| |
| |
| |
De Amsteldamsche speelhuizen.
Eerste stukje.
Met plaaten.
Alom te bekomen.
| |
| |
| |
[De Amsteldamsche speelhuizen]
Zie ik wel of niet? Ja, de Drommel haal! hy is het; neen, ik zal toch mis hebben, het kan onmogelyk zyn; zou die opgeschoote lummel van een jongen zulk een kaerel geworden weezen, neen, dat kan niet zyn, en wat ziet hy 'er deftig uit! Kom, kom, ik zal mis hebben. - Maar evenwel alle dingen verandren zoo in de waereld, dat Jan ook wel kan veranderd wezen; Potorte als het hem is, wat is het een bolletje; nu, dit was ik ook voor eenige jaaren,
| |
| |
dan thans, bezie me nu eens met myn lang musquite broekje en myn rood baatje aan, ik zie 'er nu ook al heel bolletjes achtig uit, nu ja, dat doe ik, dat komt 'er van als men Wyntje en Tryntje in zyn jeugd wat al te veel lief heeft, en zich al te veel aan de ongebonden vermaaken overgeeft, en om de waarheid te zeggen, ik ben wel veel ouder, doch of ik veel wyzer ben, dat weet ik niet; ik mag noch drommels graag een mooije meid zien, nu dit is natuurlyk, en myn glaasje kan ik ook noch heel wel leegen; maar als dat Jan is ben ik grootelyks verwonderd. Kyk, zulk een bolletje ben ik nooit geweest, die vent lykt wel een Aarekaater te wezen, twie tikkers in de zak, en een paar gespen op de schoenen die de straat raaken; zilvere knoopen aan de broek, rok en kamizool, en een hoed op die wel enkel van bever lykt gefabriceerd te wezen. He! op zy daar wat, 't is of hy een plugje danssen wil, of zouden dat nu ook nieuwe complimenten wezen; nu waarlyk ik ben een Hollandsche Robbejaanse jongen; maar ik moet zeggen, dat ik al die grappen die ik nu zie, niet verstaan kan. Kom ik zie het wel, het zal Jan niet weezen, 't zal zoo een Frans-Jan zyn, die hier zulk een vertooning maakt. Hei! de duivel bolletje! Je springt my daar zoo
| |
| |
op zy uit, en tegen myn lyf aan, dat ik 'er myn linkertoon byna door verlies, en al 't Vaderlandsche vogt in myn bokkebaard springt.
Wat zegje Vriend! ..... Maar wat henker is het scheeren, of zyn myn oogen noch met den daauw gevuld van de rooije baai die ik gisteren avond wat overvloedig gebruikt heb, neen, hy is 't! - Wel maat Piet, ben jy daar wederom aan de wal en in 't Vaderland Koninkje? kom, daar kan een frissche roemer op staan. Wel, hoe lang is het dat ik jou niet gezien heb? Noch eens welkom, driemaal welvaaren Vriend!
