| |
| |
| |
Willem Frederik Hermans
de psychologische test
Personages
Twee oude werksters |
Majoor Richard |
Thabor, geheim agente in opleiding |
Overste Wilfried |
Sobolev, geheim agent in opleiding |
Een monteur |
Meeldauw, geheim agente in opleiding |
Twee verpleegsters |
Georg Friedrich Grotefend, archeoloog |
Het stuk speelt in een niet nader aangeduid, desnoods denkbeeldig land.
De plaats van handeling is een ondergrondse spionnageschool.
De gebeurtenissen spelen zich op het toneel in evenveel tijd af als het toneelstuk in werkelijkheid duurt.
Tijdperk: onze tijd, of enige tijd erna, maar nog vóór het uitbreken van de Derde Wereldoorlog.
| |
Korte beschrijving van het stuk
Het toneel kan eventueel verdeeld worden in twee plans: plan I en plan II, maar dit is, zoals verderop blijken zal, niet beslist noodzakelijk.
De beide plans zijn zeer eenvoudig en vereisen weinig rekwisieten. Beide bevatten een schrijfbureau, waarop enige telefoons en een schakelbord met knoppen. Verder een paar stoelen.
Onmisbaar is een geluidsinstallatie. Deze heeft verschillende functies:
| |
a.
Als er getelefoneerd wordt kan de spreker die niet op het toneel is, zijn stem daardoor doen horen.
| |
b.
De ruimten waarop gespeeld wordt maken deel uit van een enorm ondergronds gangen- en zalencomplex, waarin de spionnageschool is ondergebracht. Door de geluidsinstallatie worden van tijd tot tijd geheimzinnige mededelingen omgeroepen die klaarblijkelijk niet voor de spelers van het stuk bestemd zijn, maar voor andere personen (er zijn er enige duizenden) die zich niet bevinden in de afdelingen van de school, welke op het toneel zichtbaar zijn.
Soms is de situatie zodanig dat de personen die zich op plan II bevinden de personen die zich op plan I bevinden kunnen zien
| |
| |
door middel van een televiewer. Ook dit wordt voor elk geval duidelijk gemaakt.
Soms ook kunnen zich op het toneel bevindende personen mensen zien, door middel van de televiewer, die niet zichtbaar zijn voor het publiek. De stemmen van deze mensen worden hoorbaar via de geluidsinstallatie.
| |
Scène 1 plan I
Het kantoor van Richard.
Twee werksters zijn bezig schoon te maken. De ene heeft haar plumeau op het bureau gelegd, zit achter het bureau en snuffelt in de laden.
De tweede werkster is met haar rug naar de eerste toe bezig de grond te stofzuigen. Op het bureau staan twee telefoons.
Ik zeg maar een fijn baantje!
Allemaal geheime papieren!
(Pakt er een op, het is rood van kleur, vouwt het dubbel en steekt het in haar blouse.)
Blijven ze beter geheim. Het beste middel om niet te verraden wat in een geheim papier staat, is het niet te lezen.
Ik ben klaar. Ga je mee?
(Schakelt stofzuiger uit.)
(staat op):
Net op tijd.
(Geluidsinstallatie: gongslag.)
Acht uur vijfenveertig. Acht uur vijfenveertig.
(Of hoe laat het op dat ogenblik mag zijn.)
(Werksters af. Thabor en Richard komen op.
Thabor is tussen de twintig en dertig. Geen onaantrekkelijk meisje, maar bijzonder serieus. Gekleed in een broek en truitje. Haar opgestoken. Intellectueel, bleek gezicht. Haar ene oog is dichtgeplakt met leukoplast. Zij heeft iets te grote schoenen, of misschien wel te grote voeten.
Richard is een corpulente vijftiger. Dik, maar geheel grijs haar. Goed doorvoede wangen, rood dooraderd met châteauwijnen. Gekleed in voortreffelijk lichtgrijs maatcostuum, anjer in knoopsgat zowel als grote pochette in borstzakje. Dikke vingers, vlinderdasje en zware levenskunstenaarsstem. Hij is astmatisch en moet, zoals later blijkt, zich zo nu en dan in de keel blazen met een vaporisator.
Richard gaat gewichtig achter het bureau zitten. Thabor blijft enigszins zenuwachtig staan en neemt plaats na een handgebaar van Richard.)
| |
Scène 2 plan I
Betekent dit dat ik aangenomen ben?
Naief zegt u? Naief? Ik ben geestdriftig!
Goed, geestdrift is iets wat niet te pas komt in dit verband. Ik ben offerbereid.
U bent ongeduldig. Wees liever voorzichtig. Denk aan uw oog.
Ik denk er niet aan zolang ik met het andere nog kan zien. Ik wil dienen, dat heb ik altijd gewild. En nu ik het zover heb gebracht, is het mij te moede of ik alleen voor dit ogenblik in de wieg gelegd ben, of alles wat ik in mijn hele leven ondervonden heb, enkel nodig geweest is om mij voor te bereiden op deze taak. Ik wil elk offer brengen. Het is dat ik het niet kan missen, maar anders zou het mij niet kunnen schelen ook mijn andere oog
| |
| |
Heel juist! Ik heb het zelden op een zo in het oog springende manier horen uitspreken!
(hoofdschuddend):
Maar uw voorbereiding is nog niet ten einde! In ons instituut wordt niets aan het toeval overgelaten! Onze agenten worden geoefend en opnieuw geoefend, tot zij hun taak zelfs onder narcose zouden kunnen volbrengen. Controle volgt op controle, geen controleur die niet gecontroleerd wordt. Eindeloze krachtsinspanning duurt ons nog te kort, voorbeeldeloze nauwkeurigheid is ons als voorbeeld nog te gering.
(Buigt zich voorover.)
Wat is hierbij een eerste vereiste??
Tijd! Tijd is hiervoor nodig! Tijd! Als u mogelijk niet naief bent, in elk geval heeft u teveel haast.
Haast zegt u? Haast? Wie zou geen haast hebben als zijn hoogste waarden worden bedreigd?
Een nauwkeurig schot is beter dan tien haastige salvo's. En trouwens: uw waarden hebben voor ons geen bewijskracht. Hoogste waarden, zegt u! Wiens hoogste waarden? Ons instituut is een strikt neutrale instelling. Het is dat wij agenten opleiden voor alle partijen, maar ons ideaal is de agent die nooit partij kiest. In elk geval geven wij hem geen waarden. Wij stellen er een eer in hem af te leveren zonder waarden. Het enige wat hij nodig heeft, dat is de vaardigheid betrouwbare inlichtingen te verwerven, voor wie dan ook, voor wat dan ook. Maar de betrouwbaarste agent is hij die zijn inlichtingen inwint voor niemand. Dat is het ideaal waarnaar wij streven. Wij haten waarden, maar vereren de waarheid. Wat een agent nodig heeft, dat zijn: doelmatigheid, betrouwbaarheid en trefkracht. Daarvan moeten wij zeker zijn. Dan pas kan er over uitzending worden gedacht.
Voordat u uitgezonden wordt, moet u eerst getest worden om te zien of u voor uw taak geschikt bent.
Geschikt, zegt u... Ik ben hier al zes maanden in opleiding. Ik heb achtentwintig cursussen gevolgd: cursus het uit de weg ruimen van een tegenstander met een tijdbom, een pistool, een dolk, vergif. Met een anonieme brief, met een ondertekende brief. Met een speld, een schoenveter, met twee handen, met een hand, met de knie, met de voet.
Met elk denkbaar onderdeel van de anatomie. Laten we daar niet over praten!
(Hij neemt een tijdschrift uit zijn bureau. Het is GORGEOUS PIN-UPS, bladert erin, gaat verzitten op zijn stoel, terwijl Thabor verder opdreunt:)
Cursus het zich ontzichtbaar maken, het zich vermommen als man, als dier, als gedruis, als ontzichtbare man, als geld, als angst, als genot, als roem en eer... Kan ik de test niet overslaan en onmiddellijk uitgezonden worden?
(als ontwakend uit andere overpeinzingen):
Genot...
(bekijkt Thabor en het tijdschrift beurtelings. Daarna concentreert hij zich en werpt het neer. Neem een grote systeemkaart ter hand.)
Ik heb hier uw volledige curriculum. U heeft voor alle cursussen prachtige cijfers behaald. Als dat niet het geval was, dan zoudt u voor de proef waarvoor u hier bij mij bent gekomen, niet eens zijn toegelaten. Hoe kunt u zulke voor de hand liggende vragen stellen?
(deemoedig):
Ik begrijp dat ik het verkeerd begrepen heb, maar misschien
| |
| |
Uw ijver te verontschuldigen. Maar daarmee ben ik aan het eind van mijn mogelijkheden.
(Barst uit in een hoestbui; grijpt een vaporisator uit zijn binnenzak en blaast zich in de keel. Gekalmeert vervolgt hij:)
Trouwens, voor het zich vermommen als ballerina heeft u niet zo'n best cijfer gehaald.
Ik heb mijn best gedaan, maar mijn voeten zijn te groot.
Wij eisen beter dan best. Daarom is het een illusie als u denkt een test te kunnen overslaan. Het ik geen gelijk?
Ik neem mijn woorden terug. Ik wil niets overslaan, ik ben bereid mij aan de test te onderwerpen.
Dan zal ik u vertellen waaruit de test bestaat.
(Hij staat op.)
Stelt u zich voor: dit terrein hier is vijandelijk gebied. Iedereen die u tegenkomt is een vijand. U kunt op niemands steun rekenen. U heeft een opdracht... Het voorwerp heeft u toch ontvangen?
Met wat u ontvangen heeft, heb ik niets te maken, maar u heeft het.
Er is een boodschap in verborgen. Die boodschap is het die u overbrengen moet. Wat die boodschap behelst interesseert mij niet. Ook u gaat dat niet aan. U moet die boodschap in handen spelen van een persoon die u niet kent. Dat is het waar het voor ons op aankomt.
Hoe weet ik dan wie hij is?
Ik zal u zijn signalement opgeven.
Geen foto. Als u op vijandelijk gebied was, zou u gevangen genomen kunnen worden. Men zou de foto vinden. Uw contactpersoon zou worden gecompromitteerd, de hele organisatie zou ineen kunnen storten.
U krijgt een signalement, maar u krijgt het niet op schrift. U moet het uit het hoofd leren. Maar dat komt straks.
Is er niemand die ik vertrouwen kan, die mij kan helpen het voorwerp met de boodschap erin af te leveren op de plaats van bestemming?
Bij een werkelijke opdracht in werkelijk vijandig gebied zullen er inderdaad zulke personen zijn. Als u werkelijk naar vijandelijk gebied gaat - gesteld het komt ooit zo ver - dan krijgt u een lijst van hulpadressen voor u wordt weggestuurd. Adressen waar u kunt overnachten, waar u kunt eten, waar u een toevlucht kunt zoeken als u gewond zou raken. Maar hier, in deze kelders, atoomvrij en honderd meter onder de grond, hier zijn alle adressen overbodig. Onze ruimte is niet groter dan tien hectare. Bovendien moet u de proef binnen drie uur tot een goed einde hebben gebracht.
Hoe weet u dat het een man is?
Wou u proberen mij een verhoor af te nemen?
(trekt la van het bureau open, kijkt erin, sluit de la weer):
Oho! Natuurlijk krijgt u een signalement. Het spreekt vanzelf dat u een signalement krijgt. Anders zou de proef natuurlijk onmogelijk zijn.
Moet ik het uit het hoofd leren?
Uit het hoofd leren? Uit het hoofd leren?
(Schudt zijn kop als een leeuw.)
Weest u maar niet bang: onze proef is honderdmaal eenvoudiger dan de situaties waar u voor zult komen te staan als u zich werkelijk in vijandelijk
| |
| |
Straks gaat een signaal en verlaat ik deze kamer.
Wat moet ik dan doen om te beginnen?
Daarin wordt u vrij gelaten. U moet voortdurend kiezen uit de mogelijkheden die zich voordoen. Er wordt voor gezorgd dat u geen ogenblik alleen bent. U mag iedereen alles vragen, maar niemand met uw opdracht bekend maken, dat spreekt vanzelf. U mag de waarheid niet zeggen, u mag bedriegen en liegen, maar ook de anderen zeggen de waarheid niet. U bent voortdurend onder observatie. Ik zie u, maar u van uw kant ziet mij niet. Alles wat u zegt wordt opgenomen op de geluidsband. Alles wat u doet wordt waargenomen. Al uw gedragingen worden beoordeeld. U zult alleen geen geweld mogen gebruiken. Dat is het enige verschil met de werkelijkheid.
Ik begrijp het. Maar het signalement?
(trekt weer la open, kijkt peinzend, sluit la weer):
Eerst nog een ander ding. Kunt u niet raden wat?
Kunt u het echt niet raden?
