Gard Sivik. Jaargang 2
(1956-1957)– [tijdschrift] Gard Sivik– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
ahet oog ziet hen zitten
boordevol wrok en wraaklust
het is vele lentes geleden
dat het oog hen ziet zitten
mank en machteloos
(de wind was reeds vloeibaar geworden
de wind toonde zijn ware, wrede gezicht)
| |
bwaarom bleef de ruimte niet leeg, de stilte niet stom?
zo vragen zij zich af en hun vlerken
dragen de sterke geur van het hongerjaar
dan doet een enorme stilte hen vluchten
uit het nest van woorden.
eenparig vliegen zij op
weg naar de verste verte
doch te veel as verzwaarde de vleugels
te zeer had lawaai hen vermoeid
en nooit kwam een einde in zicht
(geen tak bood een helpende hand
geen boom snelde te hulp
nergens was meer een bloem zichtbaar
nergens nergens)
| |
[pagina 16]
| |
czo stortten zij neer
stuk voor stuk
verdronken zij in het gulzige water der herfst
onder het vangnet van de hemel
vele lentes geleden.
zo zonder enig gerucht en stilzwijgend
| |
dook deze zomer zal vogelloos zijn
geen vleugel zal in bloei staan
geen lied zal de maand mei
minder moordlustig maken
maar niemand hier die dit merkt
niemand die hier om treurt
|
|