Gard Sivik. Jaargang 1
(1955)– [tijdschrift] Gard Sivik– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
1op het balkon van de wereld heb ik mensen van alle kleuren toegesproken, maar zij hoorden mij niet omdat er teveel lawaai was in hen en in de kelders van de wereld kunnen geen geluiden meer bewegen, omdat de lijken meer dan duizend eeuwen lang elkaar te lijf gaan tot zij niets meer voelen van de dood mensen hoorden mij niet, omdat er teveel dood was in hen | |
2ik schreef een verhaal en begon met het einde en het begin, maar een van beide scheen mij overbodig het was geen goed verhaal, want het was het verhaal van een dag en een mens en een van hen scheen mij overbodig ik schreef geen verhaal | |
3als ik alleen ben en mij plots die eenzaamheid realiseer, komt mij steeds dezelfde stem spreken over de nutteloosheid van het leven, zodat ik eenzamer word en bij mezelf begin te spreken over het leven en ik besef dat ik nutteloos ben | |
[pagina 23]
| |
4alle dagen delf ik in de akkers van mijn geest naar delfstof die nog nooit gevonden werd en alle dagen wordt de zandhoop groter van de arbeid die ik sinds mijn dagen deed het schoonste dat de mens in mij verbergt en dat hij mij niet tonen wil, ga ik elke avond bijna vinden, maar 's nachts vergeet ik dat ik mens ben en alle vruchten worden vruchteloos ik ken het schoonste van de mens in mij maar ik kan het niet verwoorden misschien zou dit het einde van die schoonheid zijn | |
5het ogenblik dat ik volledig mens was als een vis die plots in het water versteent, heb ik de twee halfronden van mijn handen samengebracht en lang gelachen om de kleine omvang van de aarde en lang gelachen om de kleine inhoud van de aarde, omdat ik in de grenzeloze ruimte dwalend eenmaal sterven zal wanneer ik sterven wil
paul snoek |
|