Hy is 't! Wat blydschap! Dankje Jantje, dankje maat; ik twyffelde er al aan of ik jou niet kon; dan waarlyk je hebt je zelf in zulk een Arlekyne Pakje gestooken, dat ik het al op gaf, en dacht Jan zal en kan 't niet weezen; jongetje wat zag jy 'er lobberig uit toen ik naar het Peperland trok. Nu, nu, je moertje zei, Piet dat komt er van dat je zoo by nacht en dag gerinkelrooid en gezwierd hebt; nou moet je Jeropa verlaaten en naar 't land van de zwartsmoelen vaaren, had je hier opgepast, je zoud begut een
| |
| |
heel bolletje weezen, en wat is het nu? Ja, dacht ik, als ik een vreemde snoeshaan was, dan zou ik het hier wel houwen kunnen, want of die loopen en zwieren, zy maaken doch fortuin, maar voor een Hollandsche jongen zit 'er dat niet op, die moet zyn fortuin by de zwarte nikkers zoeken. Dan ik zie wel Zeun, jemoertje mag die les nou aan je zelf wel geeven, want je zelt ook noch wel eens een reisje naar 't warme land maaken vriend; me dunkt je komt hier al zoo de buitenkant naar de zeelucht zien; hoor maat, je, met zoo een half Frakje aan je bast kan je op zee ook geen dienst doen, een smeerige pikbroek is beeter, en je kattedarm die je in je nek laat hangen, moet ook voort, want daar zouden te veel leevendige commensaalen in nestelen maat. Jongetje, jongetje pas op dat je niet in myn staat raakt, want het is, de duivel haal! niet makkelyk om van een Ariekaater, van een wittebroodskindje, een matroos te worden: ik ben zoo makkelyk niet opgebragt als jy, en ben nooit zoo een Heer geweest, hoewel ik ook al heel vrolyk en plaizierig in de waereld geleefd heb, en echter het kwam my vreemd te vooren toen ik aan boord kwam; want in plaats van als ik uit myn bed geroepen wierd, het geluid van
| |
| |
een toetende bakker te hooren, die my vertelde dat de warme bollen of wittebroodjes klaar waren, was het, als ik my nog eens meende uit te rekken, her uit jou luije drie en vier herruit! - bons, benje niet gaauw, krygje ipso facto, een cordiaaltje van de Tinctura Solis, waar van onder negeënnegentig ingredienten waaruit het zelve bestaat, het voornaamste is hennip, door elkander gevlochten en tot eene zekere dikte t'saam. gevoegd, 't geen, wanneer het geapliceerd word, de beste Arikaater doed springen als een kakkerlak. Voort moest ik dan: en wat was myn ontbyt? een frissche houte bak, onder ons vieren, met gort, en tot nagerecht een delicaat stuk scheepsbeschuit, zoo zacht en zoo malsch, dat myne kiezen en tanden zoo sterk in beweeging waren, als of zyklysteer moesten verslinden. Maar dat is 't noch niet al Jongman, als je daar langs die touwetjes met een endje drie streng naar de lucht gejaagd word; pot erte, maat Jan, dan zie je zoo benaauwd als een dief die naar de galg klimmen moet; byzonder als je by de mars komt, want het soldaatengat durf je niet doorkruipen, voor eerst om datje dan meer vloeken als heilwenschen na je gat krygt, en ten anderen om dat het bevaaren volkje je niet weinig uitlacht en de spot met
| |
| |
je dryft: blis jongetje, het is zulk een plaifier als men een Hollandsche plug of zwierbol op een gierend schip een Pas de Deux, een Menuetje of een Plugje op de Wevelingen ziet maaken, en hem zyn kunststukjes op de maat en het geluid van een schorre, drooge heesch geschreeuwde keel of stem, van een Quartiermeester, na boven jou D....., ziet verrichten; daarom maat Jan verzind eer je begind; kyk ik ben 'er nou deur, en geloof dat ik thans de wevelingen van een schip dat in storm was, beter op zou enteren, dan een naar den smaak met een kleed belegde trap; want myn beenen kennen de wevelingen, en zou den in 't kleed van de trap maar warren.
Je redeneerd 'er smaaklyk over vriend, dan kyk, ik heb juist geen zin om Matroos te worden, en heb 'er ook geen nood van, want ik kan met myn bestaan heel wel toe, en heb hoop meer te winnen, maar als 't niet lukken wou, dan wierd ik noch liever Soldaat of Ruiter, dan dat ik my voor Matroos naar 't warme land voeren zag.
Neen, neen, dan blyf ik liever Matroos jon-
| |
| |
getje, 't Soldaaten leeven is ook niet plaizierig; ik heb in de Oost op Negapatnam een batailje bygewoond, daar van onze zyde gewonnen wierd, maar de Duivel, de Soldaaten verdienen hun geld ook wel als 't er op aan komt vriend.
Nu, best dat ik dan maar maak te blyven die ik ben.
