Gard Sivik. Jaargang 3
(1958)– [tijdschrift] Gard Sivik– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 63]
| |
goedenavond luisteraarshet is avond half negen
het eten is op de kinderen zijn naar bed
u zit met uw krantje in een gemakkelijke stoel
maar u leest nog niet u denkt
aan de 5 % opslag die uw baas u beloofd heeft
aan de mooie ballonrok die u gezien hebt
in de etalage van vul maar in
het is prettig kalm in de kamer de stilte
gonst als een lieve beschaafde bij
de fluitketel zingt zachtjes een vaderlands liedje
er komt dadelijk thee en koekjes bij de thee
het is alsof u op bezoek bent
waarempel bij wijlen martinus nijhoff
het gaat goed het gaat best u bent rozig en tevreden
een welwillend heer of dame anno 1958
een bescheiden sieraad der twintigste eeuw
maar wat hoor ik? hoort u het niet?
nee u hoort het niet u dommelt door
uit uw slaapkamer krijst een doordringende kreet
er zit een franse korporaal die zijn aansteker houdt
onder de voetzolen van een algerijn
hij heeft uw neus uw mond en uw ogen
en hij grijnst zoals u grijnsde
zondag toen de rechtsback van de tegenpartij
wegens natrappen uit het veld gestuurd werd
en kijk op het bed zit een algerijn
die met zijn mes poppetjes tekent
in de buik van een franse korporaal
o u ziet het wel maar hoopt maar
dat het die brutale kelner is
die u de laatste keer dat u in parijs was
het vel dertig frank over de oren getrokken heeft
en kijk wat zie ik daar in uw linnenkast
tussen de sportshirts en de baby dolls
een mooie collectie brandbommen zijn die bestemd
voor notting hill of voor Johannesburg?
ontken het maar niet dat u ze zelf gemaakt hebt
in uw vrije avonduren ik heb
| |
[pagina 64]
| |
te goed uw gezicht gezien toen tien jaar geleden
uw meisje naar een neger zat te lonken
u denkt dat het de stilte is die daar gonst
maar het is een vliegtuig dat op weg is
met een a-bom naar hirosjima
dat het uw fluitketel is die daar zingt
maar het is de laatste partisaan van spanje
die in zijn kerker in toledo
gevierendeeld wordt door de guardia civil
u vergeet het wel graag maar u woont
tussen muren van dode joden
uw huis staat in little rock
in uw tuin vechten cyprioten en engelsen
uw tabak is gestolen u bent gesneuveld
niet één keer doch honderd maal
en morgen valt u opnieuw
op quemoy of in israël
en ook al vergeet u het zelf
armando heeft u zien vallen
armando heeft u gezien
toen u bekassi bombardeerde
hij heeft u horen zeggen: dank je
ik werk niet voor een jodenfooi
hij heeft u beklopt beluisterd betast en doorgelicht
hij heeft zijn diagnose gesteld in bloed en in roet
een rustig fenomenoloog van de waarheid
die zich niet drukt maakt om zijn patiënt
want:
somtijds word je plotseling wakker in het midden van de nacht
en je weet nu wordt er iemand naar het lijkenhuis gebracht
en je denkt oom piet de buurman jan de bruin de baas z'n vrouw
en eensklaps zie je de dood staan en hij grijnst en wijst op jou
hu
en het zweet loopt langs je voorhoofd en je gilt het uit van schrik
en je denkt ik ben gestorven één verstikkend ogenblik
en wie weet als je geluk hebt is 't nu echt nog maar een droom
maar eenmaal eenmaal is het menens en dan helpt geen liter broom
hu hu hu
dan voel je geen hart meer bonzen want dan ben je koud en stijf
en de efficiënte maden trekken zingend door je lijf
hu hu hu
klop klop klop
klop klop klop
klop
klop
klop
MOEDER DAAR IS ARMANDO!
