor de persoonlijke vrijheid. Want zonder seksuele vrijheid wordt deze illusoir. De grootste weerstanden tegen seksuele vrijheid worden niet opgeworpen door waarheden als koeien en door strijders met open vizier, maar door mensen, die op grond van zogenaamde overtuigingen nog steeds leven in Freuds eerste tijdperk, de era van de mythe, waar de taboe nog de ongeschreven, onbegrepen, onbestemde, onrechtmatige en onderbewuste drijfveer is bepaalde dingen wel en andere niet te doen. Zo wordt overschrijding van bepaalde taboe's in de Verenigde Staten nog steeds gestraft door lynchen, in Engeland met langdurige gevangenisstraffen, in Rusland door verbanning naar Syberië en in ons land door eervol ontslag. Het is een verheugend teken, dat de jonge generaties bezig zijn in alle ernst een eigen levensstijl te ontwerpen, waar in stijgende mate grondig zal worden afgerekend met deze taboe's. |
|