(bulderend):
Denkt u eraan! U staat nu al onder observatie. U staat nu al onder observatie. Ik observeer u. En ik neem waar dat u hetzij buitengewoon moedig bent, hetzij geen bijzonder vooruitziende blik bezit. Begrijpt u mij?
Zeker. Tenminste ik heb een vermoeden. Het verbaast u dat ik niet gevraagd heb wat er gebeuren moet als anderen geweld gebruiken tegen mij. Ikzelf mag geen geweld gebruiken, maar er is niets gezegd over degenen die mij moeten verhinderen mijn opdracht ten uitvoer te brengen. Misschien gebruiken zij geweld?
Heel goed! Heel goed!
(Hoesten. Vaporisator.)
Ik heb wel degelijk aan die mogelijkheid gedacht, maar ik heb geleerd dat een agent zich te allen tijde zodanig moet gedragen dat er nooit geweld tegen hem wordt gebruikt. Hij moet, in handen van de vijand geraakt, meegaand zijn tot het uiterste. Hij moet liegen, maar mag, met kwellingen bedreigd, desnoods de waarheid zeggen. Hij mag...
Instructie 32 B deel 2. Uitstekend. Wij kunnen beginnen. Veel succes.
(een la van het bureau opentrekkend, in de la kijkend, deze weer sluitend):
Aarzelingen op het laatste ogenblik?
Het signalement?
(Er klinkt een luguber en luid signaal door de luidsprekerinstallatie.)
(smijt de la dicht en staat op):
In zestig andere kamers van dit complex beginnen op dit zelfde ogenblik zestig andere agenten aan een zelfde soort opdracht als u zojuist gekregen heeft. Ook zij hebben een boodschap, een opdracht, een voorwerp dat zij moeten afleveren aan iemand die zij niet kennen. In nog eens zestig andere kamers maken weer zestig andere agenten zich gereed om iets dat zij niet kennen in ontvangst te nemen van iemand die zij nooit hebben gezien. Ik wens u veel succes.
De proef is begonnen en ik ga weg!
(Af.)
(Eentonige vrouwenstem door de luidspreker;)
| |
| |
Vierendertig punt drie. Vierendertig punt drie. Witte Rus. Noorse Rus. Draadrus, herhaling Draadrus. Ronde Rus. Zeerus. Dwergrus. Moerasrus. Vierendertig punt vijf. Sikkelklaver. Hamerklaver. Hopklaver. Wondklaver. Ronde Klaver. Honingklaver. Klaver. Klaver. Herhaling: Klaver.
Herhaling: vierendertig punt...
| |
Scène 3 plan II
(Op plan II is inmiddels al enige tijd licht gaan branden. Er staat een soortgelijk bureau als op plan I. Erachter heeft een goedgeconserveerde zestiger plaatgenomen. Hij is minder dik dan Richard, maar even correct. Type James Stewart: zachtwangig, kalm, enigszins slijmerig. Hij scharrelt in wat papieren die op het bureau liggen, telefoneert onhoorbaar, soms met twee telefoons tegelijk. Hij rolt eigenhandig sigaretten van zware shag, maar steekt deze aan met een enorme aansteker van massief goud. Het is Wilfried, zoals de toeschouwer t.z.t. gewaar zal worden.
Richard, na plan I verlaten te hebben, voegt zich, na een omweg, bij hem.)
| |
Scène 4 plan I
(Thabor heeft een compas uit haar broekzak gehaald. Maakt het open. Denkt na. Stopt het weer weg. Stort zich dan op het bureau, trekt de laden open, strooit de inhoud over de vloer. Deze bestaat uitsluitend uit pin-up tijdschriften. Zij blijft zoeken. Vindt niet wat zij zoekt. Neemt tenslotte een telefoon op en belt.)
Wilt u mij verbinden met majoor Richard alstublieft.
(door luidspreker in het vlaams):
Het is vanwege?
Majoor Richard alstublieft. Ik ben de secretaresse van overste Wilfried.
(Een andere telefoon op bureau plan I begint te bellen. Thabor houdt haar hand geschrokken over de microfoon van de telefoon waar zij zojuist door gesproken heeft. Kijkt naar de bellende telefoon alsof ze hem wil opnemen, maar laat dit na. Na een paar keer bellen, houdt het bellen op.)
Hij is niet op zijn kamer. Een ogenblik alstublief.
(Stilte. Daarna mechanische geluiden. Een telefoon op plan II, bureau Wilfried, begint te zoemen. Wilfried neemt de telefoon op.)
Majoor Richard komt af. Ogenblikje. Ik verbind u door.
(Richard en Wilfried maken gebaren tegen elkaar. Wilfried geeft de telefoon aan Richard. Wilfried kijkt in een puntenlijst.)
(met veranderde stem):
Goedenavond, majoor. U spreekt met de secretaresse van overste Wilfried. Het gaat over de test van de agent Thabor. Wie is de agent aan wie zij het compas moet afgeven?
(met gebaren tegen Wilfried):
Mag ik u verzoeken te zeggen tegen overste Wilfried dat hij daar geen donder mee te maken heeft?
Wij hebben ons gek gezocht naar het duplicaat van het signalement dat de agent Thabor in haar bezit moet hebben gekregen bij het begin van de proef, maar wij kunnen het nergens vinden.
(geërgerd):
Dat is mijn afdeling niet.
(Barst uit in hoesten.)
Het principe is niet verkeerd toegepast, maar in dit geval leidt het tot niets!
(Legt de hoorn neer. Blaast. Vaporisator.)
| |
Scène 5 plan I
Maar de stemimitatie was uitstekend! Uitstekend! Weet je wel zeker
| |
| |
dat het mijn secretaresse niet was?
Zeker weten? Kijk dan zelf!
(Drukt op een knop; zij kijken door de televiewer en zien dat Thabor de telefoon neerlegt.)
Welk cijfer moeten we geven voor dit onderdeel?
Ze heeft anders wel vlug gereageerd.
Nu goed. Laten we dan zeggen een zeven.
(Wilfried schrijft op puntenlijst.)
Ik ben benieuwd wat ze verder van plan is.
(Ze staan op en begeven zich naar de televiewer. Plan II wordt min of meer donker. Het licht op plan I is sterker geworden. Bij Thabor is binnengekomen een sombere jongeman met zwart kort haar, gekleed in een zwarte overall van glanzende stof. Sobolev.)
Met wie staat zij daar te praten?
Wat doet Sobolev daar? Die heeft toch niets te maken met deze test?
Dat is geen antwoord, majoor. Wilt u zo goed zijn de microfoon in te schakelen. Ik wil weten wat ze zeggen.
(schakelt de microfoon in):
Dit een beter antwoord?
(Legt zijn hand op Wilfried's schouder en schudt hem heen en weer met een ouwe-jongens-onder-elkaar-gebaar).
| |
Scène 6 plan I en II
... is toen weggegaan zonder mij een signalement te geven.
Een signalement. Ik heb toch zeker een signalement nodig. Wat is de waarde van de proef als ik geen signalement krijgt? Hoe weet ik dan waar ik naartoe moet met mijn compas?
Onbetaalbaar! Ze maakt hem wijs dat ze geen signalement heeft. Dit is minstens een negen waard, overste!
Een compas? Wat bedoel je?
Een compas! Een al te doozichtige leugen, majoor. Ze moet niets overdrijven.
Zeker ook een plattegrond?
Wat wil je beginnen zonder plattegrond.
Ik moet zien dat ik er een krijg.
Die neem ik wel ergens weg. Het stelen van een plattegrond lijkt mij een vanzelfsprekend onderdeel van een psychologische test, bovendien geheel aangepast aan en geïnspireerd op de behoeften van de praktijk.
Kom, kom, Thabor, maak het niet te bont!
De weg zoeken met een compas en een plattegrond in een labyrinth dat nooit in kaart gebracht is en waar overal magnetische velden zijn aangebracht om de compassen van streek te brengen.
Niet meer dan een zes voor dit onderdeel.
Sobolev en Thabor spelen intussen onhoorbaar verder. Klaarblijkelijk discussiëren zij nog steeds over het signalement. Zij pakken het bureau weer uit, doorzoeken alle laden, bladeren in de tijdschriften.)
Het signalement is minstens even belangrijk. Ik zou vooral nog eens goed zoeken.
| |
| |
| |
Scène 7 plan II
Kijk die twee daar zoeken. Is het niet verrukkelijk?
(honend):
Samen zoeken naar iets dat nergens te vinden is en dat als het gevonden werd, geen enkele waarde hebben zou.
Is het geen schat, mijn kleine Thabor?
Een schat? Mij te rechtlijnig. Ik geloof dat u mistast.
Er is een schat aan materiaal opgetast onder die rechtlijnigheid.
Dat weet u dan zeker op de tast.
Heeft u soms nooit in het duister getast, overste?
(Hij lacht geforceerd om zijn eigen grappigheid. Wilfried kijkt of hij een vieze smaak in de mond krijgt.)
Het zou mij aan het hart gaan haar kwijt te raken, haar in handen te weten van de vijand... de pijnigingen die zij haar zouden kunnen doen ondergaan, al is het maar een brandende sigaret op bepaalde punten... de lucht van schroeiend haar, als van een paard dat beslagen wordt met een roodgloeiend ijzer. In klam zweet parelt de waarheid op haar voorhoofd, maar uit haar mond zou geen woord komen...
Waarom heeft u haar dan aangenomen voor dit werk?
Mijn noodlot... kolonel, mijn noodlot! Er is hier geen ander werk waarvoor ik vrouwen mag aannemen.
(Dwaalt weer af).
Een werkelijk mooie vrouw is even zeldzaam als een wiskundig genie, een vioolvirtuoos of een slangenmens. De meeste mannen vinden een heel leven lang niet meer dan een vrouw en in 99 van de honderd gevallen niet eens een mooie.
Meestal vinden ze een lelijke vrouw mooi, omdat zij niet weten wat mooi is, omdat zij het signalement niet hebben meegekregen. Wat zou dat? In een leven zonder duidelijk doel, komt alles op hetzelfde neer.
(metafysische opwinding):
In het duister van de verblinding zijn alle signalementen onleesbaar.
Waar is Thabor's signalement?
Goed verborgen. Zij maakt Sobolev maar wat wijs, zij leidt hem op een dwaalspoor.
Waarom heeft zij mij dan opgebeld?
Zij zal het signalement niet hebben onthouden. Ik heb het haar voorgelezen en zij heeft het nagezegd. Zij heeft het niet zwart op wit, in overeenstemming met de voorschriften voor signalementen. Ik heb het haar opgedreund, regel voor regel en zij heeft het mij regel voor regel nagezegd. Bolleboosje de kleine meid... maar nerveus... nerveus...
Ze zal iets vergeten zijn uit het signalement. Haar eerste zorg is dus, denk ik, een afschrift in handen te krijgen.
Een afschrift. Ik wil zelf wel eens een afschrift zien van dat signalement.
Maar die signalementen worden toch door u zelf opgesteld, overste?
Natuurlijk. Ik stel de signalementen op. Maar ik weet niet welke agenten ze in handen krijgen, de distributie is mijn taak niet. Dus weet ik ook niet welk signalement Thabor gekregen heeft.
Op die manier. Ik zal het afschrift onmiddellijk uit de safe halen. Maar wat is dat?
(Zij kijken weer door de televiewer.)
Ik hoor ze niet meer praten. Staat de microfoon niet ingeschakeld?
Je ziet ze praten, maar je hoort ze niet!
| |
| |
Er moet iets kapot zijn in de leiding.
Herstellen natuurlijk. Laten we gaan.
| |
Scène 8 plan I
(Sobolev staat met een microfoon in de hand die hij zojuist uit het bureau heeft gesloopt.)
Zou het niet tegen de regels zijn?
Nee. Het is de gewoonste zaak van de wereld dat we de luisterinstallatie van de vijand onklaar maken. Richard moet je hiervoor een tien geven.
(steekt de microfoon in zijn zak):
Nu kunnen we tenminste praten zonder dat het wordt afgeluisterd. Ik zit in grote moeilijkheden, Thabor.
Ik ook. Elk van ons zit in moeilijkheden. Het overwinnen van de moeilijkheden, dat is het waar het bij de test om gaat.
Het gaat bij mij om nog andere dingen.
Wat er bij een psychologische test al niet aan het licht kan komen.
Lach mij niet uit. Wij hebben allebei eenzelfde soort opdracht, wij moeten elkaar blijven helpen.
Dat spreekt toch vanzelf!
Wij moeten niets voor elkaar verbergen. Daarom zeg ik je eerlijk dat ik bang ben. Geloof je mij?
Als het je bedoeling is door mij beledigd te worden: ja.
Maak geen grapjes alsjeblieft. Je mag mij beledigen, maar je moet mij helpen.
Ik kan je niet helpen want ik heb zelf geen signalement.
Hoe denk jij over Richard?
