Fumus. Jaargang 3
(2005)– [tijdschrift] Fumus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Plato of Pluto?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ven naar de specialistische hoek. Om die lezers tegemoet te komen ga ik in zeer kort bestek in op een aantal bibliografische termen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De editie-praktijk tot nu toeIk zal hier beginnen met een overzicht van naoorlogse editiepraktijk. Op welke bronnen lieten de editeuren tot dusverre hun keuze vallen? Hermans zegt in zijn bloemlezing uit 1946 niets over de gebruikte editieGa naar voetnoot5. Kennelijk vond hij dat toen nog niet belangrijk. Later, met name bij de uitgave van het werk van Multatuli (1987), zou hij veel meer aandacht voor deze keuze opbrengen. Uit vergelijking met verschillende bronnen maak ik op dat de tekst in Hermans'uitgave het meest overeenkomt met de edities van Abraham Bógaert (1696, 1709, 1723, 1766), maar ook ten opzichte daarvan wijkt de spelling in vele gevallen af. Bert Decorte gebruikte voor zijn bloemlezing uit 1966 een ‘t'Amsterdam bij David Lindenius, in de Lombertsteeg en Andries Vinck, op de Utrechtse straet, Boeckverkoopers, 1679’ gepubliceerde uitgave van Alle de Wercken van W.G.V. Focquenbroch.Ga naar voetnoot6 Waarom hij deze editie gebruikt, is niet duidelijk. Dat er kennelijk met die keuze toch iets aan de hand was, blijkt uit zijn volgende mededeling: ‘Op aanraden van Prof. Dr. Stuiveling heb ik door een van zijn studenten de teksten met vroegere drukken laten vergelijken, wat een aantal correcties voor gevolg heeft gehad.’ Feller verantwoordt zich op een wat cryptische wijze voor de bron van zijn editie van De verwarde jalousy.Ga naar voetnoot7 Hij stelt: ‘De gesproken tekst van dit toneelspel is nauwkeurig overgenomen naar de eerste uitgave van 1663, die bij Jacob Lescaille te Amsterdam verscheen’. Opmerkelijk is die beperking tot de ‘gesproken tekst’. De regieaanwijzingen wijken inderdaad op enorm veel plaatsen af van de bron, maar ook de gesproken tekst is niet erg nauwkeurig overgenomen. In 1973 speelde toneelgroep Theater de Min in het Lazarushuys. Voor deze reeks van voorstellingen verzorgde Terstegge een programmaboekje met de tekst van het stuk.Ga naar voetnoot8 Haar tekst is ‘overgenomen uit de eerste druk van De Min van 1674’, zonder verdere toelichting op deze keuze. Kuik gebruikte voor zijn uitstekende bloemlezing ‘de editie van 1668’. ‘Die uitgave bevat de eerste druk van het tweede deel, en de tweede druk van het eerste deel [van de Thalia]. Het is de laatste editie die tijdens het leven van Focquenbroch verschenen is, de laatste derhalve waarvoor hij, naar men mag aannemen, zelf de verantwoording heeft gedragen. Voor wat betreft de Afrikaense Thalia [..] verschenen na de dood van de dichter, is gebruik gemaakt van de editio princeps van 1678.’Ga naar voetnoot9 Laureys baseert zich in haar editie van de Typhon op de ‘tekst zoals hij voorkomt in de Thalia, of Geurige Zang-Goddin, t'Amsterdam, 1669’ en noemt daarbij ook het gebruikte exemplaar uit de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UB in Gent. Volgens haar is dit ‘de derde en tevens de laatste tijdens het leven van de auteur verschenen druk’.Ga naar voetnoot10 Opmerkelijk is dat ze de Thalia een ‘verzamelband’ noemt. In 1985 verschijnt bij de Sjaalmanpers een voddige, maar blijkbaar bibliofiel bedoelde uitgave van De Afrikaanse brieven in een oplage van 100 genummerde exemplaren.Ga naar voetnoot11 Het boekje heeft een inleiding van Rob Nieuwenhuys, maar die is overgenomen uit een programmaboekje van het Rotterdams Toneel uit 1958. Dit programmaboekje is hier niet eerder genoemd, omdat de betreffende brochure niet de tekst van het stuk bevat.Ga naar voetnoot12 Ik denk niet dat we Nieuwenhuys verantwoordelijk kunnen houden voor de volgende verantwoording: ‘In de tweede druk van Alle de Wercken van Willem Godschalck van Focquenbroch uit 1679 verschijnt voor het eerst een drietal brieven, die de dichter tijdens zijn verblijf aan de Goudkust aan een vriend in Holland heeft geschreven. [...] Voor de tekst van deze brieven is gebruik gemaakt van de uitgaven van 1679 en 1696.’Ga naar voetnoot13 Waar we tot nu toe een opgaande lijn hebben gezien in de kwaliteit van de verantwoording, hebben we hier opeens een flinke inzinking. Zo was het in 1985 toch wel bekend dat de ‘Afrikaense-Brieven’ voor het eerst zijn verschenen in de Afrikaense Thalia van 1678. Wat voor redenen zouden er kunnen zijn om de edities van 1679 of zelfs 1696 te gebruiken? In 1986 verscheen een uitgave van de Afrikaense Thalia door Jan Helwig.Ga naar voetnoot14 Dit was een facsimile-editie en daarmee maakte hij het zich wel heel erg gemakkelijk . Hij verantwoordde wel uitgebreid de keuze van de editie en het exemplaar, maar het is in het kader van dit artikel een beetje flauw om daar verder op in te gaan. In 1987 bracht de Haagse Comedie De Min in het Lazarushuys op de planken. Ook van deze voorstelling is een programmaboekje met de integrale tekst uitgegeven.Ga naar voetnoot15 Het is niet helemaal duidelijk wie voor inleiding en tekst verantwoordelijk is geweest. Ik houd het erop dat dit Claudia de Weert was die als redactrice wordt genoemd. Zij gebruikte als basis ‘de eerste druk van Focquenbrochs Min in 't Lazarushuys ('t Amsterdam, by Jacob Vinckel, boeckverkooper in de Beursstraet, in de Historie Schrijver, (1674))’. En meer specifiek het exemplaar ‘aanwezig in de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek onder signatuur Port. Ton. 48-6’.Ga naar voetnoot16 Zij was zich ervan bewust dat deze keuze niet zonder meer gevolgd kon worden: ‘Kennelijke hiaten in deze tekst zijn met zinsneden uit latere drukken aangevuld.’ Zij noemt expliciet een aantal plaatsen waar dit gebeurd is. Bovendien constateert zij dat de nummering van de tonelen (scènes) in het tweede bedrijf niet klopt. Ik ga tenslotte voorbij aan de kleine bloemlezing Gedachten over 't onbestendig geluk door Stupers en Van der Heijden uit 1999 en enkele bibliofiele plano-uitgaven, omdat deze geen enkele wetenschappelijke pretentie hebben | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over het algemeen zien we een toenemend bewustzijn bij de editeuren dat zij zorgvuldig moeten zijn met de keuze van een editie als brontekst. Bij de één leidt dat tot een keuze voor een eerste druk, bij anderen tot de laatste bij leven van de auteur verschenen druk. Enkelen gaan zelfs zo ver dat ze het gebruikte exemplaar noemen. Geen van de editeuren heeft zich ervan vergewist of de door hen gekozen editie wel één editie is. Allen zijn zondermeer uitgegaan van de jaartallen op de titelpagina ter identificatie van hun editie. Geen van hen heeft aandacht geschonken aan varianten die er binnen één editie kunnen zijn.Ga naar voetnoot17 Bovendien zien we dat één en hetzelfde uitgangspunt (b.v. laatste editie bij leven) toch tot verschillende keuzes kan leiden (b.v. Kuik: Thalia 1668, Laureys: Thalia 1669). Ik zal in dit artikel een aantal analyses geven die helpen een keuze te maken voor een brontekst. Die keuze voor een bron is de eerste stap op weg naar een nieuwe editie van het werk van Focquenbroch. Een standaardeditie waarop we verder kunnen bouwen. Die we kunnen annoteren en becommentariëren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een bibliografie van FocquenbrochOm de keuze voor een bron te kunnen maken hebben we een bibliografie nodig: een overzicht van alle gepubliceerde edities met vermelding van de gevonden exemplaren, van de samenhang tussen de edities, en van de verschillen tussen de exemplaren. Ik kan u uit ervaring melden dat het opstellen van zo'n bibliografie geen sinecure is. De mate waarin ik geslaagd ben zo'n bibliografie van het werk van Focquenbroch te maken is vooral te danken aan de methodische schouders van de ‘new bibliography’ waarop ik kon staan. Mijn voorgangers moesten die schouders missen omdat deze nog niet bestonden (WorpGa naar voetnoot18), of omdat deze aan de universiteit van Münster niet bekend waren (MargucGa naar voetnoot19). Zelf had ik het onmiskenbare voordeel een student van Bert van Selm te zijn.Ga naar voetnoot20 Worp stelde in zijn inmiddels beroemde en nog steeds belangrijke artikel in De Gids van 1881: De Min in 't Lazarus-huys is één der beste blijspelen van het laatst der zeventiende eeuw; hoewel van eene andere soort dan de werken van Asselijn, staat het naast deze en naast de comedies van Bernagie. De verwikkeling is niet onaardig en de comische tooneeltjes zijn even menigvuldig als de dwaze zetten, terwijl het stuk niet platter is dan de andere blijspelen van dien tijd. Het heeft [p. 522] dan ook nogal opgang gemaakt. Behalve de uitgave van 1674 zijn mij drukken bekend van 1687, 1732 1783, en twee zonder jaar.Ga naar voetnoot21 En: Het eerste deel van Thalia was in 1665 uitgekomen, vóór 1669 verscheen een tweede deel en reeds in 1675 kwam de derde druk. Andere uitgaven zijn van 1679, waarbij ook de Afrikaanse Thalia is gevoegd, en van 1682. Dan komt een druk van 1696, die door Abraham Bogaert is bezorgd en waarin, zooals wij reeds zagen, nog menig ongedrukt vers van Focquenbroch is bekend gemaakt. De latere uitgaven zijn naar die van Bogaert; ik ken die van 1709, 1723 en 1766. Ten minste acht uitgaven, der volledige werken zagen dus in den tijd eener eeuw het licht, eene eer, die slechts aan weinige dichters dier dagen te beurt is gevallen.Ga naar voetnoot22 Ik tel bij Worp in totaal 15 edities van werken van Focquenbroch. Marguc komt verdeeld over de categorieën: ‘Gesammelte Schrifte’ (6), ‘Gesamtausgaben’ (5), ‘Einzeldrucke’ (20) tot 31 edities. Dat scheelt nogal en dat wordt niet alleen verklaard door edities die Marguc wel kende en Worp niet. Mijn eigen bibliografie telt 47 nummers. Het aardige is dat dat niet alleen meer edities zijn dan mijn voorgangers onderscheidden, maar ook minder. Zo beschrijft Marguc onder zijn nummer VII E6 een uitgave van de Min in't Lazarus-huys, door Rurarus uit 1732. De exemplaren die hij noemt, vertegenwoordigen volgens mij maar liefst vier | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verschillende edities. De twee door Marguc onderscheiden edities van Alle de wercken bij Baltus Boeckholt (zijn nummers A5 en A6) zijn er volgens mij maar één. In bijlage 1 heb ik een lijst met alle 17de en 18de-eeuwse edities van het literaire werk van Focquenbroch opgenomen die ik heb kunnen onderscheiden.
We kunnen het natuurlijk niet bij zo'n overzicht laten. We moeten immers uitzoeken welke editie de tekst zoals de dichter die bedoelde het dichtst benadert. Om hier een oordeel over te kunnen vormen is het vooral belangrijk het verband tussen deze edities vast te stellen. Drukkers gebruikten graag een eerdere druk als kopij voor hun eigen zetwerk. Er zullen dus maar enkele van deze edities gebaseerd zijn op handschriftelijke kopij. Soms corrigeerde een auteur de drukproeven, ook van latere edities, maar meestal deed hij dat niet. Voor het vaststellen van de kopij en eventuele correcties, al dan niet door de auteur, geven de boeken zelf veel aanwijzingen, maar er is ook ‘circumstantial evidence’. Het gaat in het kader van dit artikel te ver om alle verbanden tussen de edities te behandelen. Voor de bibliografische analyse zullen we ons hier concentreren op de vroege edities van de eerste en tweede Thalia en de Min in't Lazarus-huys. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografische analyseVoor we nu verder gaan, zal ik heel kort een paar basisbegrippen en technieken van de bibliografische analyse introduceren. Dat zal het makkelijker maken de analyse te volgen. (Zij die hiermee bekend zijn kunnen deze paragraaf natuurlijk overslaan.) Allereerst het begrip ‘editie’: Een editie zijn alle exemplaren van een boek die op enig tijdstip gedrukt zijn van (overwegend) hetzelfde zetsel.Ga naar voetnoot23 Het is belangrijk te beseffen wat dit betekent. Dat is namelijk ook van belang bij de keuze van een bron. We spreken over de tijd dat boeken met de hand gezet werden en op een handpers gedrukt. De zetter verzamelde regel na regel losse loden letters in zijn zethaak. Als zijn zethaak vol was met drie of vier regels, zette hij deze regels over in de galei, waarin precies één pagina vorm kon worden gegeven. Vaak werden de pagina's daarna opgebonden tot het moment dat ze in een drukvorm geplaatst werden. Als de zetter het zetsel direct gebruikte, dan wond hij er geen touwtjes om. Opgebonden kon het zetsel langere tijd voor hergebruik bewaard worden. Dat gebeurde niet zo vaak, want de losse loden letters waren kostbaar en daardoor schaars in de drukkerij. Vaak waren de letters uit de ene vorm nodig om de andere te kunnen zetten. Een ‘druk’ is de verzameling exemplaren die op één bepaald tijdstip van een bepaald zetsel werd gedrukt. Dit is dus alleen een kwestie van tijd. Een mooi voorbeeld hiervan is Fellers editie van De verwarde jalousy. Dit is in feite één editie die twee drukken kent. Eén uit 1967 en één uit 1978.Ga naar voetnoot24 Drukken zijn vaak heel moeilijk van elkaar te onderscheiden. De bibliografen vinden het plezierig als ze wat dat betreft een beetje geholpen worden, b.v. doordat de titelpagina opnieuw is gezet of