/ ballet
Hij was de eerste die klapte, nog voor het doek gevallen was. En zie, er daalde een buizerd van het balkon die om zijn hoofd bleef cirkelen. Op ging het doek, en weer neer en applaus rolde af en aan als de branding. De zaal werd overstroomd, maar de buizerd bleef en wachtte op zijn prooi.
Toen was het plotseling stil en zwart als de dood. Ledige japonnen ruisten naar de uitgangen. Skeletten onder zwarte rokkostuums bogen knarsend bij de garderobes. Maar hij, harlekijn, zat er nog steeds, zijn handen wisten van geen ophouden. Zo intens hadden zij geapplaudiseerd dat zij de eenmaal ingezette kadans niet meer konden loslaten. Eerst kwamen de portiers hem halen, maar zijn klappende handen waren van hard hout geworden en met droge tikken joeg hij de ondergeschikten op de vlucht.
‘Halen’, beval hij en de dansers traden weer voor het voetlicht. En bogen, bogen tot ze er bij neervielen. En zijn handen, nu een tang, bleven op elkaar slaan en vermorzelden een ieder die in zijn buurt kwam. Toen ook de prima ballerina bezweken was, sprong hij, witte marionet, op het toneel en sloeg met zijn tang alle voetlichten uit. Maar hij had buiten de buizerd gerekend, die in de coulissen zijn beurt afwachtte. Hij beet de touwen door en het doek zakte voor de laatste maal. De buizerd steeg op met zijn prooi en liet een levenloze pop achter. Handen alleen zijn niet meer voldoende.