Gard Sivik. Jaargang 3
(1958)– [tijdschrift] Gard Sivik– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 32]
| |
I. petit monstreIk ken mijn hart als een vingerhoed
waarin de tijd een blauwe liefde grift
zonder gelukkige kleuren.
Ik kan nu al treurvrouwen vragen
omdat dit links orgaan
aan een oud wantrouwen is verslaafd
als aan papaverzaad.
Een man met een zwak hart
voelt zich een boer met een ziek land:
een klein maar durend ondier
dat men voor een weegschaal houdt.
| |
II. een theehuisDit hart:
Een hooggelegen theehuis
waar de postiljon
laat op de middag
de stem van de afgereisde dag binnenrijdt.
Dan laat ik de rolluiken neer
over mijn lichaam
en mijn hart zuigt de oude olie.
Ik luister verder
naar mijn Chinese kamermuziek.
Ik zal er aan bezwijken.
Mijn stiefmoeder wil toch gelijk halen:
‘Aan het rad op de markt
zal je sterven!’
| |
[pagina 33]
| |
III. voor een lange omvaartHier in dit kleine wachthuis
gaat mijn hart aan koudvuur ten onder.
Het kent de trage klop
van de huiskamer,
de dracht van de dieren
van de regen en van de sterren
en het tarief van de landloper op de streek.
Dit hart is ongenadig en wil
de smaak van de zee in een ver land,
de kip met gouden eieren,
de verboden vrucht.
Mijn hart is rijp
voor de lange omvaart.
|
|