Een bekwaam man. Een meerdere op wie je kunt bouwen als op een rots! Een man die je nooit in de steek zal laten! Een man die het uiterste van zijn agenten vergt, maar ook een man waar de agent voor honderd procent op kan rekenen, overal, altijd.
Je hoopt het maar? Je weet het niet een zeker? Die twijfel alleen al maakt je ongeschikt voor het vak. Maar wanhoop niet, Sobolev. Misschien besef je nu, bij het ondergaan van deze test, voor het eerst van je leven dat je een twijfelaar bent. Het is nog niet te laat! Het is maar een test, het is de werkelijkheid nog niet. Je kunt nog terug. O, ik vraag mij af of er ergens ter wereld wel een opleiding is zo grondig, zo menselijk, zo perfect als de onze!
En wat denk je van Wilfried?
Wilfried? Every inch a gentleman. Vrijgevig, heldhaftig, barmhartig, edelmoedig en de christelijke beginselen toegedaan.
Een gentleman? Hij deinst voor niets terug als het in zijn eigen belang is. Het is een plebejer.
Hij rookt zelfgedraaide sigaretten van zwarte shag, maar hij steekt ze aan met een aansteker van massief goud!
Hij heeft het op mijn ondergang voorzien. Als ik alleen zijn naam maar hoor, voel ik een angst om je lippen bij af te likken.
Je bent niet geschikt voor dit beroep.
Is dat een reden mij te vermoorden?
| |
| |
Waarom sta je hier met mij te praten, inplaats van je opdracht uit te voeren?
Ik weet niet hoe ik het moet aanpakken. Ik heb geen signalement. Ik bezweer je dat het waar is. Richard heeft mij binnen laten komen. Hij heeft mij uitgelegd waar de proef om ging. Ik moet een boodschap die verstopt is in een lippenstift overhandigen aan een mij onbekend persoon. Maar ik heb geen signalement gekregen. Er is al een half uur voorbij en ik ben nog even ver als aan het begin!
Misschien zit het verborgen in het compas.
Laat het mij eens bekijken.
(Thabor haalt het compas uit haar broekzak en geeft het aan Sobolev.)
(opent het compas):
Waar is dat spiegeltje voor?
Weet ik niet. Zitten altijd spiegeltjes in veldcompassen.
(Sobolev trekt gezichten in het spiegeltje).
Geef het maar terug. Er zit niets in verborgen, zie je wel. Maar ik wil het ook niet graag kwijtraken.
Een compas komt altijd van pas, dan weet je tenminste uit welke richting de wind waait.
(Hij gaapt.)
Er is hier geen wind. We zitten honderd meter onder de grond. En al was er wind, wat zou ik eraan hebben te weten uit welke richting hij komt. In elk geval zou het tegenwind zijn, want ik heb geen signalement.
(Bekijkt zichzelf in het spiegeltje.)
Je moest eens weten hoe Wilfried de pest aan mij heeft.
(Als tot zichzelf.)
Hij is begonnen als zeilwrijver.
Zeilwrijver? Zeilwrijver, zeg je? Moet je eens zien hoe hij er in uniform uitziet. Vergelijk hem eens met die andere bureaumilitairen. Wilfried is de enige die zijn pet draagt als een militair, niet als een busconducteur.
Hij wrijft het zeil niet om het te laten glimmen, maar om de mensen te laten uitglijden.
Ik verpraat mijn tijd. Ik heb geen signalement.
Trek het je niet aan. Misschien is het ze er alleen maar om doen om te zien hoe je je gedraagt zonder signalement. En wat doe je? Niets! Afwachten! Misschien is het dat wel juist wat er van een goede agent verwacht wordt.
Ik weet niet wie ik zoeken moet.
Kijk dan in het compas! Zie je niets?
Jawel, je ziet jezelf. Misschien is het alleen maar de bedoeling van deze proef dat je jezelf vindt.
Mijzelf vinden? Wat is het hier? Een filosofie-seminarium? Een weekendhuis voor protestantse jongeren? Een Trappistenklooster? Of een spionnageschool? Wat is er aan mijzelf te vinden? Ik ben hier opgeleid om de vijand te vinden. Ik moet uitgestuurd worden om troepenconcentraties tijdig te localiseren, om de voorraden bommen die klaarliggen bijtijds in de misdadige handen van de vijand zelf te doen ontploffen. Dat is het wat ik zal moeten vinden. Ik ben de ogen en de tentakels. Dat is mijn roeping, dat is mijn plicht. Daarin heb ik mijzelf allang gevonden.
Hoe is het mogelijk!... Misschien heb ik toch wel gelijk.
Als ik mij zelf moet vinden laten ze me zoeken naar de bekende weg. Maar daarvoor ben ik niet opgeleid. Wat anders is de bedoeling van deze test, dan dat ik bewijs de onbekende weg te zullen vinden?
Als de boodschap verstopt is in een lippenstift, is hij bestemd voor een
| |
| |
Stel je voor: je overhandigt de boodschap en het is een man... vóór hij zich van het lippenstift heeft kunnen ontdoen wordt hij aangehouden door de vijandelijke politie en gefouilleerd... ze vinden het lippenstift... dat zou natuurlijk hoogst verdacht zijn.
Een van de vele vrouwen die hier rondlopen.
Hoeveel vrouwen lopen hier rond?
Weet ik niet, maar we kunnen het nakijken in de bibliotheek.
| |
Scène 9 plan I
Sobolev en Thabor af. Richard komt op met een monteur. De monteur bukt zich naar het bureau en onderzoekt de plaats waar de microfoon gezeten heeft).
Is het defect gauw hersteld? We hebben niet veel tijd.
Defect? Ze hebben de hele microfoon eruit gesloopt.
Als de donder een nieuwe microfoon halen!
| |
Scène 10 plan I
(Monteur af. Wilfried komt binnen.)
Ze heeft, geholpen door Sobolev, de microfoon eruitgesloopt.
Wat mij betreft is de proef hiermee afgelopen. Uw Thabor is totaal ongeschikt! Signalement vergeten! Microfoon slopen!
Ik ben het niet met u eens. Het slopen van de microfoon was nu juist het soort sabotagedaad dat het stempel is van de daadkrachtige agent.
En het vergeten van het signalement dan?
Welke reden zou Thabor hebben Sobolev te vertellen dat zij wèl een signalement heeft? Wat gaat het hem aan? Hij is een agent als zijzelf die die getest wordt. Waarom zou zij de eerste de beste die zij tegenkomt met haar opdracht bekend maken? Hoe komt u op het idee! Het is maar goed dat u niet in haar schoenen staat!
Wat de maat betreft niets tegen. - Ik wil weten wat die twee daar uitvoeren in de bibliotheek.
Is er geen televiewer in de bibliotheek?
Hoe kunnen we ze dan controleren?
Het is de enige plaats die buiten onze controle valt.
En er is ook geen microfoon?
Dat bestaat niet!
(Grijpt een telefoon van het bureau en roept in de hoorn:)
Monteur! Monteur!
| |
Scène 11 plan I
(komt op; hij heeft een engelse sleutel van minstens 50 cm lang in de hand):
Wat wou u, kolonel?
Is er geen lijnverbinding met de bibliotheek? Kunnen we hier niet afluisteren wat er in de bibliotheek gebeurt?
(onder het spreken werpt hij de grote engelse sleutel voortdurend op met de ene hand en plukt hem met de andere uit de lucht):
| |
| |
Natuurlijk is er een lijnverbinding met de bibliotheek! Onze elektronische installatie heeft dertig miljard pond sterling gekost, welk bedrag is opgebracht voor de ene helft in dollars en voor de andere helft in roebels. Alle draden en kabels die erin verwerkt zijn, zouden, aan elkaar verbonden, lang genoeg wezen om, als ze om de aarde heengewikkeld waren, deze te veranderen in een klont spaghetti van driemaal de tegenwoordige doorsnede van de huidige planeet. En ú kunt denken dat er geen afluisterinstallatie in de bibliotheek is! Merkwaardige misvatting van een belangstellende leek die de wonderen van de moderne techniek onderschat! Natuurlijk is die er wel!
(Geeft met de engelse sleutel een klap op het bureau en loopt weg.) (Onmiddellijk na de klap op het bureau, is de luidsprekerinstallatie ingeschakeld, waardoor een afschuwelijk gegil van Thabor weerklinkt.)
Zo mag ik het horen.
(Gaat op een stoel zitten en luistert verheerlijkt.)
(geschrokken op andere stoel):
Wat heeft dat te betekenen?
(Hoest. Vaporisator.)
Sobolev martelt Thabor een klein beetje... Ik heb altijd gezegd: het is goed dat de kleine meisjes ook daarmee kennismaken.
(Hij rolt zich een sigaret van zwarte shag en steekt deze aan met de aansteker van massief goud.)
Maar dit is de werkelijkheid niet, het is alleen maar een test, het is niets dan een spel!
Spelsituaties die in geen enkel opzicht van de werkelijkheid verschillen, zijn de enig bruikbare.
Wat staat er in het signalement. Thabor, wat staat er in het signalement? Een agent die gepijnigd wordt mag alles zeggen.
Maar ik kàn niet zeggen wat erin staat, want ik hèb geen signalement.
Sobolev! Ophouden! Ophouden!
(Hij springt op van zijn stoel, een handenwringende goedhartige papa.)
Moet ik de stroom soms inschakelen?
Ga je gang. Ik weet het niet, zeg ik je en ik heb het nooit geweten.
(Gilt afschuwelijk.)
Thabor brengt niets terecht van haar taak en wordt nodeloos gepijnigd.
(kreunend en gebaren makend alsof zij tegenover hem stond):
Maar mijn lieve Thabor, je hóeft je mond helemaal niet te houden.
Zij is niet geschikt voor deze dienst; zij weet niet van geven en nemen.
Vertel het hem dan maar Thabor!
(Verschrikkelijk gegil door de luidspreker.)
Het vochtverlies is naar wens, als je nog lang doorgaat mij niets te vertellen, zal mij zo aanstonds weinig anders meer te doen staan dan het gloeiverlies te bepalen. Let nu goed op Thabor! Wat is het voorwerp dat je moet afleveren?
Ik weet het niet, ik heb het nooit geweten!
(Wilfried haalt stopwatch te voorschijn.)
Het is geen lippenstift, het is een compas.
Veertig seconden. Een hele prestatie!
(Gillen).
Wat zit er dan in het compas?
Het is geen compas, het is een lippenstift!
Ik wil haar zien! Ik wil weten wat hij met haar uitvoert!
Haar zien? Uw weekhartigheid, die is roerend om te zien!
| |
| |
(Kijkt op stopwatch.)
Tachtig seconden!
(Gillen van Thabor door luidspreker.)
Maar zelfs al is onze onderwijsinrichting een strikt neutrale instelling en geven wij onze agenten een zodanige opleiding dat ze leren erop te rekenen alles van iedereen te verwachten...
(Thabor's gillen maken hem onverstaanbaar. Eindelijk sterft het gillen weg. Wilfried springt op van zijn stoel.)
(dreigend en ernstig opeens):
Honderd seconden! Een record van pijn! Maar dit is ongehoord majoor! Waarom vertelt zij Sobolev niet wie de persoon is die in haar signalement staat beschreven? Dit gaat alle perken te buiten!
Zij is offerbereid, naief, geestdriftig, ongeduldig!
Elke agent weet dat hij spreken mag als hij gemarteld wordt.
Zij is het signalement vergeten.
Vergeten? Maar het is onvoorstelbaar dat het haar niet te binnen geschoten is zodra zij Sobolev ontmoette, zelfs al is zij naief, geestdriftig, ongeduldig en offerbereid!
Zenuwachtig? U kunt van deze dienst zeggen wat u wil, maar iemand die zo zenuwachtig is, brengt het niet tot de psychologische test. Hoeveel deskundigen hebben haar niet bekeken, voor zij hier kon komen!
(Hij verliest zich vol zelfingenomenheid in zijn beschouwing.)
Hoeveel cursussen heeft zij niet met vrucht moeten volgen, eer zij toegelaten kon worden tot de test! Achtentwintig leergangen heeft zij gevolgd: cursus het uit de weg ruimen van een tegenstander met een tijdbom, een pistool, een dolk, vergif. Met een anonieme brief, met een ondertekende brief, met een speld, een schoenveter, met twee handen, met een hand, met de knie, met de voet...
(even geestdriftig):
Met elk denkbaar onderdeel van de anatomie! Laten we daar niet over praten.
(dwaalt nog verder af van zijn betoog):
Vraag hoe bezorg ik bijvoorbeeld een ontplofbaar pakket aan een huis zonder dat iemand kan te weten komen wie de afzender is? Antwoord: Heel eenvoudig! Ik schrijf de naam van de bestemmeling op het pakket, ik leg het pakket neer in de straat waar het slachtoffer woont. Niet te dicht bij zijn huis, maar ook niet te ver weg. Ik doe natuurlijk of ik het verlies... Wat gebeurt? Een behulpzame geest raapt het op, leest het adres, hij denkt: dat is hier vlak in de buurt. Twee tellen later drukt hij al op de bel. Werktuig van een onbekende macht! Slachtoffer van de altruïstische opvoeding, die in beschaafde landen in de lagere kringen...