Als je kunt Vriendje. - Dan wat Drommel maakte je daar voor vreemde sprongen, toen je my zoo gevallig op myn linker toon trapte, was dat een Compliment of een Pas uit een Plugje, zeg?
Ha! ha! dat was een sprong uit de Bergedine, ik moet om je vraag laggen.
Uit de Bregodine, waar is dat huis daar dit bord voor hangd? Verkoopen ze daar Jenever, Bier, Wyn, Mol enz., of is 't ook een knikkerwinkel?
Ha! ha! ha! Wel neen het is een dans, die
| |
| |
thans overal, daar maar volk van smaak komt, gedanst word, en in de Speelhuizen, zoo wel met zyn tweeën als vieren, somwyl met een Menuet 'er tusschen beide, niet onaardig word uitgevoerd.
Wat zeg je! Nu toen ik noch in myn vrolyke tyd was, wist ik van zulke naamen niet af, 't is vast Fransch of Engelsch, dat kan ik wel hooren, neen ik heb my niet dan met Hollandsche Plugjes opgehouwen. Kom maat Jan! zoo je niet te grootsch bend, om dat je nu zulk een Arie Kaaters rokje aan hebt, om met me te gaan, kyk dan zellen we van de nacht eens ter deeg vrolyk weezen en vol houwen, ik moet de nieuwe grappen in de Amsteldamsche waereld toch eens weder zien; en sa, wil je grootsch weezen, houd gy u als myn Stuurman en ik zal uw Matroos verbeelden.
Dat zou niet gaan vriend, ik ben wat al te bekend in Amsteldam. en als we in een Speelhuis kwamen, daar ik meermaal een fles kwam drinken, en daar de vrouwlui my kenden, en jy
| |
| |
noemde my Stuurman, of ze my ook in de met neemen zouden. Neen, kom je bend in myn eugd myn vriend geweest, en zult het nog wee zen, en daarom, wy zullen als goede vrienden deezen nacht dan eens ons plaisier neemen.
Sta vast nou Jordaan, sta vast nou Duivelshoekje, daar zal je ouwe Piet weer de kamer in zien stuiven als een eerst Hollandsch ploertje.
Wel foei Piet! wel foel! zyn dat nou ook plaatsen die je noemd, een fatzoenlyke jongen zou nooit durven zeggen dat hy op zulke plaatsen verkeerde, neen jongen wy zullen na de groote huizen gaan.
Ho! ho! naar de Leidsche buurt, of na de Reguliersgragt meenje?
Daar zouden wy slegt van weg komen, wyl daar niets meer te zien is. Neen maatje, wy moeten nu midden in de Stad weezen, daar is
| |
| |
het waare om plaizier en vermaak te neemen, op de Breestraat, Nieuw Markt, Boomsloot, Pylsteeg, Pieter Jacobs straat, enz. Wie zou thans in kleene huizen willen gaan, zoo hy voor een fatzoenlyke Amsteldamsche zwierbol, die zyn waereld weet, wil bekend staan?
Nu zoo gy wild, toen ik het Vaderland verliet, waaren deeze huizen weinig of niet bekend; ja ik weet 'er maar van een gehoord te hebben daar lieden van allerlei soort verkeerden, en dat was op de Breestraat, en wierd het Huis van Hein van Ommeren genaamd, doch geweest ben ik 'er nooit; kyk Jan, ik meende al een heel plugje geweest te hebben, maar ik moet verklaren dat gy 'er my dubbeld in overtreft: dan zullen wy 't beruchte huis van Van Ommeren ook bezoeken?