dat deze een ander jaartal kent. Voor ons als speurders naar de beste editie voor een grondtekst is dit allemaal niet zo spannend. Het betreft hier immers hetzelfde zetsel en de tekst zal derhalve inhoudelijk niet afwijken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jammer genoeg is deze laatste stelling niet helemaal waar. Helaas blijken er toch inhoudelijke verschillen te kunnen zitten tussen drukken. Sterker nog, er komen regelmatig inhoudelijke verschillen binnen één druk. De handpers waarmee in de zeventiende eeuw gedrukt werd, kon op elke moment worden stopgezet voor een correctie van het zetsel dat al in de vorm zat. En dit gebeurde niet zelden. Als men dan ook nog weet dat het papier zo kostbaar was dat men de eerder gedrukte vellen niet weggooide, maar gewoon gebruikte, beseft men dat het opletten geblazen is bij de keuze van een exemplaar als bron. In een drukvorm zaten alle pagina's die aan één kant van een vel papier werden gedrukt. (En een ander drukvorm voor de achterkant.) De volgorde van de pagina's in de drukvorm lijkt soms willekeurig, maar is altijd zeer bewust gekozen. Het vel moest namelijk een aantal keren gevouwen worden tot een katern dat ingebonden kon worden. Met het vouwen blijken de pagina's precies in de goede volgorde te komen. Verderop in dit artikel zult u de notaties 8o en 12o tegenkomen. Deze afkortingen betekenen dat de vellen papier waaruit het boek bestaat tot katernen van respectievelijk in 8 en 12 bladen zijn gevouwen. Het volgende begrip dat we moeten introduceren is de katernsignatuur. De katernsignatuur is een kenmerk dat de zetter onderaan de pagina plaatst als aanwijzing voor de binder. Men kan aan de signaturen zien hoe het vel tot een katern moet worden gevouwen en in welke volgorde de katernen moeten worden ingebonden. Een normale reeks signaturen loopt vanaf de A alfabetisch op, eventueel voorgezet als Aa. Binnen een katern zijn de eerste bladen onafhankelijk van de paginering in de signatuur genummerd. (Bijvoorbeeld: B1, B2, B3, B4, B5.) De katernsignaturen hebben niets met de tekst zelf te maken en zijn daardoor een ‘toevalligheid’ die een aanwijzing kan geven over het productieproces. De custode of bladwachter had een soortgelijke functie als de katernsignatuur. Een custode werd veelal onderaan de pagina geplaatst en verwees naar de volgende pagina door alvast het eerste woord of de eerste woorden van de volgende pagina te laten zien. Tot zover ons begrippenmateriaal Als u zich verder in deze materie wilt verdiepen, kan ik u het ‘handboek editiewetenschap’ Naar de letter van Marita Mathijsen aanbevelen.Ga naar voetnoot25 We kunnen nu overgaan tot de analyse. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Thalia'sIn de UB Amsterdam ligt onder de signatuur 1016 H 35 een klein boekje met de titel Thalia, of geurige sang-goddin. De auteur verschuilt zich achter zijn initialen ‘W.G.V.F.’. Kennelijk hebben we hier met een auteur te maken waarvan de naam op het moment van het verschijnen van het boek geen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kopers trekt. Volgens de titelpagina is dit boekje in 1665 gedrukt, maar dat moeten wij niet te snel geloven. Het komt helaas nogal eens voor dat de drukker het publiek opzettelijk of onopzettelijk misleidt.
Als we dit boekje op de analytisch bibliografische manier onderzoek kunnen we de volgende beschrijving ervan opstellen: 12o: A12, B12(±B1), C-N12. Dit betekent dat het boekje bestaat uit katernen van 1 vel papier dat tot 12 pagina's is gevouwen. Er zijn 13 katernen, waarvan de volgorde met de letters A tot en met N is aangegeven. (De J werd om verwarring met de I te voorkomen altijd overgeslagen.) In het B-katern is het oorspronkelijke eerste blad vervangen door een ander. Waarom zou dat gedaan zijn? Om daar achter te komen zouden we het liefst ook het oorspronkelijke blad hebben. Soms is dat te vinden in een ander exemplaar van dezelfde editie. In dit geval boffen we, want van de 5 door mij onderzochte exemplaren is er inderdaad één met dit oorspronkelijke blad. Het gaat hier om het exemplaar in de Koninklijke Bibliotheek met de signatuur KB 174 E 5:1. Als we nu het oorspronkelijke met het vervangende blad vergelijken, zien we een aantal verschillen: UBA 1016 H 35
KB 174 E 5
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en zo nog wat verschillen in spelling en interpunctie, ook op de versozijde van dit blad. Het zijn geen wijzigingen waar een 17de-eeuwse drukker (zetter) normaal gesproken van wakker ligt. Waarom zou toch de moeite zijn gedaan om het blad te vervangen? Heeft de auteur zich ermee bemoeid? Zou de auteur dit echt belangrijk hebben gevonden? We weten het niet.
Behalve het boek zelf is er soms ‘circumstantial evidence’ voor de status van een bron. In dit geval hebben we het grote geluk dat de uitgever Johannes van den Bergh het boek door middel van een advertentie onder de aandacht heeft willen brengen. In de Oprechte Haerlemse Saterdaegse Courant van 20 december 1664 vinden de volgende tekst: t'Amsterdam, by Iohannes van den Bergh, Boeckverkooper besyden het Stadthuys, in de Boeck-winckel, is ghedruckt en werdt uyt-gegeven Thalia of geurige Sangh Goddin, bestaende in de aerdighste ende vermaeckelijckste Geuren, als Typhon ofte Reusen Strijdt, Bruylofts en Verjaer-dichten, Sonnet, Rondeelen, Maddrigale Kluchte van de Wayery: item Klucht van een Quacksalver, dewelcke een wonderlijcken Oly getrocken heeft uyt den aller Keyen Key van Amersfoort, om aller Keyen te genesen; ende veel andere Vermaeckelijckheden, so Frans als Duyts; noyt voor desen meer in Druk geweest: gerijmt door W.G. van Fockenb: Medicijnen Doctoor. In 12. Sijn mede te bekomen tot Leyden, by Iacobus Burghoorn, Boeckverkooper, over het Stadthuys. We zien hier dat Van den Bergh het boekje nadrukkelijk aanprijst als een geestig boekje (hetgeen de titel natuurlijk al doet vermoeden). Over de auteur is hij in de advertentie iets mededeelzamer dan op de titelpagina, al moet deze het nog steeds zonder de laatste drie letters van zijn achternaam doen. Opvallend is dat hier wordt gemeld dat de auteur ‘Medicijnen Doctoor’ is. Kennelijk geldt dit als aanbeveling. Het is ook aardig om te zien dat het boek tevens te koop was bij Jacobus Burghoorn in Leiden. Behalve de tekst van de advertentie is ook de datum van verschijning interessant: 20 december 1664. We kunnen dus inderdaad het jaartal op de titelpagina niet vertrouwen. Johannes van den Bergh drukte in december 1664 reeds met het jaartal 1665, waarschijnlijk om het boek langer ‘nieuw’ te houden. Deze wetenschap zal ons verderop nog te pas komen.
