De Franse Nederlanden / Les Pays-Bas Français. Jaargang 2014

[p. 9]

[De Franse Nederlanden jaargang 2014]

Voorwoord | Avant-propos
Luc Devoldere
Hoofdredacteur | Rédacteur en chef

[Nederlands]

Nu we de honderdste verjaardag van de Eerst Wereldoorlog herdenken, gaan we in dit jaarboek verder met onze reeks die probeert vergeten facetten van die Oorlog in Vlaanderen en de Franse Nederlanden te belichten. Na het artikel over de Chinezen aan het westelijk front vorig jaar, zoemen we dit jaar in op het vergeten front tussen Armentiers en Béthune, en met name op het nieuwe kerkhof en museum van Fromelles, dat de nutteloze slag van Fromelles van 1916 herdenkt waarbij bijna 2000 Australiërs sneuvelden. We publiceren ook fragmenten uit een kroniek over de slag bij de Kemmelberg in het voorjaar van 1918 die een Franse officier en priesterstudent uit Boeschepe, Jérôme Verdonck, na de oorlog schreef, op twee momenten in zijn

[Frans]

Dans le cadre de la commémoration du centenaire de la Grande Guerre, nous poursuivons la publication de notre série d'articles concernant les aspects oubliés de ce conflit en Flandre belge et dans les Pays-Bas français. Après avoir consacré l'an dernier un article aux Chinois sur le front de l'Ouest nous nous intéressons cette année au front oublié qui allait d'Armentières à Béthune, notamment au nouveau cimetière et musée fromellois consacré à l'inutile bataille de Fromelles, au cours de laquelle près de 2000 Australiens ont laissé la vie. Nous donnons aussi des extraits d'une chronique sur la bataille du mont Kemmel, au printemps 1918, que Jérôme Verdonck, alors officier et séminariste français, originaire de Boeschèpe, écrivit après guerre, à deux moments de sa vie et en deux langues (français et néerlandais).

[p. 10]

[Nederlands]

leven en in twee talen, het Frans én het Nederlands.

De geschiedenis is nog aanwezig in de gedaante van de slag van Bouvines (1214), van protestantse vluchtelingen uit Noord-Frankrijk in Leiden in de zestiende en zeventiende eeuw, of onder de vorm van de invloed die Anseele en Gentse socialisten in Noord-Frankrijk aan het einde van de negentiende eeuw hadden op de organisatie van het Franse socialisme.

Maar het heden is even duidelijk aanwezig in deze editie. Het Europees kanaalproject Seine Noord, ontegensprekelijk een ambitieus infrastructuurwerk dat zeven havens (La Havre, Rouen, Duinkerke, Zeebrugge, Gent, Antwerpen en Rotterdam) moet verbinden, passeert de revue, maar ook de vlasindustrie die ooit de Leiestreek domineerde en verdween maar stilletjes lijkt teruggekeerd in nieuwe gedaantes. Het onderwijs Nederlands aan de Noord-Franse universiteiten wordt belicht. Het bewustzijn van het belang van dit onderwijs in de taal van de buur voor de Fransen, is er eindelijk. Nu nog de daden. In dat kader krijgt ook het overbrengen van de bibliotheek van het Parijse institut Néerlandais naar de universiteit Lille III aandacht.

Philippe André Royer werpt een blik op zijn Sint-Winoksbergen (Bergues) dat hij lang geleden achter zich heeft gelaten maar nooit echt verlaten. Mahjoub Ben Bella brengt schilderend erg verscheiden werelden, van het Algierse Oran tot Tourcoing, bij elkaar. Jeroen Stam interesseert Vlaamse en Nederlandse

[Frans]

L'histoire est également présente à travers la bataille de Bouvines en 1214, l'exil des huguenots du nord de la France à Leyde aux XVI^e et XVII^e siècles, et l'influence d'Anseele et des socialistes gantois sur l'organisation du socialisme français à la fin du XIX^e siècle.

Mais le présent a également toute sa place dans cette livraison. Le projet européen du canal Seine-Nord Europe, une infrastructure ambitieuse s'il en est, qui doit relier sept ports (Le Havre, Rouen, Dunkerque, Zeebruges, Gand, Anvers et Rotterdam), est passé en revue, de même que l'industrie du lin, florissante autrefois dans la vallée de la Lys et disparue, mais qui fait aujourd'hui un retour en force d'une autre manière. L'enseignement du néerlandais dans les universités du Nord-Pas-de-Calais est l'objet d'une analyse. On prend enfin conscience en France de l'intérêt d'étudier la langue de son voisin. Il est temps de passer aux actes. C'est aussi dans ce cadre que s'inscrit le transfert de la bibliothèque de l'Institut néerlandais (Paris) à l'université Lille 3.

Philippe André Royer jette un regard sur Bergues qu'il a quitté il y a longtemps mais n'a jamais oublié. Mahjoub Ben Bella réunit dans la peinture les univers si éloignés d'Oran et de Tourcoing. Jeroen Stam veut susciter l'intérêt des touristes flamands et néerlandais pour le Nord-Pas-de-Calais, qui dispose incontestablement de grands atouts touristiques.

L'an prochain, ces annales auront quarante ans. Nous marquerons ce quarantième anniversaire par une édition spéciale. Nous voulons, pour une fois, raconter l'histoire des Pays-Bas français

[p. 11]

[Nederlands]

toeristen voor Noord-Frankrijk, dat zonder twijfel een groot potentieel op toeristisch gebied heeft.

Volgend jaar bestaat dit jaarboek veertig jaar. We willen die verjaardag vieren met een speciale editie. We willen namelijk voor één keer het verhaal van de Franse Nederlanden vertellen aan de hand van de lieux de mémoire die het gebied heeft opgeleverd.

De term ‘lieu de mémoire’ werd in 1984 gemunt door de Franse historicus Pierre Nora. In zijn opvatting kon een eigentijdse geschiedschrijving van Frankrijk niet langer - zoals bijvoorbeeld de grote nationale geschiedschrijving van Michelet en Braudel dat wél was geweest - een (chronologisch geordend) verhaal van ‘positieve’ realiteiten zijn, maar moest een historiografie van herinneringen aan deze voorgoed vervlogen realiteiten worden. En een dergelijke historiografie - een ‘geschiedenis in de tweede graad’ - diende zich te concentreren op de ‘plaatsen’ waaraan deze herinneringen zich hechtten, de pleisterplaatsen van het geheugen. De redactie is ervan overtuigd dat een dergelijke aanpak een andere blik kan werpen op de Franse Nederlanden.

[Frans]

à travers les lieux de mémoire qu'offre la région.

Le terme ‘lieu de mémoire’ a été forgé en 1984 par Pierre Nora. Pour cet historien français, l'historiographie contemporaine de la France ne pouvait plus être, à l'instar de la grande fresque nationale de Michelet ou de Braudel, un récit (chronologique) de faits ‘positifs’, mais une histoire des souvenirs de ces faits définitivement passés. Une telle historiographie, qui est une ‘histoire au second degré’, devait se concentrer sur les ‘lieux’ auxquels ces souvenirs étaient liés et qui constituaient autant d'étapes de la mémoire. La rédaction partage la conviction qu'une telle approche historique peut jeter un regard neuf sur les Pays-Bas français.