Ik denk van neen; wyl de boel daar verkouwen is, alzoo die Van Ommeren reeds lang een suppoost van Papa Pluto geworden is, en de Rivier de Styx met de boot van Charon overgevaaren is. Echter is de Fabriek van warm vleesch toen niet opgehouwen, maar in zyn geheel voor een goe-
| |
| |
de stuiver geld overgedaan aan een ander koopman in diergelyke waaren, die voorheen in de Jonker Dwarsstraat, in een kleen Speelhuis, daar de Roef uithing, gewoond heeft: deze heeft daar een jaar drie of vier in de stand van Van Ommeren gewoond, en 't huis begon naar zyn naam, Hein of Jan Oostinje, of ook wel van Hein de Mof genoemd te worden, doch die klant was zoo goed voor een speelhuisbaas als het vyfde rad aan de wagen, want hy was beestachtig brutaal, zoo tegen zyne klanten, als tegen zyne vrouwlieden, en maakte zich somtyds al te familiaar met dezelve; stak zich in zaaken die hem niet aangingen, en die hem wel moesten opbreeken, zo dat veele schroomden om een fles by hem te kopen, echter dat hem zyn klanten noch al deed behouden, was zyn Vrouw en Dochter, die volkomen de slenters machtig waaren om de lieden te begoogelen, zelfs zo dat men niet zonder meer dan een fles 'er van daan komen kon, 't welk zeer licht van die Vrouw te begrypen was, dat zy die Cappasiteit bezitten moest, alzo zy al veel jaaren met een paar Kamerduifjes by haar Zuster in 't Speelhuis de Fontyn op de N: Markt gezwierd had, welk huis al voor jaaren
| |
| |
als het grootste huis bekend gestaan heeft, waar men de slenters volkomen machtig was, om de jonge lieden geheel uit te kleeden, zo zy 't ongeluk hadden om daar op een Vrouwspersoon verzot te raken. Dan de brutaliteit van Heinbaas heeft de civiliteit van zyn beminde Ega en niet onbevallige dochter overtroffen, en zyn ongeluk bewerkt, en dat wel zoo, dat mogelyk alle zyne confraters 'er een gevoelige veeg mede door uit de pan zullen krygen, en al vry wat in hun brutaale geld en kostwinningen gefnuikt worden, zoo als ik, als wy aan de sukkel bennen, wel nader u verklaaren zal: althans Hein baas, die noch al meermaal gevecht in zyn huis had, en by de vrouwlui en oppassers niet zeer bemind was, geraakte ove weinig weeken weder in het zelve geval, zoo dat 'er de wachts aan te pas kwamen, en is door dit geval in handen der Justitie geraakt, en heeft aldaar een vonnis gekreegen, dat wel wat schrik onder dat soort van luidjes maaken zal, en hun derzelver gewoonlyke brutaliteiten wel een weinig doen afwennen; terwyl zyn Vrouwtje zig met het geen zy denkelyk best, bergen kon, de aftocht geblaazen heeft, en de dochter alleen in 't huis haar bon plaisier en goede
| |
| |
zwier is blyven neemende, zich met haare vriendjes vrolyk maakende.
Wel dan zal die dochter ons doch wel een fles verkoopen denk ik: kyk ik ben tog benieuwd om die vloerduifjes van die brutaale Oostindischvaar te zien, kyk, die eens na dat warme land geweest is, verkeerd graag daar lieden van Zeemanschap verkeeren, echter het spyt my dat die vent een Oostindiesvaar is.
En waarom?
En waarom? by dit en dat! wie weet of hy geen matroos geweest is, en dat ben ik ook, en wel oud matroos, en zoo zouden al de Oostindische matroozen wel een kwaade naam krygen en voor brutaal uitgemaakt worden, en zou my dat geen spyt aandoen? My! die zoo een bezadigd Matroosje ben, als 'er een gevonden word: kyk, ik zal geen kind kwaad doen, neen dat zal ik niet, ook niemand beleedigen, en word ik het gedaan, waarschouw ik nog wel eerst drie maal eer ik eens myn pikdraattrekkertjes laat
| |
| |
zien: kyk van myn geduld kan je zelf oordeelen toen je daar die Bedgordynen sprong maakte en my op myn toon trapte: wie weet als je 't Hein Oostinje gedaan had; of hy je niet al een opstopper gegeeven had, dat je kop half gedraaid op je schouders zou gestaan hebben?
