Schreiend liep ze de gang in, zichtbaar psychisch ineengestort, ze riep, ze gilde, holde door de lege gangen. Uit een private kamer stak een hologige zieke zijn hoofd door de halfgeopende deur naar buiten. Een non en een andere verpleegster verschenen, spraken. Iemand telefoneerde. Wat was er aan de gang? Er weerklonken vier sprekende stemmen en stappen van mensen. Achter de hoek verschenen ze: de hoofdgeneesheer, de dokter van wacht, de internen en professor Lundstrom die pas was toegekomen voor het morgenonderzoek van kankerlijder Sörensen in kamer 17 bis.
Allen stonden ze als plaasteren beeldjes in krampachtige houding rond het bed van Sörensen. Een van hen trilde als een blad in de wind. Ieder trachtte zich te beheersen, en panische vlucht te bedwingen, te verhinderen. Sörensen lag op de buik. Op zijn rugzijde tekende zich een vastgegroeid wezen af, een menselijke gedaante rug aan rug tegen hem aangedrukt, aangegroeid.
Koortsachtig werden nu allerlei maatregelen getroffen. De kamer werd bewaakt door twee agenten. Voortdurend kwamen wereldspecialisten binnen op hun tenen, en fluisterend. ‘Hoe gaat het, Sörensen?’ vroegen zijn dokters geregeld. ‘Voel je méér pijn’.
‘Ik ben uitgeput, ik heb geen kracht meer’ antwoordde hij. Zij voelden zijn pols, beluisterden de dubbele hartslag. ‘Voel je dit?’ vroegen ze met rubberen handschoenen het wezen betastend op zijn rugzijde. ‘Ik voel niets’ steunde Sörensen ‘ik zink in een zwarte put, oooh... Geef hem een injectie’ zei iemand. In consult bespraken de specialisten hoe ze hem best konden versterken. Inspuiting volgde op inspuiting. En geleidelijk, uur na uur, tekende de rugzijde zich scherper en volmaakter af. Weldra merkte men er zelfs beweging in van spieren en zenuwen.
Langzamerhand begon Sörensen zich opnieuw krachtiger te voelen. De pijn verdween soms voor een hele poos. Hij voelde zich opgewekt en lachte zelfs even. Dit gaat dan het einde zijn van dit monsterachtig kankerproces, wisten de geleerden. Nog een laatste opflakkering van de levengeesten vóór de dood intrad. Veelvuldiger nog werden daarom de bezoeken van het congres der medici. Nog talrijker kleurfoto's werden genomen. Intiem ratelend gingen camera's over de zeer nabije huidoppervlakte en registreerden het rose en met plekken bijna witte en rode vlees. Ruw van korrel was het, zoals de rug van een hand of de lever van een dronkaard, of gelijk de lichtgrijs geëmailleerde camera's zelf, waarmee cineasten korte documentaire films maakten over dit raadselachtige goval. Hoe lang, hoeveel uren of dagen zou het kankerwonder Sörensen nog blijven leven?
Brullende en hese krantenventers verkochten indrukwekkende oplagen van de extra-avondedities. (De Zweedse kranten worden op zeer goed papier gedrukt). Grote koppen in de bladen ontfermden zich over de nog nooit gehoorde lichamelijke verwording, verbouwing van een menselijk lichaam.
Sörensen lag op zijn zijde, maar kon zich onmogelijk steunen op de dubbeldikke elleboog, daar hij deze niet kon plooien. Hij voelde zich beter, ademde nog steeds zeer diep en ruw en grondig, alsof hij dubbelveel zuurstof moest verzamelen. Toen de pijnen bleven verminderen, begon hij opnieuw klaarder te denken, sloeg de dokters rustig en aandachtig gade als iemand die tot bewustzijn komt in een vreemd land, en vroeg hen bezorgd, wat er eigenlijk gaande was met zijn rugzijde, hoe ze zich ontwikkeld had, of men bevredigende resultaten bereikte. Hij vertelde dat hij eens geprobeerd had de rug te bevoelen, maar dat zijn voze armen als verlamd waren. Sörensen besefte niet wat plaats greep op zijn eigen lichaam. Weken lang leefde hij haast onbeweeglijk als een proefdier, een hond waarop vreemde ledematen en een tweede kop gegrift waren. Zijn waarneming was afgestompt en beperkt tot de witte wereld van zijn kussensloop, de oneffen muur vlakbij, die hij, op zijn buik liggend, voor zich had. Links blonk het nachttafeltje met de glazen, de fles fruitsap, de koortsmeter, de medicijnen. Rechts: de tikkende centrale verwarming, het matglazen venster. De regelmatig in zijn waarnemingsveld opduikende geluiden waren de onzichtbare deur die werd