c. buddingh' (openingstekst voor een tentoonstelling van schilderijen en tekeningen van armando in 31 in dordrecht; het slot is een vrije bewerking van het slot van t.s. eliot's ‘sweeney agonistes’; voor de regel: ‘uw tabak is gestolen u bent gesneuveld’, zie: gerrit kouwenaar: achter een woord.) | |
[pagina 65]
| |
zeggen de mannen die het weten kunnenWij zijn zeer objektief. Wij zien de mensen hetzij verkleind hetzij enorm vergroot. Nooit zien wij de mensen op ware grootte. Toch zijn wij zeer objektief. Tussen ons oog en de mensen heeft zich een enorme, aan twee kanten te gebruiken lens geschoven. Wij zien slechts. Wij horen niet. Wij snellen niet te hulp. Als wij twee mannen zien vechten, nemen wij gemakshalve aan dat ze stoeien. Verder nemen wij om een voorbeeld te noemen aan dat het mes bij de aanraking met het lichaam in de schede terugschiet. Gemakshalve ook stellen wij eenvoudig dat de zelfmoord die ook wij wel degelijk konstateren op het toneel plaatsvindt. Wij wachten echter niet af tot het, of er wel een doek valt en tot de, of er wel akteurs en aktrices hand in hand herleefd en beleefd komen buigen voor de gebrachte ovaties. Wij zien slechts bewegen, gebaren. Men mag het ons niet kwalijk nemen dat wij af en toe moeite hebben een glimlach te onderdrukken bij het zien van die krampachtig bewegende, nietszeggende lippen. Het is voor ons een moeilijke opgave de juiste proefpersonen te kiezen. Wij zijn objektief, zeer zeker. Toch kunnen wij niet nalaten sim- en antipatie te laten meespreken. Wij beseffen echter dat onze keus vaak verkeerd uitvalt (maar ach wat is verkeerd?) daar de louter visuele indruk bedriegt. Wij mogen ons hier echter niet teveel zorgen over maken. Zo zeer mag ons gevoelsleven zich niet versterken; het zou ons werk, ons eigenlijk doel nadelig beinvloeden. En ons werk gaat voor alles. Het eind is zoek, wij geven het toe. Daarom echter niet getreurd. Wij zoeken vlijtig door. Men mag ons van alles verwijten, echter niet dat wij niet vlijtig zijn. Elke mislukking prikkelt ons, verhoogt onze werkkracht, onze werklust. Hulde aan de mensen die vielen voor ons werk, voor ons doel! Hun volgnummer zij geëerd ZEGGEN DE MANNEN DIE HET WETEN KUNNEN c.b.v. | |
[pagina 66]
| |
poëzie en rassendiskriminasieOscar Williams is een amerikaans dichter, tevens vlijtig bloemlezer. Een stuk of tien bloemlezingen heeft hij op zijn aktief. Totnogtoe. Een hiervan heet ‘The pocket book of modern verse - English & American poetry of the last 100 years from Walt Whitman to Dylan Thomas’. Niet minder dan 640 dichtbedrukte blz., niet minder dan 116 bloemgelezen dichters, en een inleiding van de bloemlezer waarin die verzekert: ‘...a lion's share of the space going to both older an younger poets now living, and writing’. Men komt er bepaald van onder de indruk, al blijkt spoedig dat een ‘leeuwenaandeel’ in de eerste plaats werd toegekend aan de dichter Oscar Williams door de gelijknamige bloemlezer. Waar William Carlos Williams, die momenteel een ganse generasie van jonge amerikaanse dichters beïnvloedt, met één enkel gedicht van één blz. wordt vertegenwoordigd, kreeg Oscar er 14 van zichzelf - waaruit blijkt dat hij zich, in de afgelopen 100 jaar, slechts door 7 andere engelstalige poëten overtroffen acht. Maar niet dàt hindert het meest. Wat dan wel, wordt pas duidelijk wanneer men de binnen- en buitenbladzijden van het