Laten we nu verder kijken naar een ander boekje, ook uit de UB AmsterdamGa naar voetnoot26. Het gaat om dezelfde titel van dezelfde uitgever, maar nu met het jaartal 1668. Het is een heel zeldzaam boekje. Het is 't enige exemplaar van deze titel met dit jaartal. Volgens mijn voorgangers is dit de tweede drukGa naar voetnoot27 en daar lijkt het ook sterk op. De titel luidt nu Eerste deel van Thalia. Het is dus te verwachten dat er nu ook een tweede deel is. Laten we ook dit boekje eens wat nauwkeuriger bekijken. De opbouw blijkt dan te zijn 12o: A12-N12. Deze is dus gelijk aan de editie met het jaartal 1665. Maar nu is er geen verbeterblad. Als we de paginering van het boekje doorlopen, blijkt daar een foutje in gemaakt te zijn: pagina 270 is abusievelijk gepagineerd als 370. Dit soort foutjes kunnen belangrijke aanwijzingen geven.
In die zelfde UB Amsterdam ligt nog een Eerste deel van Thalia, maar nu met het jaartal 1669.Ga naar voetnoot28 De opbouw is weer 12o: A12-N12 en de paginering..., die vertoont dezelfde fout die wij hiervoor geconstateerd hebben. Dat is iets té toevallig. Laten we die twee exemplaren een eens naast elkaar leggen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UB Amsterdam 2396 E 6
UB Amsterdam 2435 G 9
Als we ze grondig met elkaar vergelijken, zien we dat de pagina's van hetzelfde zetsel zijn gedrukt. We kunnen dat zien aan het gebruik van dezelfde beschadigde letters, zoals de tweede d van ‘zang-goddin’, of de V in ‘w.g.v.f.’. En als we een diagonaal over de pagina trekken zien we dat deze op exact dezelfde manier de letters op de pagina snijdt. We hebben hier dus niet te maken met twee edities, maar met varianten van één editie die verschillen in het jaartal op de titelpagina.
Voor ons doel willen we nu graag weten hoe de edities met het jaartal 1665 en die met de jaartallen 1668/1669 zich tot elkaar verhouden. Welke staat dichter bij de tekst zoals die door de auteur bedoeld is? Wanneer we de inhoud van beide edities verder met elkaar vergelijken, zien we dat de verdeling van de tekst over de pagina's in vrijwel het hele boek regel voor regel met elkaar overeenkomt. Als illustratie hiervan geef ik een beschrijving van de inhoud van het F-katern.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We hebben hier dus te maken met een regel voor regel herdruk, waarbij de ene editie als kopij is gebruikt voor de ander. Het ligt voor de hand aan te nemen dat de editie met 1665 er eerder was en dus als kopij moet hebben gediend. We weten echter dat we voorzichtig moeten zijn met het geloven van jaartallen op titelpagina's. Gelukkig hebben we een beter bewijs. In het A-katern treffen we namelijk toch verschillen aan.
Deze verschuiving van de tekst levert in dit geval een belangrijke aanwijzing op. In de editie met het jaartal 1665 verwijst de custode ‘Denen’ op pagina A3r correct naar het eerste woord op A3v, ‘Denen’. In de editie met de jaartallen 1668/1669 treffen we op A3r ook de custode ‘Denen’ aan, maar door de verschuiving van de tekst is het eerste woord op A3v ‘mond’. De zetter heeft dus klakkeloos de oorspronkelijke custode overgenomen. Een beter bewijs voor de kopij kunnen we ons niet wensen.
Zoals we reeds vermoedden is er nu ook een Tweede deel van Thalia. We vinden weer exemplaren met de jaartallen 1668 en 1669 in de UB Amsterdam.Ga naar voetnoot29 Tot nu toe was iedereen het er over eens dat die van 1668 de eerste druk moest zijn en die van 1669 de tweede. Wij zijn nu natuurlijk gewaarschuwd en leggen de titelpagina's maar direct naast elkaar. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UB Amsterdam 2396 E 6
UB Amsterdam 2435 G 9
Ook hier hebben we te maken met hetzelfde zetsel en dat geldt ook voor de rest van het boekje. We hebben dus wederom te maken met één editie, met een variant in het jaartal. Dit was nu wat we konden verwachten, maar als we goed kijken, valt ons nog iets bijzonders op. We zien dezelfde beschadigde letters die wij al eerder opmerkten op de titelpagina van het Eerste deel van Thalia. Voor de titelpagina's van beide delen blijkt overwegend hetzelfde zetsel gebruikt te zijn. Dit hergebruik van zogenaamd ‘staand zetsel’ wijst erop dat beide titelpagina's kort na elkaar zijn gedrukt.
Er zijn meer bijzonderheden. Als we naar de opbouw van het Tweede deel van Thalia kijken, constateren we dat ook bij deze editie met verbeterbladen is gewerkt: (*2), A12(-A1), B-N12, O4. Het oorspronkelijke eerste blad is dus vervangen door twee bladen die met een asterisk zijn gesigneerd. Op deze vervangende bladen treffen we het volgende aan:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ongetwijfeld was de rectozijde van het originele blad ook de titelpagina. Logischerwijs moet het begin van de tekst van de ‘Tymon’ op de versozijde hebben gestaan. We kunnen hieruit opmaken dat het oorspronkelijke eerste blad is vervangen om plaats te maken voor de lofdichten van Moonen. Nu was het heel normaal dat het zogenaamde ‘voorwerk’ van een boek, een opdracht of lofdichten, soms een inhoudsopgave, later in de zetterij werd afgeleverd. In dat geval begon de zetter alvast met de hoofdtekst in een A-katern. Het katern met de titelpagina en het voorwerk kreeg dan een asterisk als signatuur. In dit geval kwamen de lofdichten voor de zetter onverwacht. Hij had de titelpagina reeds in het A-katern gezet. Gelukkig hoeft het voor wat betreft het originele A1-blad niet bij reconstructies te blijven. In de KB treffen wij een exemplaar aan dat nog dit originele blad bevat.Ga naar voetnoot30 Kennelijk een exemplaar dat vrijwel direct na het drukken verkocht is.Ga naar voetnoot31 Ons valt direct op dat deze originele titelpagina het jaartal 1669 heeft. Er werd dus eerst gedrukt met het jaartal 1669, toen met 1668, en ten slotte nogmaals met 1669, en dat allemaal in één en dezelfde editie! Verder valt op dat het zetsel volstrekt anders is dan dat van de overige titelpagina's. Geen beschadigde d of v en ook heel anders over de pagina verdeeld. De pagina is dus niet van de leverancier van het staand zetsel dat we in de andere titelpagina's hebben gezien. Deze titelpagina zal dus enige tijd vóór de andere zijn gezet.Ga naar voetnoot32 We moeten dan concluderen dat het Tweede deel van Thalia is verschenen vóór de tweede editie van het eerste deel. Voor deze relatieve volgorde hebben we nog meer bewijs, want ook dit keer heeft Johannes van den Bergh zijn koopwaar aangeprezen in de Oprechte Haerlemse Courant. Op 7 augustus 1668 staat de volgende advertentie in de courant: Tot Amsterdam, by Iohannes van den Bergh, Boeckverkooper bezijden het Stadthuys, is gedruckt en werdt uytgegeven, Het tweede Deel van Thalia, of geurige Zang Goddin; bestaende in de aerdighste vermaeckelijckste Geuren, als Tymon van Lucianus, Toneelscherwijs uytgebeelt. Item, de AEneas van Virgilius. Item, Bruylofts en Verjaer-Dichten, Sonnet, Rondeelen, Maddrigualen, Kluchten ende andere Vermaecklijckheden meer, als Burlescus, soo Frans als Duyts: Noyt voor desen soo ghedruckt. In 12. Sijn mede te bekomen tot Rotterdam by Arnout Leers, tot Leyden by Iacobus Burghoorn. En op 25 augustus 1668: Tot Amsterdam, by Iohannes van den Bergh, Boeckverkooper bezyden het Stadthuys, is gedruckt en werdt uitgegeven, het eerste en tweede Deel van Thalia, of Geurige Zang-Goddin; bestaande in de aardigste en vermakelijckste Geuren, als Thiphon, ofte Reuse-strijt, &c. soo Frans als Duyts; noyt voor desen meer ghedruckt: alles in Burlesques, door Dr. Willem van Fockenburgh. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De eerste advertentie is redelijk uitgebreid over de inhoud, maar de auteur wordt hierin geheel niet genoemd. In de tweede advertentie zien wij de naam van de auteur voor het eerst voluit. Maar wat belangrijker is, is dat deze advertenties het verschijnen van de boekjes nauwkeuriger dateren.