Daar moest ik evenwel by geweest zyn baasje.
Nu, nu, geen kwestie maat Jan, kom, van avond of nacht moeten wy een fles by Hein baas zyn dochter drinken; ik moet die eens beschouwen en zien welke schoone vrouwlieden daar te huur zyn.
Of je een fles by haar zult kunnen te drinken krygen weet ik niet, dan vrouwlui zal je er niet vinden, want die zyn alle vry en los gelaten, en zyn meest met hunne kleederen naar hunne geboorteplaatzen vertrokken; schoon er my al tegen zyn gekomen, die hier weder bennen blyven hangen, en mooglyk hunne oude negotie weder in stilte voortzetten: doch jonge lief je
| |
| |
verliest er weinig aan, daar waaren weinig knappe Vrouwlieden by, meest altemaal verlept, en gezichten had je 'er onder die wel naar St. Nicolaas poppen van biesjesdeeg geleken, zoo als de koekebakkers op de groote voor de kinderen Heiligen dag verkoopen en te pronk stellen: twee a drie vrouwlieden waren 'er daar wat aan was, waar van de schoonste een Friezin, Friese Anna genoemd; noch een ander die Amsteldamsche Mie heette en in 't comptoor zat, en dan die zich naast haar plaatste en Goudsche Therees genoemd wierd, dit was een zwaar bereeden paard, wyl ik geloof dat ze in dat huis alleen negen jaaren door eenige honderden ruiters is gedresseerd en bereeden geworden, en daar zaten meer dametjes die in zulk een geruimen tyd de straat niet betreeden hadden.
Die Freules die in zulk een Speelhuis zitten hebben het niet aangenaam, en ik was ook liever een zwarte meid of slavin op Batavia, als een licht vrouwspersoon in een Speelhuis, want dat is een gevangenisleeven, en de kost zal mogelyk ook niet veel beter als scheepskost wezen, en veellicht zullen 'er nu en dan ook noch al oorvygen zwaaijen, als ze niet wel op haar zaak passen of geen geld genoeg verdienen.
| |
| |
By allen juist niet, dan ik geloof eigenlyk dat deeze onnatuurlyke handelwys omtrent de vrouwlieden, by sommigen het ongeluk van die klanten Heeren Speelhuishouders is, en dat de klagten van die hoertjes hun ondergang is; 't liep ook boos, want als zoo een Speelhuis overgedaan wierd, dan wierden ook de Vrouwlieden als Slavinnen overgeleeverd, en dat kan waarlyk in geen Vry Land worden geduld, dat men menschenvleesch ter markt brengt, en dat wel om door die menschen ontucht te doen bedryven, waar toe die Freules alleen geschikt zyn, en het brilliante van Monsr. den Hoerewaard door moest opgebragt worden-
Maar ik meende dat de vrouwluiden alle buiten 's huis woonden en niet in de Speelkuizen; maar dat zy daar des avonds naar toe wierden gebragt om te zwieren, en als zy fortuin maakten om een Heer te behagen, die dan naar hunne wooning naamen, gevolgd door een vrouwspersoon, die oppastte dat zy niet aan den dros ging, en dat ze des avonds by gantsche troupen door de oppassers naar die huizen gehaald, en des morgens, naar 't afloopen der Speelkamer,
| |
| |
weder naar hunne wooningen gebragt wierden, en nu schynt het als of dat veranderd is.