omslag nog eens gaat bekijken, waarop 54 van de 116 medewerkers geportretteerd staan. En jawel, ondanks de bezienswaardige verscheidenheid in hun fizionomieën hebben deze heren & dames één duidelijk kenmerk gemeen: het RAS. Niet het subtiele, esoteriese, diafane poëtenras, maar het blanke bedoelen we, het Superieure, Unieke, Beschavende Blanke Ras. En denk niet dat de anderen enkel uit de vitriene werden geweerd, vanwege de estetiek of zo. Spaar u de moeite, ook bij de 62 niet-afgebeelden te gaan zoeken naar een vooraanstaande figuur als Langston Hughes, een winnaar van de Pulitzerprijs als Gwendolyn Brooks; naar dichters als David Boyce, Nicholas Moore, Countee Cullen, Fenton Johnson, Frank Horne, Sterling A. Brown, Mason Jordan Mason, Russell Atkins, Oliver Pitcher, Paul Vesey, Belsazars Korridor Hinab - want, hoe knap als dichters of hoe hedendaags ze ook mogen zijn, dat verhelpt niet aan hun groot ongelijk tot een minderwaardig ras als dat van de negers te behoren. Want O.W., die zo roerend zegt in zijn inleiding: ‘Poetry is the natural language of lovers, whether they are entranced by a human being or anything else, quick, strange, familiar or odd, whether they love the creatures of life or life itself’, acht deze definisie blijkbaar niet toepasselijk op de zwarten, en rept met geen woord over het waarom van hun eliminasie. Geen zwarte bloemen dus voor de bloemlezer O.W., tenzij hij er ons ooit een aparte tuil van plukt: waarom zou zijn kieskeurige hand zich niet eens wagen aan een ‘Pocket Book of Black Verse’? Je weet nooit hoe aardig die zou verkocht worden in onderontwikkelde gebieden als de onze, en de diskriminasie-taboes bleven in elk geval geëerbiedigd (cfr de noord-amerikaanse autobussen, met hun ‘Rear Section’ voor de negers). En zeggen dat - volgens Robert Lowell, een van de bloemgelezen dichters - ‘Oscar Williams is probably the best anthologist in America’! Nu zijn wij de eersten om toe te geven: het bovenstaande is maar klein bier, in vergelijking met de krantenberichtjes die ons dagelijks inlichten over de aktualiteit van dit onderwerp, van de laatste streken van goeverneur Faubus t.e.m. de stand in de kwestie van de voor minder dan $ 2 terdoodveroordeelde neger, en andere dingen die mogelijk blijken in ‘the home of the brave, the land of the free’. Men vergete echter niet: ondanks alle rechtmatige verontwaardiging gelooft men graag dat het probleem tenslotte beperkt is, welomschreven: Zuidafrika is ver, Europa (met de spons over het duitse verleden en enkele details in het britse heden) pleit onschuldig, zelfs in de U.S.A. ‘zijn het alleen de zuidelijke staten’, zogenaamd. Hebben wij redenen tot zulke relatief geruststellende bijgedachten? We bedoelen niet eens de nochtans pertinente vraag, hoe Westeuropa zou reageren als het morgen zelf met een negerprobleem zat... Maar wel: moeten wij, die literaire | |
[pagina 67]
| |
