Gard Sivik. Jaargang 3(1958)– [tijdschrift] Gard Sivik– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] de muur vanzelfsprekendheid susanne lecointre 1 nooit komt hieraan een einde: het geluid dat door de wereld stuift, de ogen besneeuwt en de bewegingen van het lichaam telt. nauwelijks ontdooit de mens. het hart, het winterhart in hem staat stil, het draait om in het lijf van de kou. bij het heet vuur van zijn aangrijpend betoog ontdooit de mens niet. hij gaat bitter gekleed in het dun vel van onzekerheid hij loopt dood in zijn huid van angst. 2 zien wij nog? wie kent dan meer dan deze denkelijke dood? de mens herbergt de mens. vecht, schreeuwt om wat eenvoudig voedsel voor de onhandelbare plant van zijn bestaan. kwaadaardig en uit treurigheid laat hij het dodelijke dier van list begaan, en weet geen raad klaagt geen nood meer, hij leeft zwijgend, bekend met zijn gewantrouwd beeld - een vreemde vlag in de ruimte - en hulpeloos. [pagina 10] [p. 10] 3 liefde brak onder mijn handen. het was in de tijd dat wij ons hart trots en hoog lieten spreken jouw waarheid droeg ik een zonnig sieraad, op mijn schouder. maar nu, ik kan niet meer denken, jij kleurde wel ijverig een klein heelal vol warmte maar je handen bleven altijd leeg, de meest zomerse schelpen gaf jij een bewolkte naam. nam ik teveel? en hoe bestaat men met minder dan soms toch het aanraken van sterren de vriendschap van goden en een helder gesprek met het water? 4 alleen de diereen staan nog in het wijs teken, alle zand noemen zij aarde overal bouwen zij hun huis. ik weet wat het is tenslotte weerloos te treden in de bloedloze kringloop waarin de pijn onhoudbaar en haat telkens herbegint. ik zou dit gedicht ook kunnen noemen een poging naar onvertaalbare angst. maar eens gaat men toch zèlf deuren maken in de ondoordringbare muur vanzelfsprekendheid, elke deur een wijsheid, waarachter men kan wonen. Vorige Volgende