Dat denk ik! Voor eenige jaaren was het zoo, en 't zag er toen noch zoo briliant niet uit met die huizen als nu, wyl ze toen wel drie a vier vrouwlieden in huis hadden die Comptoordames genoemd wierden, doch de anderen woonden alle buiten 's huis in verscheide steegen op de Bierkaai, als Servet, Schouten Janne Friesse-ffeeg en anderen, by waardinnen die meestal van de Speelbaazen afhingen, en toen waren de Dames zoo brilliant niet gekleed als tegenwoordig, gelyk gy zien zult dat nu in die huizen geschied; want een chitse japon, en een kapsel dat wel een waaijer geleek en een tot genoemd wierd, was al het grootste pronkcieraad daar die dames mede op de Speelkamer verscheenen, en het was belachlyk als men zich met zulk een freule engageerde, om ten haarent een fles wyn te drinken, wyl men van de grootste vreugde in de akeligste droef heid en neerslagtig eid moest vervallen, als men eenig menschelyk gevoel bezat, wyl men met een dame á la pompe van een zwierige Speelkamer komende, naar een wandeling in 't gezelschap van eene freule Rondmuts, die somwyl op een schoen en een slof
| |
| |
liep, gedaan te hebben, eindelyk in een snying kruipen moest, daar de lugt genoeg van was om de trek te doen vergaan, vervolgens de wooning van zulk een geliefd voorwerp intreedende, de akeligste tafereelen van armoede gewaar wierd die men zich voorstellen kan, enfyn ik geloof die niet geheel zot was, en zo al eens een coup de sottises gemaakt had, zal zich 'er wel ten tweeden maale voor gewacht hebben. Dan dit is lang over, en men vind nu Speelhuizen, daar 20 of 30 vrouwlieden zich in ophouden, zoo als 'er by Hein de Mof ook in de 20 gezeten hebben.
Wat is de reeden welke zulke veranderingen heeft te weege gebragt?
Ik denk het voordeel van de hospesen, want zy winnen 'er de huuren van de huizen in de steegen mede uit, en de kleine hoerewaardinnen benevens hunne meiden behoeven zy de kost niet te geeven, wyl zy het nu met hunne oppassers en twee meiden af kunnen; ook moesten al die kleene hoerhuizen, zoo wel als de groote belastingen opbrengen, dat nu verminderde; eindelyk hadden de kamers ook meer aanzien, wyl 'er nu van die slofdames en rond-
| |
| |
mutsen niet op gevonden worden, die anders de kamer veel ontcierden; ook zyn de vrouw lieden nu alle naar den smaak in kostbaare kleedingen gekleed, zoo dat eenige zelf een a twee gouden horologië op den buik draagen, en alle a la pompe te voorschyn komen; de verandeting hieromtrent meen ik dat het eerst begonnen is na het voltooijen van 't Nieuwe Speelhuis de Oude Pyl, in de Pylsteeg staande, door Jan Banes, (voorheen hospes in de Bremer Ton, in de Picter Jacob straat,) gebouwd, welke aldaar eenige jaaren gewoond heeft, doch door een geval by hem plaats gehad hebbende, tot een zwaare boete verweezen, heeft hy zyn stand overgedaan aan een ander, eenen Henrikes, mede een zwager van Hein Oast Indiën en van den baas uit de Fontyn, welke voorheen daar ook oppasser geweest is, en toen in stilte in de zoete naam steeg duifjes op slag heeft gehouden, met zyn beminde, daarover ook al eens is gestraft geworden, wordende dit huis aan hem verhuurd voor een simpel bagatel van 1600 guldens in 't jaar. Of die speelhuisbaazen ook geld kunnen winnen heeft die Jan Banes doen zien, daar hy zulk een huis niet alleen liet bouwen, maar een buitenplaats aan de Haarlemmer weg aanlei, Rytuig hield, en somwyl te paard met knechts
| |
| |
achter zich, rond tourde, en nu, ofschoon hy eene zwaare boete heeft moeten opbrengen, echter noch rykelyk leeft, en niets heeft gehad, alzoo zyne Gade voorheen met eene geringe doch eerlyke koopmanschap haar geld by de weg verdiende; echter geloof ik dat het bouwen van dat huis, en het prachtig leeven van Jan Banes, de doodstuip voor al zyn confraters is geweest en nog is, wyl zulk een pracht al te veel in 't oog van de geheele waereld is loopende; enfin hy heeft 'er zich afgescheurd en kan nu makkelyk leeven, schoon ik geloof dat hy wel mogt willen dat hy van 't Speelhuis geheel af was, en met verhuuren 'er niet meede te doen had. Men zegd dat een vrouwspersoon, welke Bosse Kaa genoemd wierd, alleen hem zoo veel voordeel heeft toegebragt, dat hy dit huis kon doen bouwen; denk of zy dan ook brutaal geld winnen moeten?