Aangezien in de eerste advertentie nog geen sprake is van het eerste deel, zal dit toen nog niet klaar zijn geweest. Het tweede deel natuurlijk wel, maar we weten niet hoe lang dit al klaar was. Als Van den Bergh is begonnen aan het tweede deel nadat het eerste was afgerond, had hij 16 werkdagen voor het zetten en drukken van 13 katernen 12o = 312 pagina's. Dat moet flink doorwerken zijn geweest voor een kleine drukker. Het is waarschijnlijker dat hij er langer over heeft gedaan en het eerste deel dus al voor 7 augustus klaar was. Hoewel ik er geen bewijs voor heb, denk ik dat het boekje al voor 17 juli klaar was. Op die dag vertrekt Focquenbroch namelijk met het schip ‘De Gideon’ van Texel naar Elmina. We weten dat Van den Bergh en Focquenbroch een meer dan zakelijke relatie hadden.Ga naar voetnoot33 Ik denk dat Van den Bergh alles op alles gezet heeft om Focquenbroch nog een gedrukt exemplaar van zijn boekje mee te geven. Door deze haast heeft hij ook geen rekening gehouden met eventueel voorwerk. Die lofdichten van Moonen heeft Focquenbroch niet in druk gezien.
We zien nu dat het criterium ‘laatste editie bij leven’Ga naar voetnoot34 voor de keuze van een brontekst eigenlijk helemaal geen goede is. Doordat Focquenbroch 17 juli 1668 naar Elmina was vertrokken, heeft hij de tweede editie van het Eerste deel van Thalia nooit kunnen corrigeren. De eerste editie wel. Tenzij latere edities opnieuw teruggrijpen op handschriftelijk kopij, en dat is niet zoGa naar voetnoot35, moet de eerste editie, met het jaartal 1665, beschouwd worden als de tekst die het dichtst bij de auteur staat. Deze tekst gaat terug op handschriftelijke kopij en bovendien heeft de auteur het drukproces kunnen begeleiden.Ga naar voetnoot36
Voor het Tweede deel van Thalia moet onze keuze op de eerste editie vallen die voorkomt met de jaartallen 1668 en 1669, want ook deze editie gaat terug op handschriftelijke kopij. Mogelijk heeft de auteur zo kort voor zijn vertrek nog gelegenheid gehad een en ander na te kijken. Later zeker niet meer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Min in't Lazarus-huysEen ander uitdagend geval is de Min in't Lazarus-huys. Dit ‘blijspel’ is zeer populair geweest en is ook in onze tijd verschillende keren opgevoerd. De keuze van de editeur lijkt hier een eenvoudige. Iedereen is het er over eens dat de editie uit 1674 bij Jacob Vinckel de eerste was. De uitgave was postuum, Focquenbroch was in 1670 op de Goudkust overleden, dus bij deze en latere edities kan er geen bemoeienis van de auteur geweest zijn. Maar ook hier bedriegt de schijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UB Utrecht 95 H 3:4
KBH 3 K 1:4
U ziet hier de titelpagina van een exemplaar van de vermeende eerste editie. Daarvan zijn flink wat exemplaren bewaard gebleven. Niet alleen als zelfstandige uitgave, maar ook als onderdeel van Alle de wercken uit 1679. Voor die uitgave hebben Lindenius en Vinck De min in't lazarushuys niet zelf opnieuw gedrukt, maar de uitgave van Vinckel ingevoegd. Om toch de eenheid binnen de editie van Alle de wercken te behouden, is in veel gevallen een gravure van Schoonebeeck toegevoegd, die ook de andere onderdelen van Alle de wercken geïllustreerd heeft. In enkele gevallen is de originele titelpagina zelfs hierdoor vervangen. Ik spreek natuurlijk niet voor niets over ‘vermeende eerste editie’. Als we namelijk alle beschikbare exemplaren van deze editie werkelijk gaan onderzoeken, dan komen we iets opmerkelijks tegen in de UB Leiden.Ga naar voetnoot37 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UB Leiden 1096 G 10
Bij vergelijking van deze titelpagina met die uit Utrecht zien we dat deze ander lettermateriaal bevat. Dit is heel duidelijk te zien aan de B en de P in ‘blyspel’. Om dit te kunnen constateren moet je wel de exemplaren, of de afbeeldingen daarvan naast elkaar leggen. Maar er is meer aan de hand. Het adres van de boekverkoper luidt op de een ‘in de Histo- | rie-schrijver’, en op de ander ‘in de Histo- | rie Schrijver.’. Dit verschil moet ook opvallen als er een accurate transcriptie van de titelpagina is gemaakt. Als we de boekjes verder met elkaar vergelijken, zien we zonneklaar dat we met geheel verschillende edities te maken hebben. De opbouw van het Utrechtse exemplaar is: @, A-E8, F4. (De @ duidt de toegevoegde gravure van Schoonderbeeck aan.) De opbouw van het Leidse exemplaar is: *4, A-D8, E4. De relatieve volgorde van deze edities is gemakkelijk vast te stellen. Wij hebben eerder al de gewoonte van drukkers vermeld om het voorwerk met een asterisk te signeren als dit nog niet beschikbaar was bij het begin van het zetproces. Dit klopt precies met wat we hier zien. De tekst van het toneelstuk zelf begint op blad A1, het *-katern is gevuld met een opdracht en een voorwoord. De editie met de asterisk is dus de echte eerste editie en deze is veel zeldzamer dan tot nu toe verondersteld. Mij zijn slechts 3 exemplaren bekend, waarvan één in privé-bezit.Ga naar voetnoot38 Deze relatieve zeldzaamheid heeft er toe geleid dat tot nu toe alle tekstuitgaven toevallig op de ‘verkeerde eerste editie’ zijn gebaseerd.Ga naar voetnoot39 De overige 10 bekende exemplaren zijn dus van de tweede editie, die op de eerste is gebaseerd. Ook in dit geval zegt het jaartal op de titelpagina niet veel. Aangezien er in of rond 1679 nog voldoende exemplaren waren om bij de editie van Alle de wercken gevoegd te worden, vermoed ik dat deze editie ook rond die tijd gedrukt is. Bij het zetten van deze editie is dan klakkeloos het jaartal van de kopij overgenomen.Ga naar voetnoot40 De tekst van de eerste editie gaat natuurlijk terug op handschriftelijke kopij. Bij de keuze van een bron voor een moderne editie heeft deze de voorkeur, behalve als de auteur betrokken is geweest | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bij latere edities, of wanneer een latere editie weer teruggrijpt op de originele handschriftelijke kopij. Aangezien we het hier over postume edities hebben is de eerste optie uitgesloten, maar er zijn wel edities die het tweede claimen. KBH 9 B 1
