die aan de overkant
het zal de aandachtige lezer van de eerste nummers van ‘gard-sivik’ niet ontsnapt zijn dat er aan dit tijdschrift alleen grappenmakers meewerken, die, onder het voorwendsel van poëzie, zich beijveren om zoveel mogelijk enormiteiten voor te brengen.
het staat buiten kijf dat hun eigenlijke bedoeling is, buiten het voor de gek houden van het publiek, om zo vlug mogelijk naam te maken, zo mogelijk winst te verwerven en zich binnen afzienbare tijd een plaatsje te veroveren als directeur bij de radio of de televisie, als inspecteur bij de bibliotheken of wellicht als adviseur bij het ministerie van openbaar onderwijs, persoonlijk voel ik nochtans het meest voor het beheer van een belgian information center.
een ander vaststaand feit is de twijfelachtige moraliteit der medewerkers, seksuele verdorvenheid, godsdiensthaat, overspel, onbetrouwbaarheid zijn enige van hun minste zonden. ter illustratie, kan ik aanhalen dat velen onder hen onschuldige meisjes het broekske afdoen louter om het op zak te steken als neusdoek. weinigen onder hen die niet op één of ander moment in hun leven een nonneke de kap afrukten om te kijken of hun bolleke wel degelijk geschoren wordt, zoals men beweert.
dit alles gaat dan gepaard met een kinderachtigheid ‘à toute épreuve’. ze kennen niets, ze kunnen niets, ze begrijpen niets, het is juist om dit te verbergen dat ze hun toevlucht zoeken in kwakzalverij.
wat blijft hier nog aan toe te voegen dan dat de gard-sivik belangrijke bedragen trekt uit moskou om de bisschoppen te bedroeven en het gezonde deel van vlaanderen te verwarren.