En die zijn in de meerderheid!
... nog altijd zozeer verbreid is...
Dat zelfs een voorzichtige organisatie als de onze.
Die niets aan toeval overlaat!
... erop rekenen kan zonder enige vrees voor risico's!
O! Ik word gewoonweg lyrisch op mijn oude dag als ik aan de perfectie van onze opleiding denk, ik...
Cursus drieëntwintighonderdacht en tachtig C accent!
(ineens weer dreigend):
En iemand die al die cursussen met de prachtigste cijfers heeft afgesloten zou zenuwachtig zijn geweest?
Het is ook mij een raadsel. Maar mogelijk ligt dat aan mij. Ik ben niet
| |
| |
zo'n scherp psycholoog als u!
Ik weet het niet en ik heb het nooit geweten!
(Gillen.)
Het is een lippenstift zeg ik je en een compas!
Waarom maakt zij Sobolev wijs dat zij een compas of een lippenstift moet overbrengen?
Maar dit is onvoorstelbaar, majoor! Op deze manier is Thabor niet alleen het signalement vergeten maar zelfs de instructie dat zij de waarheid zeggen mag als zij gepijnigd wordt!
(half huilend):
Maar zij wéét immers niet wie de agent is die de boodschap in ontvangst moet nemen! Wat zou de zin van de psychologische test wezen als wij bij het begin zeggen tegen de een: hier heb je een boodschap, geeft die aan de ander. En tegen de ander: zoekt de een op en vraag hem om een boodschap? Wij hebben hier een spionnagedienst en geen boodschappendienst.
Waarom pijnigt Sobolev Thabor dan, juist Thabor, en niet een van de zestig andere candidaten die hier met geheime boodschappen rondlopen?
Omdat het een prutser is! Een sadist! Wat mij betreft is de proef beëindigd! Sobolev vliegt eruit!
Dat is mij niet genoeg. Ik eis inzage van het signalement.
Het is er niet meer. Het is verbrand volgens de voorschriften. Na het voorlezen en het uit het hoofd opzeggen van het signalement door de uitgezondene, worden de signalementen verbrand. Instructie 68112 G. U stelt mij dwaze vragen.
Verbrand? Maar ergens moet er een copie van bestaan. Ik zal wel eens zoeken!
(Wilfried loopt druk en driftig weg, gevolgd door Richard. Zij verlaten plan I en gaan naar plan II, waar Wilfried de laden van het aldaar staande bureau opentrekt. Zij zoeken.)
| |
Scène 12 plan I
(Plan I is donker; men ziet niettemin de monteur die de nieuwe microfoon in het bureau aanbrengt. Luidspreker: Afschuwelijk gillen van Thabor.)
Ik schakel de stroom niet eerder uit dan als je gepraat hebt.
Als je zo doorgaat verbrand je levend. Wat moet je afgeven?
Ik zeg het niet.
(Gilt.)
Een lippenstift.
Je liegt. Het is geen lippenstift. Wat is het?
(gilt):
Het is een lippenstift.
Ik schakel de stroom niet uit voordat ik het weet.
Het is niets, geen lippenstift en geen compas. Het is helemaal niets!
(Gilt.)
Het is niets, zeg ik je. Ik heb geen signalement en ook geen boodschap. Ik ben de enige niet. Ik ben er alleen maar op uitgestuurd om proefpersonen zoals jij hun tijd te doen verliezen. Mijn enige opdracht is het, jou in de waan te brengen dat ik iets verberg, maar ik heb niets te verbergen want ik heb geen boodschap.
(Gilt.)
Wie maar pijn genoeg lijdt heeft er een.
Straks is je tijd om en heb je niets tot stand gebracht. De agent die je in werkelijkheid had moeten vinden, ben je dan misgelopen.
(Gillend):
Omdat
| |
| |
je te stom bent om te begrijpen dat ik niets weet!
Je liegt. Bij de vorige test ben je al bijna een oog kwijtgeraakt. Je arm zwelt op. Het vlees schroeit.
Al verbrand ik levend, dan zal ik nog lachen omdat jij mislukt!
(Aanhoudend gillen.)
| |
Scène 13 plan I
(Het wordt een ogenblik volkomen donker. Als het licht opgaat, zit Thabor op een stoel. Een verpleegster is bezig haar linker arm te verbinden. Een andere verpleegster komt aanlopen met een waterglas.)
Drinkt u nog maar iets. Ik heb er een scheut whisky in gedaan.
(Thabor drinkt.)
Het is een schande zoals u bent mishandeld. Allemaal door die vervloekte oorlog. Wat een waanzin!
Waanzin? Wat zou het leven wezen zonder waanzin? Als de oorlog niet bestond zou hij gauw genoeg uitgevonden worden. Over een wereld zonder oorlog wordt alleen gedroomd door mannen en vrouwen die bijzonder begaafd zijn. Kunstenaars en geleerden dromen van vrede, want ze hebben geen oorlog nodig om werkelijk te leven. Maar de rest? Wat zou hun leven wezen zonder oorlog? Op hun vijfentwintigste jaar hebben ze alle examens gedaan waar ze voor kunnen slagen en hebben ze met schade en schande geleerd dat alle andere examens veel te moeilijk voor ze zijn. Ze hebben hun topsalaris bereikt. Ze zijn getrouwd met een vrouw zonder sexappeal of een man zonder gevoel voor humor. Ze brengen kinderen voort die het evenmin tot iets bijzonders zullen brengen als zijzelf. En wat is de beloning voor zo'n middelmatig obscuur leven, al die jaren te weinig verdienen, teveel belasting betalen en teveel premie voor een medische behandeling op een koopje en een te klein ouderdomspensioen? Alles doen wat moet, alles laten wat verboden is... Mag ik u vragen, zuster: Hoe wordt zo'n leventje bekroond waarin ze nooit het geringste gedaan hebben dat zijzelf hebben verzonnen, omdat zij nu eenmaal niet genoeg hersens hadden meegekregen om zelf iets te verzinnen?
(angstig):
Zelf iets verzinnen?
Ze sterven in hun bed aan kanker, suikerziekte of een hartkwaal.
En waar u nog eens aan sterft als u zo doorgaat, is dat zo mooi?
Ik interesseer mij niet voor doodgaan maar voor het gebruik van alle mogelijkheden die ik bezit. Wat bezit de massa? Welke mogelijkheden bezit de massa? Hun hersens mogen ze gebruiken, maar die bezitten zij niet. Bloeddorst bezitten zij wel, maar die blijft ongebruikt in vredestijd. Dat is niet uit te houden.
Kapotgeschoten worden in een oorlog, is dat dan zo mooi?
Het is de grootste meevaller die iemand overkomen kan. De kwelling van een lang, nutteloos, machteloos, emotieloos leven blijft hem bespaard. Minder gelukkig zijn zij die een oorlog heelhuids overleven, maar al veel gelukkiger toch dan zij die nooit een oorlog hebben meegemaakt. In hun verder leven hebben zij geen ander onderwerp van conversatie meer dan oorlog, oorlog, Ik noem maar iets: bij een evacuatie zijn ze voor het eerst in het buitenland geweest... Ze hadden nog nooit gelegenheid gehad gewelddaden en overtredingen te plegen met een goed geweten, behalve in de illegale strijd. Geloof mij zuster, zonder oorlog zouden de meeste mensen beter kunnen stikken in de wieg. Alles gaat hun neus voorbij.
| |
| |
Ze leven enkel om teleurgesteld te worden en zich te vervelen in een geniepige, nooit op te heffen slavernij.
We moeten de slavernij afschaffen, we moeten vechten voor een betere wereld.
Al zou de slavernij verdwijnen, de verveling zou altijd blijven. Wie belooft de maatschappij te verbeteren, die stuurt alleen maar aan op revolutie omdat hij zich amuseren wil. Wie preekt dat er gevochten moet worden, die wil anderen laten vechten en zelf zich amuseren met het organiseren van het gevecht. Hij wil mensenlevens uitgeven zoals een speler geld uitgeeft aan een roulette, anders wil hij niet, anders kan hij niet.
Maar ik ben al jarenlang verpleegster. Ik heb andere dingen gezien dan u. Ik heb de gewonden gezien, de voor altijd mismaakten die niet gesneuveld zijn, maar je kunt evenmin zeggen dat ze de oorlog hebben overleefd. Ik denk aan de moeders en vrouwen die krankzinnig geworden zijn van verdriet en aan de halfverhongerde verlaten kinderen in de barakkenkampen.
De slachtoffers zijn in de minderheid, precies als de kunstenaars en geleerden. Hun mening wordt niet gevraagd. Want wat is de oorlog voor de grote massa? Een luisterrijke maaltijd voor kannibalen, ingenomen onder oorverdovend schijnheilig zelfbeklag.
Na een atoomoorlog zijn er geen overlevenden meer.
O, een atoomoorlog! Dat is als eten in een cafetaria: je hebt je buik vol voordat je hebt gegeten. Maar daarom juist zal er nooit een atoomoorlog komen. De ministers blijven poker spelen met afgrondelijke dreigementen en bezoeken na de vergadering een kleuterschool. Wapenfabrikanten en volkscommissarissen worden rijk en nog rijker worden de oudroesthandelaren. De strijd zal voortgaan zoals nu: geheime agenten worden over en weer uitgestuurd, geen woord verschijnt er over in de kranten. Oorlog is op het ogenblik een aangelegenheid voor specialisten die met de grootste zorg worden uitgekozen. De brave massa mag er belasting voor betalen. Er dreigt maar één gevaar...
Het gevaar dat de miljoenen onbegaafden er achter komen dat op deze manier zelfs de oorlog hun neus voorbijgaat.
(Staat op.)
Ik dank u voor uw moeite zuster.
(het verband voltooiend):
Doet het erge pijn?
Wat komt dat erop aan? Hoe laat is het?
(Verpleegster kijkt op horloge en zegt hoe laat het op dat ogenblik werkelijk is.)
Ik dank u allebei. Uw taak is nuttig, zolang ik bruikbaar ben voor de strijd. Maar als ik ooit zo gewond zou raken, dat ik niet meer zou kunnen vechten, dan heb ik liever dat u mij een spuitje geeft.
| |
Scène 14 plan I
(Verpleegsters af met verbandmiddelen. Thabor loopt moeilijk rond. Dan valt haar oog op Meeldauw. Meeldauw is gekleed in een uitdagend cocktail-toilet, zij heeft een met edelsteentjes versierd masker (creatie Dior) dat zij op een stokje voor haar gezicht houdt).
Ach, ben jij daar? Wie ben jij ook al weer?
(zij spreekt met een licht Duits accent):
Mijn codenaam is Meeldauw. Meer mag ik niet vertellen. Zou je er nog wel mee doorgaan, Thabor?
| |
| |
Hoe weet jij dat ik Thabor ben?
Oho, ik weet zoveel. Ik heb je bijna geen minuut uit het oog verloren. Zelfs wat er in de bibliotheek gebeurd is, heb ik allemaal gezien.
Hoe kun jij dat gezien hebben? In de bibliotheek is geen televiewer. Zelfs Richard en Wifried kunnen niet zien wat er in de bibliotheek gebeurt.
Richard en Wilfried! Maar lieve Thabor, heb je eerbied voor die twee harlekijnen? Je denkt nog dat de portier van de bioscoop de baas van de bioscoop is.
Wie is dan volgens jou de baas?
Daar kan ik op het ogenblik nog niets van zeggen. In elk geval een relatie van mij.
Och, doe mij een genoegen en houd er over op. Ik heb met jouw relaties niets te maken. Ik heb een opdracht die ik binnen drie uur ten uitvoer brengen moet. Er is al een uur verstreken en ik ben nog niets opgeschoten. Ik zou, als ik voor de proef zakte, nog niet door de machtigste relatie van jouw gesauveerd willen worden, want later, in het buitenland, als ik in handen van de vijand viel, zou ook jouw machtigste relatie niets kunnen doen voor mij.
Mijn lieve Thabor, je bent heroïsch, maar je bent niet handig.
Je houdt mij van mijn werk. Ik heb geen minuut meer te missen. Ik moet bewijzen wat ik waard ben.
Mijn lieve Thabor, niemand zal je ongelijk geven dat je in iedereen een vijand of een bedrieger ziet, maar het is je ongeluk dat je die zienswijze niet beter weet te verbergen.
Wat wil je nú beweren? Dat ik niemand vertrouw? Ik ben in staat mijn ergste vijand te vertrouwen, als het gevergd wordt door een hoger belang dan mijn eigen belang!