UB Leiden 1095 H 27
Er is een editie van De Wees uit Alkmaar zonder jaar van uitgave en een editie van De Groot uit Amsterdam met het jaartal 1687 die pretenderen ‘van nieuws oversien, en verbetert, na de oprechte copye van den autheur’ te zijn. Bovendien zijn beide ‘noyt voor desen soo gedruckt’. Het is duidelijk dat de ene editie hier de andere napraat, maar moeten we dit überhaupt geloven? Is er inderdaad teruggegrepen op kopij van de auteur? En bij welke van de twee was dat dan zo? Ook hier wordt de analytisch bibliograaf weer geholpen door ‘circumstantial evidence’. Het is opmerkelijk dat de editie van De Wees de enige is die buiten Amsterdam is verschenen. Hoe kwam een Alkmaarse boekverkoper op het idee om De min in't lazarus-huys te gaan drukken? Wanneer we onderzoeken wat De Wees nog meer uitgegeven heeft, komen we het volgende pamflet tegen:Ga naar voetnoot41 De Doodelijke Nasmaek van de France Brandewijn, en de levendige Voor-smaek van't Orangie-water. | Stemme: Sa allon, op Dragon, &c. | [...] | I. Ulaeus. | [ _ ] | t'Alckmaer, Gedruckt by Pieter de Wees, Boeckdrucker en Verkooper in de Langestraet inde Vinder van de Druck-konst. || | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die I. Ulaeus kennen we natuurlijk. Het was Focquenbrochs beste vriend en co-auteur van verschillende werken. Johannes Ulaeus blijkt enige tijd in Alkmaar gewoond te hebben en daar contact te hebben gehad met De Wees.Ga naar voetnoot42 Dit maakt de claim van deze editie wel heel geloofwaardig. De Groot, die niet op zo'n bijzondere relatie met de vrienden van de auteur kon bogen, drukte zijn editie aan de hand van die van De Wees en nam de claim over omdat deze nu eenmaal op de titelpagina van zijn kopij stond. We hebben nu dus twee edities die beide teruggaan op handschriftelijke kopij. Die van De Wees slechts deels. Hij is gezet op basis van een oudere editie en nagekeken aan de hand van handschriftelijke kopij.Ga naar voetnoot43 In de echte eerste druk zijn hiaten in de tekst vastgesteld. Deze hiaten zijn in de editie van De Wees hersteld. en dus heeft die in ieder geval een completere tekst. Ik zou in dit geval de editie van De Wees hanteren als bron voor een moderne editie, maar deze tekst wel nauwkeurig vergelijken met die van de echte eerste editie, omdat ook die grote autoriteit bezit. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van zeventiende-eeuwse naar moderne edities van Focquenbrochs werkenHierboven hebben we een aantal edities onderzocht van Focquenbrochs werken met het doel de beste bron voor een moderne editie te vinden. We hebben edities geïdentificeerd, de relatieve volgorde van edities onderzocht, gekeken naar bemoeienis van de auteur, en naar het gebruik van handschriftelijke kopij. Ik heb dit onderzoek voor alle 47 edities van Focquenbrochs werken uitgevoerd, maar het zou voor dit artikel te ver voeren daar verslag van te doen. De spectaculairste bevindingen treft u hier, de rest is wat meer voorspelbaar. U kunt alles vinden in de genoemde analytische bibliografie die ik op internet heb gepubliceerd. U treft daar ook een ‘stemma’, een stamboom met de onderlinge afhankelijkheden tussen de edities. Ik hoop dat dit artikel het gebruik van die bibliografie een beetje aanmoedigt. Het is nu natuurlijk zaak om verder te gaan met de geselecteerde bronnen. Samen met Jan van Klink en Frans Wetzels heb ik het werk opgepakt om tot een betrouwbare transcriptie van deze bronnen te komen. Van de Thalia's en de Min is zo'n transcriptie voorhanden of in een vergevorderd stadium. Deze transcripties kunnen de basis vormen voor een moderne uitgave. Op het gebied van tekstverklaring en toelichting is er nog heel veel te doen. Ik nodig een ieder uit daar een bijdrage aan te leveren. Wij stellen onze transcripties voor dat doel graag beschikbaar. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage:
|
BF01 | De verwarde jalousy, Blyspel. Amsterdam: Jacob Lescaille, 1663. |
BF02 | Klucht van de weyery. Amsterdam: Jacob Vinckel, 1665. |
BF03 | Klucht van Hans Keyenvresser. Amsterdam: Jacob Vinckel, 1665. |
BF04 | Thalia, of geurige sang-goddin. Amsterdam: Johannes van den Bergh, 1665. |
BF05 | Een Hollandsche vuyst-slagh, op een Brabandsche koon. Z.pl. [1665]. |
BF06 | Een Hollandsche vuyst-slagh; op den Brabantsche koon. Z.pl. [1665]. |
BF07 | Verdubbelt zegen-sangh, der negen musen. Amsterdam: Johannes van den Bergh, 1666. |
BF08 | De herders-sangen van Virgilius Maro. Amsterdam: Johannes van den Bergh, 1666. |
BF09 | Thalia, of geurige zang-goddin, eerste deel. Amsterdam: Johannes van den Bergh, 1668/1669. |
BF10 | Thalia, of geurige zang-goddin, tweede deel. Amsterdam: Johannes van den Bergh, 1668/1669. |
BF11 | Thalia, of geurige zang-goddin, eerste deel. Amsterdam: Alexander Lintman, 1673. |