tijdschriften en dichtbundels, zelfs bloemlezingen van O.W. lezen, en die ons een voorstelling hebben gemaakt van de ‘dichter’ als een bij uitstek humaan wezen, of hij er voor uitkomt in zijn poëzie of niet... moeten wij nu gaan ondervinden dat het er in onze regionen niet anders toegaat dan in de staat Alabama of Arkansas? Want waarin verschilt Williams van de Amerikaanse winkelier, die zijn zaak voorziet van het uithangbordje: LIMITED CLIENTELE Slechts in dit opzicht, dat Williams een DICHTER is, een schrijver van ‘modern poetry... persistent and attentive to every pressure and shudder that occurs in crowds, or in individual man.’ (O. Williams). g.g. & h.s. ps We deden nog een greep in het bloemlezingen-rek en daar troffen we zowaar nog een paar fraaie staaltjes van literaire rassendiskriminasie. Pretensieuze titels: Contemporary Verse (Penguinreeks, samensteller Kenneth Allott), Immortal Poems of the English Language (Cardinal Editions, werk van genoemde Williams, en ja, dat dachten we al, hij rekent zichzelf natuurlijk tot de onsterfelijken), The Penguin Book of Modern American Verse (selected by Geoffrey Moore). Evenzovele gewichtige inleidingen, zonder 1 woord over de rijke engelstalige negerpoëzie! | |
een uurtje letterkundeDe leraar heeft een verrassing voor de meisjes meegebracht, een praktisch voorbeeld bij de literatuurles. Doch eerst moet de stof van de vorige keer worden overhoord. ‘Waar waren wij gebleven?’ ‘Jacques Perk!’ roept het kleinste meisje van de klas; zij heeft lang blond haar, en haar ogen zijn vol onwetendheid. ‘Uitmuntend’, prijst de leraar, ‘Jacques Perk, de dichter met de diepe ogen vol liefdestranen.’ De meisjes letten allen goed op, want zij beminnen Jacques Perk en leren al zijn gedichten uit het hoofd. Allen dromen zij van de langdurige omhelzingen van de leraar, die zo mooi weet te deklameren van Mathilde sluimer - zij dromen van een zomernacht in de Ardennen, in een koele grot, maar 's morgens zeggen hun ouders bij het ontbijt ruw: ‘Doe die sonnettenkrans toch uit je haar!’ De leraar is tevreden; iedereen heeft de vorige les goed opgelet, en nu is het moment gekomen voor de grote verrassing. Een pak met bruin papier er omheen, ligt op de voorste bank, de bank van het kleinste meisje. ‘Komt allen om mij heen staan!’ roept de leraar, en dan begint hij voorzichtig de touwtjes van het pakket los te knopen. Eindelijk kan het papier los worden gewikkeld. ‘O, wat mooi’, roepen de meisjes in koor, ‘wat mooi! wat is dat, meneer?’ ‘Dit is een dichter’, legt de leraar uit, ‘dit is een levend exemplaar. Ik heb hem gisteravond gevangen, toen hij aangetrokken door het licht van mijn lamp, zich tegen mijn raam te pletter wilde vliegen.’ ‘Wat is hij mooi, wat heeft hij diepe blauwe ogen’, zeggen de meisjes weer. ‘Mogen wij hem aanraken? kan hij sonnetten schrijven? heeft hij ook een naam, meneer?’ Zij tasten voorzichtig met kleine vingertjes en buigen zich vol beloftes van parfum over hem heen, vol beloftes van zachte vormen. ‘Zie’, roept het oudste meisje van de klas uit, ‘zie, zijn dichterogen vol droeve wijsheid kijken mij aan.’ Dit meisje weet reeds alles van liefde af, want zij heette Mathilde en de leraar heette Jacques, die zomeravond, die zomernacht - De leraar overstemt het geroep van de meisjes: ‘Jullie moeten goed op de details letten, dit is een zeldzaam, levend exemplaar. Je ziet ze nog maar zo weinig in de vrije natuur.’ ‘Wij zien de details’, antwoorden de meisjes in koor, ‘wij zien de ogen, de droeve mond en wij zien de kurk van de fles die uit zijn broekzak steekt.’ | |
[pagina 68]
| |
Dan wordt hij weer ingepakt, de dichter, de laatste wellicht die er nog leeft, en de volgende week wordt de les overhoord. Misschien mag het kleinste meisje hem een paar dagen meehebben naar huis; zij is nog zo onervaren. Later zal zij zich dan verstrekkende details weten te herinneren.