Dat is duidelijk aan je te zien! Een oog ben je al bijna kwijt en je linker arm zul je voorlopig niet kunnen gebruiken. Ik geef toe, als je iets doet, dan ga je tot het uiterste.
Je vergist je, Meeldauw. Ik ga niet tot het uiterste. Nee, tot het uiterste ga ik niet, maar ik ga nauwkeurig tot waar mijn opdracht mij leidt. Ik houd geen rekening met mijn eigen wensen. Ik wil alleen maar dienen, andere doelen zijn er voor mij in dit leven niet.
Waarom heb je je dan laten mishandelen door Sobolev?
Hij heeft mij gepijnigd, maar hij wist niet beter.
Waarom heb je hem dan de waarheid niet verteld?
Ik heb niets gezegd dan de waarheid. Ik heb geen signalement en dat is de waarheid. Ik heb de waarheid gezegd al vóór ik gepijnigd werd.
Maar als dat zo is, had je hem toch veel beter iets op de mouw kunnen spelden?
Iets op de mouw spelden? Maar ik ben begonnen met hem te zeggen dat ik geen signalement heb. Kon ik weten dat hij er toch naar zou blijven vragen? Ik heb géén signalement... Richard heeft mij het signalement niet gegeven en zonder hulp zal ik het nooit kunnen vinden.
Waarom heb je dan juist bij Sobolev hulp gezocht?
Waarom? Waarom? Wel allemachtig! Dat lijkt een moeilijke vraag. Maar het antwoord ligt vlak voor de hand:... Ik hèb niemand anders! Ik kèn niemand anders! Ik weet niemand anders te vinden die mij kan helpen! Sobolev was de eerste die mij ontmoette en hij is de enige gebleven. Ik dacht dat hij mij onmiddellijk geloven zou, dat hij zou begrijpen dat er iets niet klopte,
| |
| |
maar hij heeft het niet begrepen. Ik hoopte dat ik hem vertrouwen kon en dat hij mij daarom geloven zou. Maar ik kende hem niet goed genoeg, of hij mij niet.
Maar wat niet is, kan nog komen! Alles kan elk ogenblik veranderen en zeker als het noodzakelijk is. Misschien ontmoet ik hem opnieuw. Ik zie er ook zo gek uit met die pleister op mijn oog. Of anders zal ik hem zoeken, mijn tijd is nog niet helemaal verstreken. Misschien als hij ziet wat zijn pijnigingen hebben uitgewerkt, dat hij dan begrijpen zal dat ik de waarheid heb gesproken. Misschien verandert hij dan wel van opinie.
Is de kennismaking nog niet hardhandig genoeg geweest?... Als je eens begon hem volledig te vertrouwen...
Volledig vertrouwen? Wat zeur je toch! Heb ik hem dan niet vertrouwd?
Houd je niet van de domme! Eerst zeg je hem dat je een compas moet afgeven en later dat het een lippenstift is. Het is duidelijk dat je liegt. Dat alleen al is voor Sobolev reden genoeg te denken dat ook het verhaal over het niet aanwezige signalement gelogen is.
Dat ik geen signalement heb, is de waarheid. Het is al erg genoeg. Niet dat ik de waarheid gesproken heb, maar dat ik hier rondloop zonder signalement. Als ik hem ook nog mijn boodschap verraden had, had ik alles verloren. Hoe zou ik dan ik kunnen hopen de boodschap af te leveren aan de onbekende voor wie hij bestemd is, hoe kan ik dan nog slagen voor de psychologische test?
Mag ik het even van je lenen, Thabor?
Waar bemoei jij je eigenlijk mee? Wie ben jij?
Ik ben gemaskerd zoals elke werkelijke waarschuwing gemaskerd is.
Maar dan wil ik weten wat er onder dat masker zit!
(Rukt aan het stokje waarmee Meeldauw het masker voor haar gezicht houdt. Het blijkt nu dat Meeldauw een tweede masker heeft, dit laatste is haar gewoon voor de de ogen gebonden.)
Ik ben niet te ontmaskeren. Ik ben een droom. Als je geluk hebt, kun je mij uitleggen, maar ontmaskeren zul je mij nooit.
(Af.)
Meeldauw! Meeldauw!
(Stem door luidspreker als een echo: Meeldauw, Meeldauw!)
(langgerekt):
Meeldauw!
(Luidspreker (eentonig opsommend): Meeldauw, meelbes, meelraai, meeltor, meelzak, meelspijs. Een fluitsignaal; verward gemompel als van een grote menigte.)
| |
Scène 15 plan I
(Richard die met Wilfried op plan II in de weer geweest is, waarbij zij, al zoekend, beurtelings op en af zijn gekomen, verlaat plan II en komt met een pak papieren onder zijn arm naar plan I. Hij loopt dwars door de arena zonder Thabor te zien.)
Majoor!
(Zij lopen achter elkaar aan in het rond.)
| |
| |
Majoor, ik moet u iets zeggen. Het kan zo niet langer doorgaan.
Alles wat u zegt en doet wordt genoteerd, geregistreerd en waargenomen. Begrijpt u dat niet?
(Hij bladert kwasi-afwezig in zijn papieren.)
Ik heb haast, zeg ik u.
(grijpt hem smekend bij de mouw):
Ik heb geen signalement gekregen en u weet dat. Hoe kunt u dan verwachten dat ik de proef tot een goed einde breng?
(blijft abrupt staan, smijt papieren op het bureau):
Persoonlijk koester ik ten opzichte van u geen enkele verwachting.
Waarvoor ben ik dan opgeleid? Waarvoor is dan al dat geld uitgegeven om mij te trainen, als het mijn leermeester niets schelen kan of ik slaag of niet?
Belangrijker dan dat u slaagt, is het dat wij agenten uitzenden die deze laatste zwaarste proef hebben doorstaan.
Maar u geeft mij de kans niet, want ik heb geen signalement.
Het hardop uitspreken van deze valse beschuldiging heeft geen zin. Ik heb u het signalement gegeven, maar u bent het vergeten.
Majoor, dan is mijn zaak hopeloos, want ik weet geen woord meer van het signalement.
U geeft dus toe dat u het geweten heeft en dat u het vergeten heeft.
Toegeven wil ik alles, maar opgeven doe ik niet. Ik weet alleen niet welke weg ik moet inslaan om mijn doel te bereiken, de boodschap af te leveren. Ook al zou het mij een slechte aantekening bezorgen, kunt u mij niet een kleine vingerwijzing geven?
Maar natuurlijk liefje dat kan ik. Je bent ontmoedigd omdat je geheugen je plotseling in de steek gelaten heeft. Wat is een geheugen? Een groot boek dat op een onverwacht moment kan dichtslaan en wij weten niet meer bij welke passage wij gebleven waren. Maar, op goed geluk bladerend vinden wij soms bij toeval de passage die wij zochten terug. Soms ook glijdt het boek uit onze hand en het valt open juist op de plaats die wij vergeten waren.
Wat wilt u hiermee zeggen?
Geluidsinstallatie: stem van Thabor op band. Het is dat je voeten te groot zijn... het is dat je haar is opgestoken in een knoetje... het is dat je oog is dichtgeplakt met leukoplast en je arm in verband zit... maar als je een mooie vrouw was zoals Meeldauw... een mooie vrouw was zoals Meeldauw...)
(Richard hoest en blaast zich in de keel met vaporisator.)
Neemt u mij niet kwalijk maar ik begrijp u niet. Een groot boek?
Als dit nog niet genoeg is, Thabor, denk dan eens aan een groot man, bijvoorbeeld aan Grotefend, de geweldige Grotefend die het spijkerschrift ontcijferde. Wat is de prestatie die van jou verlangd wordt in vergelijking met wat Grotefend volbracht! Niet alleen ontcijferde hij het spijkerschrift, maar bovendien wist hij de teksten te lezen die met dat schrift geschreven waren in een taal die niemand ter wereld meer kende. Hoeveel moeite kost het ons al niet een taal te leren die door miljoenen gesproken wordt, maar die toevallig onze moedertaal niet is. Alles staat ons ter beschikking: leesboeken, themaboeken, grammatica's en woordenboeken; radio, band-opnemer, grammofoonplaten. Niet van dat alles had Grotefend. Niets bezat hij, behalve een paar kleitabletten waarin geheimzinnige tekens waren gegrift.
En hij deed het alleen maar om een weddenschap te winnen!
| |
| |
Maar hoe is hij dan begonnen als hij geen woordenboeken, geen grammatica's had en zelfs niet wist wat de letters betekenden?
Grotefend was begaafd! Grotefend was een genie! Genie is het begin van alles! Hij nam aan dat het eerste woord van de tekst het woord Koning was, omdat de koning als overal, de voornaamste in den lande moest zijn geweest. Dus was het eerste woord van de tekst die Grotefend in handen hield het woord koning. Het lijkt eenvoudig... het lijkt zelfs logisch... maar het is niet logisch... het is geniaal.
(Richard schudt in sprakeloze bewondering het hoofd.)
Maar Grotefend, hij bleef daar niet bij stilstaan, nog verder ging hij!
Hoe ging hij verder? Verdergaan, dat is nu juist waar het om gaat!
Hoe ging hij verder... Kunt u dat niet raden?
(Toetert met vaporisator.)
(aarzelend):
Misschien... misschien zocht hij na de koning de koningin?
Hij had wel wat beters te doen! Hij zocht de naam van de koning! Waar zocht hij die?
Hij ontving misschien een vingeraanwijzing...
(met stemverheffing):
Van wie dan?
U moet het mij niet kwalijk nemen, maar ik heb nog nooit van Grotefend gehoord. Ik wil wel naar de... naar de...
naar de... naar de bibliotheek gaan om het na te gaan kijken in een encyclopaedie!
Illusies! Hebt u ooit meegemaakt dat iemand in onze bibliotheek iets aan de weet kwam?
Nee! Majoor Richard, geloof mij! Ik heb mijn mond gehouden toen Sobolev de stroom inschakelde. Ik heb hem geen enkele inlichting gegeven. Ik heb hem alleen maar voorgelogen, ik heb stand gehouden terwijl mijn arm verbrand is en in mijn instructie staat dat ik mijn mond mag opendoen als ik gepijnigd word, maar ik heb niets losgelaten, niets.
Waarom zou ik dan wel iets loslaten. Hè?... Waarom ik wel en u niet? U bent het die hier getest wordt, u moet bewijzen wat u waard bent, u bent het die gewogen wordt. Wat zou uw gewicht waard zijn als ik mijn vinger onder de schaal hield?
(Hij legt zijn hand op haar derrière.)
Het is geheel aan u om dat te bepalen!
(Zij probeert te lachen.)
Ik zie er nu een beetje mal uit met die pleister op mijn oog, maar dat is met een paar weken weer over en... en... ik heb geen pleister op mijn mond.
(Kijkt hem aan of zij bereid zou zijn zich door hem te laten kussen, maar hij gaat niet verder in zijn toenadering.) ... en.. en... ook verder... nergens anders heb ik pleisters, majoor.
(korte hoonlach, laat haar los):
Iedereen kan ons hier zien... Ik heb haast... Maar ik zal onthouden dat u geen pleister op uw mond heeft.
Maar wèl een slot, majoor en dat is het voornaamste, dat heb ik bewezen. En dat is het voornaamste, nietwaar, majoor? Al het andere...
(kijkt op zijn horloge):
Ik zal u niet langer ophouden. Het is U heeft nog minuten.
(wil er vandoor gaan):
Jawel?
Een ding kunt u mij toch minstens nog zeggen.
Wat dan? Houdt u nooit op?
Over Grotefend. U was aan het vertellen over Grotefend. Hoe is het Grotefend gelukt? Waar vond hij de naam van de koning?
| |
| |
De naam van de koning vond hij achter het woord ‘koning’ dat het eerste woord was. Achter het woord koning vond hij de naam van de koning. Kan het eenvoudiger?
Maar hoe wist hij dan dat die naam de naam van de koning was?
Hij nam aan dat de naam van de koning Daréios was, hij nam aan dat er ‘Koning Daréios’ stond en het kwam uit. Koning Daréios
(Hij maakt een gebaar in de lucht of hij de woorden opschrijft).
Ziedaar de twee eerste woorden die ontcijferd werden uit het spijkerschrift. Themaboeken, grammatica's en woordenboeken in spijkerschrift zijn sindsdien van de grond af opgebouwd. En dan te bedenken dat er wel vijf verschillende soorten spijkerschrift bestaan en dat er wel twintig verschillende talen en dialekten in geschreven werden: Akkadisch, Soemerisch, Assyrisch, Babylonisch, Perzisch en noem maar op! En dat alles kunnen wij lezen, lezen! Woordenboeken en grammatica's van talen die helemaal niet meer bestonden. Die bestaan! En u? Bestaat u? Wie bent u? Ik geef u een duidelijke opdracht! Ik schrijf geen vijf verschillende soorten spijkerschrift! Ik praat geen Soemerisch, Akkadisch, Assyrisch, Babylonisch of Perzisch tegen u, maar u komt geen stap verder!