BF12 | Thalia, of geurige zang-goddin, tweede deel. Amsterdam: Alexander Lintman, 1673. |
BF13 | Min in't lazarus-huys, Blyspel. Amsterdam: Jacob Vinckel, 1674. (begint met *-katern) |
BF14 | Min in't lazarus-huys, Blyspel. Amsterdam: Jacob Vinckel, 1674. (begint met A-katern) |
BF15 | Alle de wercken, deel 1. [= Thalia, eerste deel] Amsterdam: Baltus Boeckholt, 1675/1676. |
BF16 | Thalia, of geurige zang-goddin, tweede deel. [= Alle de wercken, deel 2] Amsterdam: Baltus Boeckholt, 1675/1676. |
BF17 | Min in't lazarus-huys, Blyspel. [= Alle de wercken deel 4] Amsterdam: Baltus Boeckholt, [1675/1676]. |
BF18 | Afrikaense Thalia, of het derde deel van de geurige zang-godin. Amsterdam: Jan ten Hoorn, 1678. |
BF19 | Min in't lazarus-huys, Blyspel. Alkmaar: Pieter de Wees, z.j. |
BF20 | Thalia, of geurige sang-godin, eerste deel. En Thalia, of geurige sang-godin, tweede deel. Amsterdam: David Lindenius en Andries Vinck, 1679. |
BF21 | Afrikaense Thalia, of het derde deel van de geurige zang-godin. En De verwarde jalousy, Blyspel. Amsterdam: David Lindenius en Andries Vinck, 1679. |
BF22 | De herders-sangen van Virgilius Maro. Amsterdam: David Lindenius en Andries Vinck, 1679. |
BF23 | De verwarde jalousy, Blyspel. Amsterdam: Michiel de Groot, 1680. |
BF24 | Thalia, of geurige sang-godin, eerste deel. En Thalia, of geurige sang-godin, tweede deel. Amsterdam: Weduwe Michiel de Groot en Gysbert de Groot, 1682. |
BF25 | Afrikaense Thalia, of het derde deel van de geurige zang-godin. En De verwarde jalousy, Blyspel. Amsterdam: Weduwe Michiel de Groot en Gysbert de Groot, 1682. |
BF26 | De herders-sangen van Virgilius Maro. Amsterdam: Weduwe Michiel de Groot, 1682. |
BF27 | Min in't lazarus-huys, Blyspel. Amsterdam: Gysbert de Groot, 1687. |
BF28 | Alle de werken, eerste deel. Amsterdam: Weduwe Gysbert de Groot, 1696. |
BF29 | Alle de werken, tweede deel. Amsterdam: Weduwe Gysbert de Groot, 1696. |
BF30 | De verwarde jalouzy, Blyspel. (met ‘Wed.’ op titelpagina) Amsterdam: Weduwe Gysbert de Groot, z.j. |
BF31 | De verwarde jalouzy, Blyspel. (met ‘Weduwe’ op titelpagina) Amsterdam: Weduwe Gysbert de Groot, z.j. |
BF32 | Min in't lazarus-huys, Blyspel. Amsterdam: Weduwe Gysbert de Groot, 1702. |
BF33 | De verwarde jalouzy, Blyspel. Amsterdam: Erven Jacob Lescaille, 1705. |
BF34 | Alle de werken, eerste deel. Amsterdam: Weduwe Gysbert de Groot, 1709. |
BF35 | Alle de werken, tweede deel. Amsterdam: Weduwe Gysbert de Groot, 1709. (met fruit-vignet) |
BF36 | Min in't lazarus-huys, Blyspel. Amsterdam: Erve van weduwe Gysbert de Groot, z.j. |
BF37 | Alle de werken, eerste deel. Amsterdam: Erve weduwe Gysbert de Groot, 1723. |
BF38 | Alle de werken, tweede deel. Amsterdam: Weduwe Gysbert de Groot, 1709 [= 1723]. (met a: bloempot of b: vrouwekop) |
BF39 | De verwarde jalousy, Kluchtspel. Amsterdam: David Ruarus, 1730. (A2 gesigneerd) |
BF40 | De verwarde jalousy, Kluchtspel. Amsterdam: David Ruarus, 1730. (A2 niet gesigneerd) |
BF41 | Min in't lazarus-huys, Blyspel. Amsterdam: David Ruarus, 1732. (G6 en E5 correct gesigneerd) |
BF42 | Min in't lazarus-huys, Blyspel. Amsterdam: David Ruarus, 1732. (G6 en E5 gesigneerd als F5) |
BF43 | Min in't lazarus-huys, Blyspel. Amsterdam: David Ruarus, 1732. (G8 en D5 niet gesigneerd) |
BF44 | Min in't lazarus-huys, Blyspel. Amsterdam: David Ruarus, 1732. (G8 en D5 wel gesigneerd) |
BF45 | Alle de werken, eerste deel. Amsterdam: Steven van Esveldt, 1766. |
BF46 | Alle de werken, tweede deel. Amsterdam: Steven van Esveldt, 1766. |
BF47 | Min in't lazarus-huys, Blyspel. Amsterdam: J. Helders en A. Mars, 1783. |
- voetnoot1
- Dit artikel is een bewerking van de lezing die is gehouden tijdens het eerste Focquenbroch-symposium op 26 april 2003 in Amsterdam. De resultaten van het onderzoek dat hier gepresenteerd wordt zijn deels eerder gepubliceerd in de boekbespreking ‘Wolfgang Marguc: Willem Godschalck van Focquenbroch, Ergänzende Prolegomena. Leuven: Acco [1983].’ [...] in: Spectator 14 (1984-1985), p. 75-79. Bovendien zijn ze al enige jaren te vinden in mijn analytische bibliografie van Focquenbrochs werk op internet: http://focquenbroch.apud.net/. Aangezien geen van beide publicaties echt de aandacht heeft getrokken, kon ik deze resultaten toch als ‘nieuw’ presenteren op het symposium.
- voetnoot2
- Min in't lazarus-huys, Blyspel. Amsterdam: Jacob Vinckel, 1674. Exemplaar Leiden: UB 1096 G 10. p. 14 (=A7v)
- voetnoot3
- Min in't lazarus-huys, Blyspel. Amsterdam: Jacob Vinckel, 1674. Exemplaar Amsterdam: UB Port.ton 48-6. p. 16 (=B4v)
- voetnoot4
- De Min in't lazarus-huy is een bewerking van Lope de Vega's Los Locos de Valencia. In de overeenkomstige passage in dit toneelstuk staat ‘Esso anduuo por ai, de suerte que daño ha sido entre Platon, y Cupido’. Hier is het dus ook Plato in plaats van Pluto. Plato is natuurlijk ook gewoon beter. Aan de universiteit bestudeerde men wel Plato, en zo ver ik weet niet Pluto. (De planeet die Pluto wordt genoemd was in de tijd waar we het hier over hebben nog niet ontdekt.) Dat maakt het waarschijnlijk dat ‘Plato’ ook in de oorspronkelijke tekst van Focquenbroch stond. Met deze redenering lossen we echter slechts één tekstueel probleem op. Met de methode die ik in het artikel hanteer zullen we de relatieve betrouwbaarheid van gehele edities onderzoeken.
- voetnoot5
- W.G. van Focquenbroch: Bloemlezing uit zijn lyriek. Met een inleiding van W.F. Hermans. Amsterdam, 1946.