jan van der vegt | |
filmligaGeachte aanwezigen, treedt ons s.v.p. met enig begrip tegemoet. De kwaliteit van wat wij u gaan vertonen hedenavond laat af en toe wel eens wat te wensen over. Maar wat wilt u? Deze opnamen zijn onder de moeilijkste omstandigheden vervaardigd. Een klein voorbeeld zal duidelijk maken hoe moeilijk. Wij menen dat een weinig klementie uwerzijds niet te veel gevraagd is. Halverwege de film is een kleine onderbreking. Door uiterst zorgvuldig toegepaste montage hebben wij kunnen bewerkstelligen dat dit nauwelijks stoort. Al blijft voor de nauwlettende toeschouwer, die u allen bent, natuurlijk niet onopgemerkt dat op dat moment de kamera uit handen van de filmer gevallen is. Het moment, zoals enkelen van u reeds weten, waarop zijn linkerhand door een granaat werd weggeslagen. Wat hem niet belette onverstoorbaar verder te filmen. Ja ik zie ons erelid al stralen op de eerste rij! En terecht. Sta eens op kollega! Opdat ik je de rechterhand kan drukken. Een hartelijk applausje, dames en heren! En dan gaan we nu toch echt beginnen. Ik heb het al weer veel te lang gemaakt. Een genoeglijke avond!
c.b.v. | |
dorkaDe Galerie Aujourd'hui te Brussel opende haar seizoen met een tentoonstelling van het fotografisch werk van Julien Coulommier. De keuze van merkwaardige fotos die hierbij samengesteld werd heeft ons uit meer dan een oogpunt verrast. Eerst en vooral dient er opgemerkt dat de fotos van Coulommier absoluut niets meer gemeen hebben met een direkte en getrouwe weergave van de werkelijkheid. Dit betekent niet dat de werkelijkheid niet meer aanwezig is op een of ander moment, ze wordt alleen maar gebruikt als middel om een autonoom staand beeld vast te leggen dat tot een andere wereld behoort, tot die van onze dromen bv, onthutsend en onverwacht. Een stuk schors, een rotsblok, uit hun omgeving geïsoleerd en met bizondere technische procedes op de film vastgelegd, worden grijnsende maskers, een schaduw of wat grasstengels: een gevaarlijk insekt, enkele takken: dreigende gebroken grijparmen, en zo ontstond een wereld in beelden, hard soms en beangstigend, of dan weer teder, als een landschap uit een sprookje. Ook waar twee negatieven over mekaar gebruikt werden en dan twee beelden vreemd en onzeker in mekaar overvloeien, komt Coulommier bewust tot een nieuwe surreële werkelijkheid die vele schilders van het oude surrealistische regime kan beschamen.
In enkele recente fotos werkte Coulommier direkt met chemische) produkten en lokale belichtingen op het celluloid, zodat hij tot beelden komt, in wit-zwart, die zeer dicht staan bij het werk van sommige hedendaagse zgn. tachistische schilders. Voor al wie de experimentele kunst sinds enkele jaren volgt, is het duidelijk dat Coulommier hier een nieuwe techniek heeft op punt gesteld, die een spel van nuances tussen doorschijnende en volle materies toelaat dat totnogtoe door geen enkel gekend grafisch procede kon bekomen worden.
Dit zijn slechts enkele vlugge en onvolledige nota's over deze merkwaardige tentoonstelling. In deze tijd van uitgebreide crisis in de plastische kunsten, waarbij zovele jonge en oude kunstenaars in een eng formalisme vervallen, opent het werk van Julien Coulommier onvermoede mogelijkheden voor een verlenging en verrijking van de grafische kunst.
w.k. | |
[pagina *1]
| |
[pagina *2]
| |
[pagina *3]
| |
[pagina *4]
| |
|