(Barst uit in hoesten; vaporisator.)
Dat gedonderjaag! Wel sakkerloot! Wat bent u in vergelijking met Grotefend?
(valt hem te voet, omhelst zijn knieën):
Ik geef toe dat ik niemand ben, ik weet dat ik zelfs niet Thabor heet. Ik geef toe dat ik niets ben in vergelijking met Grotefend, maar ik heb nooit gedacht dat ik mij met Grotefend zou moeten meten. Ik ben hier gekomen om te leren, te dienen, mijn laatste krachten te geven!
U moet uw eigen weg vinden.
Thomas à Kempis zegt: Iets zeer groots is het in gehoorzaamheid te staan, onder een overste te leven en niet zijn eigen meester te zijn.
Thomas à Kempis was geen Grotefend!
U weet dat u mij het signalement niet gegeven heeft en in de instructie stond dat ik een signalement zou krijgen. Waarom moet ik op deze belachelijke manier mislukken? Wat moet ik beginnen als ik word afgekeurd? Dan heb ik zelfs geen overste meer om te gehoorzamen.
(tilt haar langzaam op):
Wie gehoorzaamt hoeft niet te weten aan wie hij gehoorzaamt en evenmin wat hij doet, zolang hij gehoorzaamt.
Ik begrijp u niet, majoor.
(haar loslatend):
Zo, denk je dat. Maar het enige dat je niet begrijpt is dat het overbodig is te begrijpen zolang je gehoorzaamt!
Maar, als dat zo is, waar bestaat het gehoorzamen dan in?
Ik beschouw je als gehoorzaam, zolang alles wat je doet of laat met mijn plannen strookt.
(in de lucht kijkend à la minister Luns):
Iedereen kan ons hier zien en horen! Mijn plannen gaan jou niets aan!
Maar als dat zo is, majoor, bent u dan zo machtig dat het voor mij een succes van doorslaggevende betekenis is als ik u gehoorzaam?
Hoe machtig ik zal zijn hangt af van jou. Als jij mij gehoorzaamt, vergroot je daarmee mijn macht. Als ik eenmaal de machtigste geworden zal zijn...
Geef mij dan een opdracht, majoor! Zeg mij wat ik moet doen! Laat mij niet met mijn wanhoop alleen!
(gejaagd):
Je bent naief! Ik heb geen tijd meer!
(Maakt zich los.)
Ik ben al vijf minuten te laat!
| |
| |
Waar ook, je bent geestdriftig! Ik heb haast.
(Begint weer rond te stappen.)
Ik ben niet geestdriftig.
Wat bent u dan? Kleinzerig?
(Wijst op haar verwondingen.)
Hoe durft u het te denken!
Uw besluiteloosheid geeft mij de moed tot mijn gedachten. Voer uw opdracht uit! Gehoorzaam! ik heb u de weg gewezen!
Maar als dat zo is, dan is Grotefend de enige die mij redden kan!
| |
Scène 16 plan I
(Richard is intussen bezig het toneel te verlaten. Hij is al verdwenen als Thabor roept:)
Majoor! Majoor Richard!
(Daar waar Richard is afgegaan, verschijnt een andere gestalte. Het is een in begin negentiende eeuws kostuum gekleed grappig oud mannetje. Knijpbrilletje, kalotje, grote koperen oorhoorn.)
(hij spreekt zeer luid als een dove man).
Ik ben Grotefend, een onsterfelijk genie!
Dus u bent het die het spijkerschrift ontcijferd heeft?
(beverig):
Joa, joa. War joa tolle Geschichte!
(Schudt gemoedelijk het hoofd.)
Och, luister even naar mij, Grotefend. Ook mijn weg is bestrooid met spijkers, en genie is het begin van alles.
En er komt nooit een eind aan! Ik ben al meer dan honderd jaar dood!
Maar dan kan ik u volledig in vertrouwen nemen. Als ik een dode alles vertel, dan heb ik niemand iets verraden!
Joa, joa, Stimmt joa! Schön!
Kijk eens, Grotefend.
(Zij haalt een grote staaflantaarn tevoorschijn.)
Deze staaflantaarn bevat een geheime boodschap. Die boodschap is bestemd voor iemand, maar ik weet niet wie. Ik heb zijn signalement niet gekregen en ik weet niet waar ik hem zoeken moet.
(Op plan II zitten Richard en Wilfried geïnteresseerd toe te kijken. Zonder geluid te maken zijn zij, beurtelings Thabor observerend, in een discussie gewikkeld.)
Ik heb nagedacht, Grotefend, Nadenken is zowat het enige wat ik tot dusver gedaan heb, maar bewijzen kan ik dat niet. Ik kan er niet achter komen wie ik de lantaarn brengen moet. En zelfs al wist ik dat, ook dan nog zou ik honderd hindernissen op mijn weg ontmoeten. Al wist ik wie het was, dan zou ik nog niet weten waar ik hem moest vinden. Ik onderga een test, begrijpt u, een psychologische test; er wordt gekeken of ik berekend ben voor een toekomstige taak.
(Op plan II gluurt Wilfried door zijn knuisten.)
Mit nichten! Toekomstige taken bestaan niet! Als je deze taak niet tot een goed einde brengt, zal je toekomstige taak ook een andere zijn. Wat is daarmee verloren?
Daarmee ben ik verloren. Daarmee ben ik volledig verloren, volledig. Want ik ben identiek met mijn taak. Als ik mijn taak verlies, dan ben ik ook mijzelf kwijt.
Mit nichten! Niemand raakt zichzelf kwijt. Hij die zichzelf kwijtraakt, die is doodeenvoudig iemand die zichzelf kwijtraakt. Wat is er verloren als hij
| |
| |
zichzelf kwijtraakt? Een zelf dat hij kwijtraakt, is zijn zelf nooit geweest.
Ik kan mij niet gewonnen geven.
Ik zou de lantaarn kunnen openmaken, misschien is het signalement erin verborgen!
(Op plan II springt Richard geschrokken op: Nee Thabor! Niet doen! Wilfried trekt hem aan zijn mouw weer op zijn stoel: Bent u betoeterd, majoor? Wij kunnen haar horen, maar zij ons niet!)
Maar nee, zelfs dat kan ik niet doen. Het is strijdig met mijn instructies en misschien zou het juist alles bederven. Als ik de lantaarn openmaakte, dan zou ik zeker weten dat ik iets gedaan had dat verboden is. Dan zou ik ze het recht geven mij af te keuren. Maar tot dusverre heb ik nog niets verkeerds gedaan, al heb ik ook niets goeds gedaan.
(Richard: Goddank zij bedenkt zich nog! - Vaporisator.)
Grotefend! Ben ik een mislukkeling?
Als een geleerde een probleem heeft en geen enkele aanwijzing, hoe moet hij de oplossing dan beginnen?
Met wat hij in handen heeft. Daarvan maakt hij, om te beginnen, een analyse!
Een analyse? Maar hoe? Ik zei toch dat ik de lantaarn...
| |
| |
Het is een lantaarn. Wat is een lantaarn? Een lantaarn is een ding waar iets uitkomt zonder dat je hem openmaakt!
(Grotefend maakt aanstalten weg te gaan.)
(houdt hem tegen):
Maar wat dan, Grotefend? Wat dan? Zeg het mij!
Licht!
(Het toneel wordt op slag duister. Het licht van de lantaarn knipt aan. Thabor zoekt de scène af maar ziet niets, niemand. Ook Grotefend is er niet meer.)
Grotefend! Ik heb het licht aangestoken, maar ik kan er niets mee vinden.
(zijn stem komt hol door de luidsprekerinstallatie):
Joa, joa, tolle Geschichte!
Maar wat moet ik doen, wat moet ik doen? Als de proef is afgelopen, als de tijd voorbij is, dan kan ik hier toch niet nog altijd zo ronddwalen, met een lantaarntje in mijn hand, als een blinde die voor een ziende wil doorgaan.
(luidspreker):
Mit nichten! Cursus tweeëntwintig C accent bis. Vraag: hoe bezorg ik een ontplofbaar pakket zonder dat ik weet wie de geaddresseerde is? Antwoord: heel eenvoudig! Ik leg het gewoon maar ergens neer, ik doe of ik het verlies. Een behulpzame geest raapt het op. Werktuig van een onbekende macht, slachtoffer van de altruïstische opvoeding die in beschaafde landen in lagere kringen (en die zijn in de meerderheid) nog altijd zozeer verbreid is, dat zelfs een voorzichtige organisatie als de onze, die niets aan het toeval overlaat, erop rekenen kan zonder enige vrees voor risico's.
(De stem sterft weg in elektronische muziek. In de stralenbundel van Thabor's lantaarn verschijnen de twee verpleegsters die een vreemd voorwerp dragen of rollen. Het is een metalen stoel van chirurgisch karakter. Er zijn verscheidene elektrische apparaten aan verbonden.)
| |
Scène 17 plan I
Zuster, wat is het dat u daar heeft?
Dit is de waarheidsstoel, Thabor.
De waarheidsstoel? En door wie wordt die zetel dan bezet?
Het is geen zetel maar een pijnmachine.
Het is een betrekkelijk recente uitvinding. Maar het schijnt dat iemand die erop plaatsneemt, onmogelijk nog iets anders dan de waarheid zeggen kan.
Het is een betrekkelijk recente uitvinding en zoals het dikwijls met moderne uitvindingen gaat, behalve de uitvinder zelf is er niemand die begrijpt hoe die uitvindingen in elkaar zitten. Daar is trouwens niemand nieuwsgierig naar. Het voornaamste is dat iemand die op deze stoel gaat zitten de waarheid spreekt.
Waarom spreekt hij de waarheid?
Omdat hij aan zulke ondragelijke pijnen onderworpen wordt, dat er niets anders dan de waarheid spreken overblijft. Licht u mij eens bij met uw lantaarn. Ik heb hier de gebruiksaanwijzing. Een artsenbezoeker, niet wetend dat wij al een waarheidsstoel bezaten, heeft die gisteren op mijn bureau laten liggen.
(Zij leest voor.)
- Recente publicaties van de onderzoekers Felon, Burglar and Crook hebben het bewijs geleverd dat de maximale pijngrens die tot dusverre gelegen was bij een orde van grootte van viermaal tien tot de achtste Masoch per vierkante millimeter zenuwweefsel, door middel van het Alegyno-toestel
(Zij onderbreekt zichzelf.)
- dat is de officiële naam, maar wij zeggen waarheidsstoel, dat klinkt minder cru voor mensen die grieks kennen, voelt u wel -
(Leest verder voor.)
door middel van het Alegyno-toestel kan worden opgevoerd tot hoogten die voordien onvoorstelbaar waren. Met name het inbrengen van thoriumvanadiumelektroden over de gehele lengte van het ruggemerg stelt ons in staat de vereiste werking te verkrijgen, terwijl daarnevens geen duurzaam letsel aan de proefpersoon wordt toegevoegd. De vermeerdering van de...
Maar waar gaat u dan met dit ding naartoe?
Daar zegt u iets. We staan onze tijd te verpraten.
(Grijpt de stoel beet.)
We moeten hem naar de bibliotheek brengen.
Naar de bibliotheek? Maar daar kan van alles gebeuren zonder dat er een haan naar kraait!
Waar bent u bang voor? Het heeft toch niet de minste zin hier, op deze school, de eigen agenten aan de verschrikkelijkste martelingen te onderwerpen.
Toch gebeurt het. Thabor heeft het zelf ondervonden.
Ik? O zuster, daar praat ik helemaal niet meer over, dat was minder dan een wespensteek.
De waarheidsstoel is nòg minder dan een wespensteek. Geen duurzaam letsel wordt toegevoegd aan de proefpersoon, geen spoor blijft ervan over, maar het doet wel meer pijn.
De twee verpleegsters pakken de stoel op en zetten zich in beweging.)
Nergens is het spreken van de waarheid zo pijnlijk als in dit beroep.
(Loopt met de verpleegsters mee.)
U heeft gelijk, maar wij moeten onze plicht doen, al vinden wij het niet prettig.
Wat zou dat? Een waarheid die niet pijnlijk is, dat is al geen waarheid meer.
Ik zou maar liever liegen inplaats van mijn leven te verknoeien met het lijden van pijn.
Leven verknoeien? Pijn? Pijn komt en verdwijnt zonder getuigenis na te laten. Pijn of geen pijn telt niet mee. Alleen de glorie en het offer tellen.
(De verpleegsters houden stil met haar stoel.)
Waarheid? Glorie? Offer? Maar beste Thabor, als je er dergelijke ideeën opnahoudt, dan vraag ik mij af wat je eigenlijk uitvoert in dit beroep. Ik ben
| |
| |
maar een leek maar ik heb toch ook mijn opinies, ook ik ben aan een eed van geheimhouding gebonden en ik weet dus waarover ik spreek! Ik zeg je: wat kan glorie te betekenen hebben voor een geheime agent? Hoe succesvol hij ook is, altijd blijft hij in het duister, ja, nog sterker, des te succesvoller hij is, des te meer blijft hij verborgen. De beste geheime agent is hij die van wie niemand weet dat hij bestaat.