Maar is dit dan zulk een prachtig gebouw, broertje?
Van vooren ziet het 'er meer na een kerk als na een speelhuis uit: kostbaare lantaerns van vooren verlichten het gebouw, terwyl men door een prachtige deur, eeven als die van een kerk, in een voorportaal, aan welker slinker zyde
| |
[pagina t.o. 22]
[p. t.o. 22] | |
Die, door de kracht van geld,
Deed stichten dit Spectakel;
Vercieren deeze Zaal als PLUTO in de He?.
Dit diend tot een Devies, voor hem die wel geloofd:
Hier word de Jeugd vroeg oud, en eindlyk afgesloofd.
| |
| |
een trapdeur om na boven te gaan, welke trap ook buiten aan de straat een fraai gewerkte deur heeft, door dit voorportaal met een valdeur op ee Speelkamer koomt; alwaar zich niet dan pracht en grootheid is vertoonende; doch om nu een recht denkbeeld 'er van te geeven, zie daar een Afbeelding zoo als dezelve was toen het eerst was gebouwd geworden, benevens een eerversje dat op deszelfs bouwing is uitgekomen. Wat dunkt u? dat zyn andere huizen als 'er in uwe tyd waaren, he!
Ik zie myn oogen hyster. Dan gy zegd zoo als dit huis by de eerste bouwing was, heeft het dan naderhand nog verandering ondergaan?
Ja, de Zon is weg en 'er is een Schilderstuk voor geplaatst, ook zyn de twee beelden weg, en aan de slinke zyde is het Speelhok in de plaats gezet, en aan de andere zyde een diergelyk verhevente, waarop, by kermistydende opgepronkte Schoonheden zich eeven als op een Theater vertoonen, als gy de kamer van de andere zyde beziet naar de deur toe, aan welke eene zyde een trapdeur is om mede na boven te gaan, en aan de andere zyde het comptoor daar geld ontfangen word, en de Hospes of zyne Gade in zit, ziet men daar boven de deur twee
| |
| |
hoofden, de Voorzichtigheid en Goedheid afbeeldende: aardige zinnebeelden voor een Speelhuis: Verder schynd men daar een kerkgaandery te zien. Het verdere van 't gebouw, zal ik van nacht als wy in het buis een fles koopen, u nader aanduiden. Nu jonge lief, ik heb geen tyd meer: maar zal u van avond in de nachtkelder by Gys op de Joden Breestraat afwachten, en dan zal ik u verhaalen hoe de boel in de Pyl ook in de war legd, 't geen ook denkelyk het lot van al die huizen wezen zal. Hoor Pietje zoo lang als je aan de wal bend zal ik je vry houden: en je alles wat tot de galante Amsteldamsche waereld behoord doen zien, zoo wel Speel, Wafelhuizen; Stille Huizen, Ballen, Danspartyen, Vauxhal enz; ik zal je alles aanwyzen, en zulke gevallen by verhaalen daar gy om lachgen zult; ja wat noch meer is, ik zal je met de meeste meisjes die in de Speelhuizen zyn doen bekend worden, en van verscheidene hunne leevensschetsen mede deelen, en u uit de zotte gedragingen van onze tegenwootdige bekende zwierbollen doen zien dat de Amsteldamsche waereld zedert uw vertrek niet verbeterd maar wel verslimmerd is, en gy u niet behoefd te schaamen toen een zot geweest te zyn.
EINDE van 't EERSTE GESPREK.
|
|