Woord vooraf
Het leek de redactie van Fumus in 2008 een goed idee vijftien neerlandici uit te nodigen om voor jaargang 2009 een bijdrage te schrijven over een gedicht van Focquenbroch. Zij ging ervan uit dat deze vijftien personen een zekere affiniteit bezaten met het denken en voelen van Focquenbroch. Acht auteurs hebben met een bijdrage gereageerd: geen slechte score!
Het artikel dat de redactie voor ogen stond moest worden gewijd aan een zelf te kiezen gedicht van Focquenbroch. In de inleiding moesten de auteurs één of meer aspecten van de tekst behandelen in de vorm van een uitgebreid commentaar. Het artikel moest ook de volledige tekst bevatten van het behandelde gedicht, alsmede een woordverklaring. Wat lengte en aanpak betrof, adviseerde zij om het artikel ‘Focquenbrochs kritiek op Amsterdam: populair en onbegrepen’ in Fumus 2 als voorbeeld te nemen.
De Stichting W.G. van Focquenbroch ondersteunde van haar kant het project door de auteurs toegang te verlenen tot haar werkplaats met primaire en secundaire literatuur op http://www.focquenbroch.nl/. Bovendien bezorgde ze de auteurs de ‘ideal copy’ (gecollationeerde tekst) van het geselecteerde gedicht.
Daarnaast werd van de hand van Roelof van Gelder een substantiële bijdrage ontvangen, waarin een tot nu toe onbekende brief uit het Rampjaar 1672 van Focquenbrochs vriend Joannes Ulaeus centraal staat. Het is een van de 38.000 brieven die door Engelse kapers zijn buitgemaakt en die in archiefdozen liggen opgeslagen in de National Archives in Kew vlakbij Londen. Naar aanleiding van Van Gelders artikel heeft redactielid Marja Geesink een bibliografische aanvulling gevonden, die hier eveneens wordt gegeven.
De auteurs worden hartelijk bedankt voor hun bijdragen en de lezer wordt veel leesplezier toegewenst!
Namens de redactie,
Karel Bostoen