Ik ben het met u eens: het diepste duister is zijn grootste glorie. Iets anders heb ik niet bedoeld.
Maar het offer dan? Agenten die hun doel bereiken hebben wij nodig, agenten die zich opofferen zijn nergens nodig voor.
U vergeet iets heel belangrijks. Geen geheime agent heeft iets te betekenen zonder de organisatie waar mij toe behoort. Als hij niet in staat is zich op te offeren om de organisatie te redden, deugt hij niet. Dit is het antwoord op uw vraag naar het offer.
Maar de waarheid dan? Wat heeft waarheid uit te staan met dit soort werk dat van bedrog aan elkaar hangt?
Ergens moet toch een waarheid zijn. Waarheid is dat waaraan ik trouw moet blijven, waarheid is wat de organisatie verdedigt; het is waarheid, ook al wordt het verheimelijkt onder ontkenning en bedrog tegenover ieder die niet tot de organisatie behoort.
Je moet een sterk brein hebben om eruit wijs te worden. Kom nu.
(Geeft andere verpleegster een wenk, zij pakken de stoel weer op. Thabor loopt ze achterna.)
| |
Scène 18 plan I
(De telefoon op het bureau van Richard begint te bellen. Richard komt goedgemutst aangelopen met een pak papieren en neemt de telefoon op.)
Hallo? Richard...
(Luidsprekerinstallatie: Opdracht zonder 18 P 125 punt 92 lopen lopen hoogstens daarnaast.)
Nou ja... en wat nog meer?
(Luidsprekerinstallatie: Voorlichten kleurengamma op alle bedrijfsregisters speelgoedwinkel speelgoedwinkel de sleutel van de gezelligheid.)
Inderdaad! Circuit 132, herhaling 132.
(Legt telefoon neer met bevredigd gezicht, gaat achter bureau zitten, haalt pin-up tijdschrift uit la.)
(slentert binnen, zijn nagels vijlend):
Majoor Richard...
(nagels vijlend):
Ik heb een onderzoek ingesteld majoor. Er is aan het licht gekomen dat de agent Thabor nooit een signalement gekregen heeft en er is ook geen signalement verbrand!
Uw onderzoek kan niet volledig zijn geweest!
(gelaten):
Ik beschuldig u van nalatigheid, sabotage en leugens.
Ikzelf heb Thabor het signalement van Sobolev gegeven!
U heeft haar niets gegeven. Maar u heeft volgehouden dat zij het signalement heeft.
Ik ben bereid haar eigenhandig een verscherpt verhoor af te nemen, als u mij niet gelooft.
Waardeloos. Zodra Thabor uw gezicht ziet, is zij bereid alles te verklaren
| |
| |
wat u maar wilt. Zij is maar van één gedachte bezield: Zij wil slagen voor de test. U kunt alles van haar gedaan krijgen.
Dan zal ik mij vermommen!
(Maakt bureau open. Neemt er een Ku Klux Klan-gewaad uit. Vouwt het open.)
Moet ik werkelijk zover gaan kolonel?
(Zijn armen al onder in de tabberd.)
De bibliotheek is vlakbij.
(worstelt zich in het gewaad):
Ik gehoorzaam met genoegen. Toch is het treurig dat ik zover moet gaan. Ik deins nergens voor terug. Maar ik begrijp niet waar ik dit gebrek aan vertrouwen aan verdiend heb. Voor een collega heb ik alles over en je vraagt je af wat er van de interne verhoudingen terecht moet komen op die manier.
(Het gewaad hangt hem tot op de voeten, het loopt vanboven uit in een geheel gesloten kap met alleen gaten voor de ogen. Op het voorpand is, in de natuurlijke kleuren, de anatomie van de mens aangebracht: longen, maag, hart, darmen enz. zoals de plaat die bij het onderwijs wordt gebruikt.)
Wat wilt u nog meer?
De waarheidsstoel staat in de bibliotheek. U schakelt de stroom in en ik stel de vragen.
(Richard, gevolgd door Wilfried, af.)
| |
Scène 19 plan II
(Op plan II hebben Meeldauw en Sobolev al enige tijd waargenomen wat Richard en Wilfried op plan I doen. Meeldauw heeft het masker op het stokje niet meer, maar wel het andere masker.)
Zij gaan haar pijnigen in de bibliotheek!
Ik ben gered!
(Hij omhelst haar.)
Laten we naar de kamer van Richard gaan om af te luisteren wat er gezegd wordt!
| |
Scène 20 plan I
(Sobolev morrelt aan de knoppen op het toetsenbord. Luidsprekerinstallatie: geluiden van stalen stangen, gerammel van kettingen, klikken van contacten, zoemen van radiobuizen.)
De machine wordt ingeschakeld.
Wat kan het mij schelen? Wilfried is uitgeschakeld! Ik ben gered! Gered!
(Omhelst haar woest. Zij wankelen.)
Zij mag zeggen wat zij wil! Maar zij weet niets!
O mijn domme gemaskerde lieveling! Ik wist dat Wilfried haar op mij afgestuurd had om mij te laten mislukken, maar zij wist het niet! Zij heeft haar tijd aan mij verknoeid! Niet ik ben mislukt, maar zij!
Wist jij dan dat Thabor de agente was die door Wilfried op je was afgestuurd?
Ik wist het al voordat de proef begon!
Maar hoe ben je daar dan achter gekomen?
Mijn geheim!
(Kust haar.)
Wat vreselijk knap van je!
(kust haar):
Ik heb zin je kleren aan flarden te scheuren van geluk.
(Zij stoeien en vallen op de grond.)
Mijn macht over Wilfried is voortaan onbegrensd! Deze instelling behoort aan ons toe! Tien hectaren gangen en zalen, honderd meter onder de grond.
| |
| |
Dertig miljard pond sterling, de ene helft in dollars en de andere in roebels!
Een strikt neutrale instelling waar alleen agenten worden opgeleid die voor twee partijen werken!
En hoeveel partijen zijn er op de wereld?
Conclusie: Wij weten alle geheimen van alle partijen!
Wij zijn oppermachtig en alwetend!
Conclusie: Wij zijn de ware ingewijden!
Conclusie: De wereld is ons eigendom!
| |
Scène 21 plan II
(Monteur is hier intussen opgekomen met televiewer die hij neerzet op aanwijzing van Wilfried. Monteur af. Wilfried kijkt door de televiewer, waardoor hij kennelijk zien kan wat er in de bibliotheek gebeurt. Het publiek in de zaal kan dat niet zien. Wilfried kijkt, raadpleegt zijn horloge, steekt zelfgerolde sigaret aan met aansteker van massief goud. Neemt daarna microfoon ter hand. Dat Wilfried ziet wat er in de bibliotheek gebeurt, blijkt uit zijn reacties op de geluiden uit de luidsprekers.)
Thabor, zeg de waarheid, dit is de waarheidsstoel.
(Op plan I richten Sobolev en Meeldauw zich half op van de grond.)
(met schorre fluisterstem):
Ik heb zoveel pijn dat ik zelfs niet meer kan gillen.
Thabor, geef antwoord en de pijn zal verdwijnen. Thabor, wat stond er in het signalement?
Ik weet het niet meer, ik heb het nooit geweten.
Hoe zag het signalement eruit?
En wat stond er op dat papier?
(Steunen en kreunen van Thabor door luidspreker.)
De waarheidsstoel is onfeilbaar!
Waar is het papier gebleven?
Ik heb het uit het hoofd geleerd en toen aan stukken gescheurd en opgegeten.
Ik heb het fijngekauwd en doorgeslikt.
De machine brengt de waarheid aan het licht, maar hier is dat papier!
(Trekt zittend zijn schoen uit, haalt een opgevouwen rood papier uit de binnenzool, trekt de schoen weer aan.)
Hier!
(Zwaait met het papier.)
Zij heeft het nooit in handen gehad!
Zij zocht ernaar en jij stond er op.
(heeft microfoon neergelegd, is naar zijn bureau gelopen, neemt de telefoon op):
Richard! Stroom uitschakelen, ondervraging geëindigd. Ik geloof je!
(Af.)
Maar hoe ben jij aan het papier gekomen?
Een werkster die veel van mij houdt heeft het mij gebracht. Mijn signalement staat erop. Ik wist het, maar Thabor niet. En hoe heb ik mijn plicht gedaan! Ik moest mij in verbinding stellen met een agent die mij een boodschap moest overhandigen. Heb ik mij in verbinding gesteld met die agent, ja of of nee? Ik heb haar gepijnigd, maar zij heeft geweigerd! Als een heldin heeft zij geweigerd haar boodschap af te leveren aan de enige man voor wie hij was bestemd! Het is Wilfried niet gelukt mij klein te krijgen!
| |
| |
Je hebt je aan de regels van het spel gehouden.
Niemand die beter weet! Wilfried gelooft dat de waarheidsmachine de waarheid aan het licht brengt!
En Thabor hoopte nog wel een bondgenoot in je te vinden!
(Tijdens dit gesprekje rollen zij zo nu en dan over de grond, soms steken zij de benen omhoog als dansers die liggend dansen.)
Ik ben geslaagd voor de psychologische test.
(Drukt Meeldauw tegen zich aan.)
Samen worden wij uitgezonden... van tijd tot tijd zullen wij elkaar ontmoeten... onder het oog van de vijand... elkaar omhelzen, 's nachts in zijn hoofdkwartier... op een lustbed van geheime documenten!
In mijn ene hand houd ik je lichaam en in de andere een geladen revolver!
(Door de geluidsinstallatie snikken van Thabor, het rinkelen van kettingen, metaal, instrumenten, verwarde stemmen, verschuiven van meubelen, voetstappen.)
(Meeldauw strelend):
Die Thabor. Ik heb geprobeerd haar wijs te maken dat ik bang was!
En ze geloofde het! Ze las mij de les. Ze zei: zo zie je maar eens wat er bij een psychologische test aan het licht kan komen. Ze zei dat ik ongeschikt was voor het vak! Is het niet lief?
Waarom zei je dat je bang was?
Ik wilde haar vertrouwen winnen.
Denk je dat bangerikken vertrouwen inboezemen?
Geen middel mag onbeproefd gelaten worden om het vertrouwen van een vijand te winnen, ook bangheid niet. Brutus deed of hij krankzinnig was.
Thabors vertrouwen te winnen.
Nee... Ze was nog stommer dan ik dacht. Zij vertrouwde Wilfried. Weet je waarom?
Omdat hij sigaretten rolt van zware shag die hij aansteekt met een aansteker van massief goud!
En ik heb haar nog wel goede raad gegeven. Ik heb haar gevraagd waarom ze jou niet in vertrouwen nam.
Ze zei: Misschien ontmoet ik hem opnieuw. Of anders zal ik hem zoeken, mijn tijd is nog niet helemaal verstreken. Misschien, als hij ziet wat zijn pijnigingen hebben uitgewerkt, dat hij dan begrijpen zal dat ik de waarheid heb gesproken. Misschien verandert hij dan wel van opinie.
Ik zei dat ze loog, dat ze jou niet volledig vertrouwd had, want waaruit de boodschap bestond die ze moest overbrengen, had ze je niet verteld.
Een lippenstift beweerde ze.
Wou ze zelfs aan mij niet cadeau doen!
(Proest van het lachen.)
Te gebruiken als poederdoosje!
Ongeloofwaardige feestartikelen, kinderachtige camouflage. Maar in elk geval heeft Wilfried zijn doel niet bereikt - al ben ik niet te weten gekomen, wat hij Thabor heeft willen laten overbrengen, of wat hij haar had opgedragen. Ik ben gered! Gered! En dat is het voornaamste!
(Omhelst haar.)
| |
| |
Wat kan het geweest zijn?
Heeft geen belang meer! Ik denk alleen aan jou!
Ontploft aan haar boezem, voor zover aanwezig.
(Lacht hysterisch.)
Infectie! Wat denk je? Een man als ik en Thabor?
Een sluipende ziekte die pas over twee weken uitbreekt.
Mazelen en waterpokken heb ik al gehad.
Toch is het jammer dat je er niet achtergekomen bent welk cadeautje Thabor voor je bij zich had.
| |
Scène 22 plan I
(komt op, Thabor's staaflantaarn in de hand):
Is meneer Sobolev hier? Meneer Sobolev?
Jazeker!
(Staat op.)
Wat heb je nu weer gevonden, braaf kind?