- voetnoot6
- W.G. van Focquenbroch: De geurige zanggodin. Keuze en inleiding door Bert Decorte. Hasselt, [1966]. Vlaamse pockets, Poëtisch erfdeel der Nederlanden 48. P. 8.
- voetnoot7
- W.G. van Focquenbroch: De verwarde jalousy. Ingeleid en geannoteerd door J.C. Feller. Gorinchem, 1967. P. 14.
- voetnoot8
- W.G. van Focquenbroch: De min in het lazarushuys. Blijspel. Ingeleid en van aantekeningen voorzien door Martha Terstegge. Z.pl., 1973. Wikor Theater Bibliotheek 35. Bijlage p. 2.
- voetnoot9
- W.G. van Focquenbroch: Bloemlezing uit de gedichten en brieven. Met inleiding en aantekeningen door C.J. Kuik. Zutphen, [1977]. Klassiek Letterkundig Pantheon 207. P. 3.
- voetnoot10
- W.G. van Focquenbroch: Typhon, of De reusen-strijdt. Ingeleid en geannoteerd. door L. Laureys. Zutphen, [1978]. Klassiek letterkundig pantheon, 224. P. 5.
- voetnoot11
- W.G. van Focquenbroch: De Afrikaanse brieven. Ingeleid door Rob Nieuwenhuys. Utrecht-Bunnik, [1985].
- voetnoot12
- Rob Nieuwenhuys: Focquenbroch, De Min in't lazarushuis. [Z.pl.]: Het Rotterdams Toneel, 1958.
- voetnoot13
- De Afrikaanse brieven. Utrecht-Bunnik, [1985]. P. 27-28.
- voetnoot14
- W.G. van Focquenbroch: Afrikaense Thalia. Uitgegeven door Jan Helwig. Deventer, 1986. FELL 5. Fotomechanische herdruk van de uitgave: Amsterdam: Jan ten Hoorn, 1678.
- voetnoot15
- W.G. van Focquenbroch: De min in't lazarushuis. Redactie Claudia de Weerd. Amsterdam, 1987.
- voetnoot16
- Ibid idem, p. 26-27.
- voetnoot17
- We hadden de editie van Helwig even buiten beschouwing gelaten.
- voetnoot18
- J.A. Worp: ‘Focquenbroch.’ In: De Gids 45 (1881), p.499-532
- voetnoot19
- W. Marguc: Willem Godschalck van Focquenbroch, Ergänzende Prolegomena. Leuven, 1982. Diss. Münster.
- voetnoot20
- Een groot deel van de bibliografie maakte onderdeel uit van de doctoraalscriptie die ik onder begeleiding van Van Selm heb geschreven. Zijn kennis, inzicht en enthousiasme hebben een onuitwisbare indruk op mij gemaakt en zijn ook nu nog, jaren na zijn vroegtijdige dood in 1991, een grote bron van inspiratie.
- voetnoot21
- J.A. Worp: ‘Focquenbroch.’ In: De Gids 45 (1881), p.521-522.
- voetnoot22
- J.A. Worp: ‘Focquenbroch.’ In: De Gids 45 (1881), p.529.
- voetnoot23
- ‘An edition, first of all, is all the copies of a book printed at any time (or times) from substantially the same setting op type, and includes all the various impressions, issues, and states which may have derived from that setting. As to the meaning of “substantially the same setting of type”, there are bound to be ambiguous cases, but we may take it as a simple rule of the thumb that there is a new edition when more the half the type has been reset. [...].’ Phillip Gaskell: A new introduction to bibliography. Oxford, 1979. P. 313.
- voetnoot24
- Op de titelpagina wordt heel verwarrend gesproken over ‘eerste druk / tweede oplage’.
- voetnoot25
- Maritha Mathijsen: Naar de letter, Handboek editiewetenschap. Van Assen: Van Gorcum, 1995. Dit is een hele goede Nederlandse inleiding in de editietechiek. Het kan echter niet gebruikt worden als ‘handboek’ voor analytische bibliografie. Daarvoor moet men toch terecht in de Angelsaksische literatuur. Het eerder genoemde boek van Gaskell is nog steeds te prefereren.
- voetnoot26
- UBA 2396 E 6
- voetnoot27
- In bibliografisch nauwkeuriger terminologie de tweede editie, want opnieuw gezet.
- voetnoot28
- UBA 2435 G 9
- voetnoot29
- Respectievelijk UBA 2396 E 6 en UBA 2435 G 9
- voetnoot30
- KB 174 E 5:2
- voetnoot31
- We kunnen hier tevens uit opmaken dat het even heeft geduurd voordat de lofdichten beschikbaar kwamen. Blijkbaar was het gehele boek al klaar en lag het in de winkel voordat deze de zetterij bereikten.
- voetnoot32
- Niet erna, want dit is de originele titelpagina.
- voetnoot33
- Er zijn gedichten van Focquenbroch voor zijn uitgever en zelfs een verjaarsdicht voor zijn vrouw.
- voetnoot34
- Zoals gehanteerd door Kuik.
- voetnoot35
- Het zou te ver voeren om dat in het kader van dit artikel aan te tonen. In mijn bibliografie kunt u de kopij-druk relatie vinden van de latere edities.
- voetnoot36
- Dat dit laatste ook feitelijk is gebeurd heb ik niet kunnen bewijzen. Uit de varianten maken we wel op dat de druk met aandacht is bekeken.
- voetnoot37
- UB Leiden 1096 G 10
- voetnoot38
- Het andere exemplaar in openbaar bezit is Amsterdam: Toneelmuseum 57 B 78:4.
- voetnoot39
- Als men een willekeurig exemplaar neemt van de veronderstelde eerste editie (alles met het jaartal 1674 van Vinckel) is er een kans van 2 op 12 dat men toevallig een exemplaar van de werkelijk eerste editie te pakken heeft.
- voetnoot40
- Het zou zelfs kunnen dat de editie speciaal op verzoek van Lindenius en Vinck is gedrukt. Het is in ieder geval opmerkelijk dat ook een van de exemplaren van de werkelijke eerste druk (het exemplaar in het toneelmuseum) is bijgebonden bij Alle de wercken van 1679. Kennelijk waren er in of rond dit jaar zelfs nog exemplaren van de eerste editie over. Waarom zou Vinckel op het moment dat hij nog winkeldochters heeft liggen al besluiten om bij te drukken als hij niet verzekerd was van een extra verkoopimpuls door opname in Alle de wercken?
- voetnoot41
- Den Haag: KB pamflet 10933
- voetnoot42
- Bovendien woonde ook Jacobus van Focquenbroch, Willems jongere broer, in die tijd in Alkmaar. Zie voor de precieze gegevens mijn biografie van Johannes Ulaeus op internet. www.apud.net/ulaeus. Een gedeelte hiervan treft u ook in het artikel van Karel Bostoen ‘Mogelijk een vroom gelaat en een vroom gewaad, maar beslist onvrome praat: de aankomend predikant Johannes Ulaeus in zijn Alkmaars “Collegij”’ in dit nummer van Fumus.
- voetnoot43
- Een zetter gaf altijd de voorkeur aan gedrukte kopij. Deze was beter leesbaar en bovendien kon men vaak ook de opmaak overnemen.