Gevonden. Hier vlakbij, in de gang. Staat geen naam op of niks. Ik denk: die kan ik daar toch niet laten liggen? Weet u wel, ik ben nog opgevoed in de idee dat je altijd wat voor andere mensen moet overhebben. Altruïstische opvoeding noemen ze dat. Altijd andere mensen behulpzaam wezen, zeg ik maar. Dus ik zeg, ik zeg: meneer Sobolev zeg ik, meneer Sobolev kan dat ding misschien wel gebruiken!
Welja! Waarom niet?
(Tast in de zak.)
Alsjeblief braaf kind, koop daar maar een snoepje voor.
(Geef haar een bankbiljet.)
(Werkster sluipt weg, onder het demonstratief op de lippen leggen van de rechter wijsvinger, ten teken van geheimhouding.)
| |
Scène 23 plan I
(de staaflantaarn dragend als een skepter):
Machtig is Sobolev! Onbetwist meester van het heelal! Gedienstige geesten, zoals ze nog in grote getale voorkomen onder de lagere standen die een altruïstische opvoeding genoten hebben, bieden hem de behulpzame hand! Gewillige werktuigen zijn het van onbekende machten, slachtoffers waarop Sobolev rekenen kan zonder enige vrees voor risico's! Eerst het signalement! En nu een staaflantaarn!
Hij verjaagt de duisternis van mijn pad!
(Knipt de staaflantaarn aan.)
De dodende straal waarin de vijanden van Sobolev verdampen!
(Schijnt ermee in het rond.)
(begeeft zich zo ver mogelijk uit de buurt van Sobolev):
Is dat alles? Zou er niets in verborgen zijn?
Wie zal het weten? Onderzoek alle dingen en behoud het goede. Onze tijd vraagt bezinning!
(Maakt de lantaarn open aan het achtereinde. Een zachte ontploffing. Een klein rookwolkje krinkelt uit de lantaarn als de dop eraf is. Sobolev's vrolijkheid verdwijnt als bij toverslag, hij wankelt maar blijft de lantaarn vasthouden.)
Er komt gas uit!
(Ruikt eraan.)
Wat is dit nu?
De dodende straal, Sobolev, de dodende straal!
(valt op een knie):
Mijn hart! Mijn hart!
Je bent alleen maar bezig te verdampen, Sobolev!
Meeldauw! Help mij! Help mij!
(Hij valt op de grond, laat het signalement
| |
| |
los, maar blijft de lantaarn vasthouden.)
(zo ver mogelijk bij hem vandaan, de handen voor de mond houdend, als om de lucht die zij inademt te reinigen):
Waarom zou ik je helpen, Sobolev? Je bent niet sterk genoeg om te worden geholpen door een domme gemaskerde lieveling zoals ik.
(Sobolev sterft.)
| |
Scène 24 plan I
(komt op, de tabberd over de arm):
Wat is er met Sobolev?
(Doet stap naar Sobolev toe.)
Hoe heeft hij die lantaarn in handen gekregen?
(Hij toont een panische schrik.)
Voor hem gevonden door een werkster.
Hoe is het mogelijk! Ik heb alles gedaan om hem te redden. Ik wist dat de staaflantaarn gevaarlijk was en daarom heb ik Thabor het signalement niet gegeven.
U mag niet zo jokken, majoor. Het signalement was zoek. Het was er niet en daarom kon u het niet geven.
Ik had al lang begrepen dat Wilfried Sobolev wilde vermoorden. Hoe dan ook, ik heb het signalement niet gegeven. Ik heb Sobolev willen redden.
Maar dat doet er toch zeker niets toe majoor! Wij haten waarden, maar vereren de waarheid. U staat te liegen majoor.
| |
Scène 25 plan I
(Wilfried komt aanlopen met een bandrecorder aan de hand).
(ziet Wilfried aankomen):
Wat moet ik anders doen in een corrupte wereld...
(vrolijk, bijna zingend):
Cursus tweeëntwintig C accent bis! Vraag: Hoe bezorg ik een ontplofbaar pakket zonder dat ik weet wie de geadresseerde is? Antwoord:
(heftig):
Maar ik heb Thabor het signalement gegeven aan het begin van van de test. Zij heeft het uit het hoofd geleerd, opgegeten, fijngekauwd en doorgeslikt. Zij heeft het op de waarheidsstoel bekend!
U liegt majoor!
(Raapt het signalement op.)
Hier is het signalement! U liegt! U heeft uw plicht verzaakt!
Wat u daar heeft is een duplicaat.
Neen, majoor, het origineel. Ik weet precies wat u gezegd heeft. Wilt u een bandopname horen?
Schakelt de bandrecorder in.
Bandrecorder:
Stem van Thabor: Majoor?
Geluid van openen en sluiten van een la.
Stem Richard: Aarzelingen op het laatste ogenblik?
Stem Thabor: Het signalement, majoor!
Geluidsignalen. Geluid van openen en sluiten van een la.
Stem Richard: Ik wens u veel succes!
Stem Thabor: Majoor?
Stem Richard: De proef is begonnen en ik ga weg.
Wilfried schakelt apparaat uit en haalt een grote Coltrevolver te voorschijn.
Meeldauw gaat afwachtend op het bureau zitten, de benen over elkaar.
(de revolver ladend):
Bent u nu overtuigd?
Waarvan? Al had Thabor geen signalement, Sobolev heeft de lantaarn gekregen. Wat wilt u nog meer, mijn beste kolonel?
| |
| |
(ironisch):
Heeft Sobolev de lantaarn gekregen?
(beverig wegens de revolver die Wilfried nog steeds ter hand heeft):
Maar daar ligt hij immers, mijn beste kolonel!
(doet of hij het lijk van Sobolev nu pas ziet):
Daar ligt hij? Wat is hem overkomen?
(Loopt naar Sobolev toe.)
Hij is dood!
(blij):
Hij is dood!! Dat was immers uw bedoeling!
Wilt u insinueren dat ik medeplichtig ben aan dit verschrikkelijke ongeluk?
Maar natuurlijk niet, kononel. Het is helemaal geen ongeluk... nee, nee, ik bedoel... ik heb alles gedaan wat ik kon om te voorkomen... ik heb met opzet Thabor het signalement niet gegeven... want ik wist dat Sobolev in het signalement beschreven werd.
Dat wist u niet. U heeft uw plicht verzaakt. U had geen signalement en u had het niet eens gelezen.
Wilt u een bandopname horen?
Loopt naar bureau en schakelt bandrecorder in.
Bandrecorder:
Stem Richard: Met wie staat zij daar te praten?
Stem Wilfried: Met Sobolev.
Stem Richard: Wat doet Sobolev daar? Die heeft toch niets te maken met deze test?
(schakelt bandrecorder uit.)
Bent u nu overtuigd?
Overtuigd? Ik ben overtuigd en meer dan dat, ik ben trots! Daar ligt Sobolev, dood, want hij heeft de lantaarn gekregen die met gifgas was gevuld, maar ik ben er niet medeplichtig aan, want ik heb Thabor zijn signalement niet gegeven en ik wist niet wat erin stond en toch heb ik mijn plicht niet verzaakt, want Thabor had een signalement, het signalement van Sobolev: u heeft het daar, dat rode papier. Ik heb haar het signalement voorgelezen en zij heeft het nagezegd, fijngekauwd en doorgeslikt. De waarheidsstoel brengt de waarheid aan het licht. Ik prijs mij gelukkig dat ik mijn plicht gedaan heb.
(richt de revolver):
Zo, zo, majoor, u prijst zich gelukkig. Straks sterft u nog van geluk, maar u heeft mijn zegen!
(Hij schiet, maar hij schiet beverig. Richard gaat op de grond zitten. Hij haalt zijn vaporisator te voorschijn en richt deze als een pistool op Wilfried.)
Dit is corruptie kolonel!
Zult u het niet verder vertellen, majoor?
(Schiet.)
Maar kolonel!
(Toetert met vaporisator.)
Wondklaver!
(Schiet weer; Richard slaat zijn handen tegen zijn maag.)
Hoe is het mogelijk!
(Toetert met vaporisator.)
(na elk schot schokkend of hij een stomp in zijn maag krijgt):
Dit is een stijlloze manier een ambtelijk conflict te beëindigen.
Sikkelklaver!
(Schiet.)
Hamerklaver!
(Schiet.)
Klaver!
(Schiet; Richard valt dood neer.)
(haar neus poederend):
Het is ongehoord dat een onwetende idioot als Richard de psychologische test moest afnemen!
(steekt pistool weg. Slaat zijn handen tegen of beter langs elkaar of het bekkens waren; huppelt op wrak been):
Sobolev en Richard allebei vernietigd!
Wilfried! Maar ik had niets anders van je verwacht!
Meeldauw! Nooit zal Sobolev meer tussen ons instaan!
(Omhelst haar.)
| |
| |
Hier, honderd meter onder de grond, wordt de zon opnieuw geboren!
(Laat haar los; begint met zijn armen te zwaaien, zoals zenuwachtige kinderen met aanleg voor chorea wel doen.)
Witte Rus! Noorse Rus!
| |
Scène 26 plan I
(komt op. Zij is bijna geheel in verband gewikkeld en loopt op krukken die zij onder de schouders klemt; rode vlekken op de wangen, haar los en verward):
Kolonel! Kolonel!
(Wilfried stokstijf stilstaand, zich betrapt voelend in zijn kinderachtige opwinding.)
Kolonel! Ik heb mijn plicht gedaan en meer dan mijn plicht. Ik heb mijn meerdere niet verraden. Ik heb de geheime boodschap in handen gespeeld van hem voor wie hij was bestemd. Ik heb het binnen de gestelde tijd volbracht! Ben ik aangenomen, kolonel, ben ik aangenomen?
(Luidsprekerinstallatie: Zelfde signaal als aan begin. - Attentie! Attentie! Alle proefpersonen! De psychologische test is ten einde! - Weer het signaal.)
(Wilfried begint zich zeer langzaam en bestudeerd een sigaret te rollen.)
Kolonel! Ben ik geslaagd? Ik heb mij bestand getoond tegen de verschrikkelijkste pijnen. Zelfs de waarheidsstoel heeft enkel leugens op mijn lippen gebracht. Ik heb het bewezen. Er is beter dan best geëist en ik heb het gegeven.
Mijn arme Thabor! Maar het was niets anders dan een spelsituatie!
De waarheidsstoel brengt geen duurzaam letsel toe aan de proefpersoon en kijk wat voor uitwerking hij gehad heeft op mij!
Ze moesten de uitvinder van de waarheidsstoel er zelf eens op zetten, dat vind ik!
Misschien blijf ik voor altijd invalide, maar de waarheid heb ik niet gezegd.
Mijn arme Thabor, de man die je leugens nodig had, is dood en de man die je waarheid nodig had, leeft!
Kolonel! Die situatie kon ik niet voorzien! Maar Sobolev is dood. Wat wilt u nog meer?
Uw staaflantaarn heeft de weg gevonden in het diepste duister. Maar het is uw laatste weg geweest, want de wegen die door kreupelen begaan worden leiden een instituut als het onze tot niets.
Maar dat ik elk offer brengen wil, heb ik bewezen!
Kenmerk van een offer is dat het opgaat in rook.
Een overwinning heeft geen offer nodig maar bandieten.
(snikkend):
Kolonel, ik smeek u!
(Meeldauw pogend te kietelen, op de billen kletsend enz.):
Meeldauw, wil je nu je masker niet afdoen?
(Zij ontwijkt hem.)
Meeldauw! O mijn verrukkelijke spelsituatie!
(Meeldauw en Wilfried, diabolisch omstrengeld, doen een paar wankele passen. Thabor strompelt hen op haar krukken achterna.)
Eindelijk wil ik je gezicht zien, Meeldauw!
Kolonel, ik smeek u! Ik smeek u!
Laat nu je masker vallen, Meeldauw!
(stamelend, aan alle kanten aan haar trekkend):
Mijn wilde aardbei! Mijn slaapwagenmadonna!
| |
| |
(heeft ondertussen treksluiting losgemaakt; het cocktailtoilet valt van haar af; wat eronder zit is naar keuze; liefst een middeleeuws harnas van verguld plaatstaal):
Ik wil alles laten vallen, maar mijn masker niet! Waarom zou ik mijn masker afdoen? Ik weet nog altijd niet aan wie ik mij zal hechten!
Kolonel, ik smeek u, ik smeek u, ik smeek u, ik smeek u, enz.
(Luidsprekerinstallatie: Uit!... Afgelopen!... Einde!... Doek!... Duisternis!...)
(Als het licht weer aangaat, zijn Richard en Sobolev opgestaan. De spelers staan klaar om applaus of protest van het publiek in ontvangst te nemen. Thabor staat vóór hen, zich het verband van gezicht en handen plukkend. Zij hoeft helemaal niet lelijk te zijn. Mag ook de te grote schoenen uitdoen, indien niet in het bezit van te grote voeten. Meeldauw houdt haar masker op tot het eind van de laatste applausgolf. Doet het dan af. Dit ontlokt nieuw applaus, hopelijk.)
|
|