| |
| |
| |
Woordenboek van het Frans-Vlaams
Amand Berteloot
In het jaar 1678 werd de zuidwestelijke hoek van het Nederlandse taalgebied door Lodewijk XIV geannexeerd. Het Frans werd de officiële taal en de plaatselijke Nederlandse taalvariëteit verdween naar het tweede plan. Steeds meer families gaven de streektaal niet meer aan de kinderen door, zodat het aantal moedertaalsprekers gestaag ging dalen. Op dit ogenblik hoort men ze er vrijwel alleen nog uit de mond van de oudste generatie. Het is verheugend dat de belangstelling voor het Nederlands in Noord-Frankrijk in de laatste tijd ook bij de jongeren toeneemt, maar zij leren op school vooral de Nederlandse standaardtaal en nog slechts zelden de oude Vlaamse streektaal. De autochtone variëteit heeft nauwelijks nog overlevingskansen.
Onder de gegeven omstandigheden is het belangrijk om wat er van het Frans-Vlaams nog leeft voor het nageslacht te bewaren. Al in de jaren '50 begon de Gentse hoogleraar Willem Pée met dialectonderzoek in Frans-Vlaanderen. Dat werd later door zijn opvolgers V.F. Vanacker en J. Taeldeman verdergezet. Aan de vakgroep Nederlandse Taalkunde werd een aparte ‘studiecel’ opgericht die zich uitsluitend met dialectonderzoek bezighield, voornamelijk in Frans-Vlaanderen. De redacteurs van het Woordenboek van de Vlaamse dialecten registreren de woordenschat van Frans-Vlaanderen zo omvattend en systematisch mogelijk. Cyriel
| |
Dictionnaire du Flamand de France
Amand Berteloot
En 1678, le coin Sud-Ouest du territoire néerlandais fut annexé par Louis XIV. Le français y devint, dès lors, la langue officielle, et la variété linguistique néerlandaise locale fut reléguée au second plan. De plus en plus de familles cessèrent de transmettre le dialecte local à leurs enfants, de sorte que le nombre de locuteurs natifs diminua progressivement. A l'heure actuelle, seule la génération la plus vieille le parle encore. Aussi pouvons-nous nous réjouir de ce que l'intérêt pour le néerlandais renaisse ces derniers temps dans le nord de la France, également parmi les jeunes qui, certes, apprennent surtout le néerlandais standard à l'école et rarement le vieux patois flamand. La variété autochtone n'a guère de chances de survivre.
Vu les circonstances, il est important de sauvegarder ce qui reste encore du flamand de France. Déjà dans les années '50, le professeur gantois Willem Pée avait entamé une recherche dialectale en Flandre française, recherche qui fut poursuivie par ses successeurs V.F. Vanacker et J. Taeldeman. L'unité de Linguistique néerlandaise se vit doter d'une ‘cellule d'étude’ séparée chargée de s'occuper exclusivement de la recherche dialectale, surtout en Flandre française. Les rédacteurs du Woordenboek van de Vlaamse dialecten (Dictionnaire des dialectes flamands) s'acquittent de cette tâche en enregistrant le vocabulaire de Flandre française de manière aussi
| |
| |
| |
[Nederlands]
Moeyaert van zijn kant was in de jaren zestig van de vorige eeuw begonnen met de materiaalverzameling voor een Frans-Vlaams idioticon, d.w.z. een woordenboek waarin niet de volledige woordenschat maar alleen de typische woorden, woordbetekenissen, uitdrukkingen en zegswijzen van de streek worden geregistreerd. De resultaten van zijn gesprekken met meer dan 250 zegslieden verschenen eerst in Ons Erfdeel in afleveringen (van 1965 tot 1980) onder de titel ‘Frans-Vlaamse
| |
[Frans]
exhaustive et systématique que possible. Dans les années soixante du siècle précédent, Cyriel Moeyaert s'était déjà lancé, pour sa part, dans la collecte de matériel destiné à un glossaire français-flamand, c.-à-d. un dictionnaire reprenant non pas l'ensemble du vocabulaire, mais uniquement les mots, significations, expressions et formules de la région. Les résultats de ses conversations avec plus de 250 informateurs parurent d'abord en différents épisodes sous le titre ‘Frans-Vlaamse Taal-
| |
| |
| |
[Nederlands]
Taaltuin’ en later in de rubriek ‘De Schrijftaal van de Westhoek in Frankrijk’ in het jaarboek De Franse Nederlanden-Les Pays-Bas Français (1976 tot 2005) en in de rubriek ‘Ons Oud Vlaams’ in de KFV-Mededelingen van het Komitee voor Frans-Vlaanderen (vanaf 1982, jg. 10). Nu is het complete werk in boekvorm verschenen, met een inleiding en aanvullingen door meerdere auteurs.
De uitgevers van het Woordenboek van het Frans-Vlaams hebben ervoor gekozen om de trefwoorden in een spelling te presenteren die aansluit bij die van het Algemeen Nederlands. Omdat die echter niet in staat is om alle uitspraaknuances van het dialect weer te geven, moest men allerlei compromissen sluiten, wat het opzoeken soms bemoeilijkt. Maar heeft men een keer het gezochte woord gevonden, dan krijgt men er altijd ook een keurige transcriptie in internationaal fonetisch schrift (IPA) bij. In de citaten en voorbeelden wordt anderzijds gebruik gemaakt van een door Moeyaert ontworpen klankschrift dat de uitspraaknuances van de klinkers door middel van combinaties van lettertekens uit het gewone Latijnse alfabet probeert weer te geven. De betekenis van deze tekens wordt uitvoerig toegelicht. Op die manier komen ook lezers die het IPA niet beheersen aan hun trekken.
De inleiding bij het woordenboek heeft heel wat te bieden. Naast de onvermijdelijke gebruiksaanwijzing vindt men er een overzicht over de geschiedenis en de taalgeschiedenis van Frans-Vlaanderen. Dan volgt een informatieve beschrijving van de klanken, de grammatica en de woordenschat van het Frans-Vlaams. Dit
| |
[Frans]
tuin’ (‘Jardin linguistique franco-flamand’) dans Ons Erfdeel (de 1965 à 1980) et, ensuite, dans la rubrique ‘La langue écrite du Westhoek français’) dans les annales De Franse Nederlanden-Les Pays-Bas Français (de 1976 à 2005) et dans la rubrique ‘Ons Oud Vlaams’ (‘Notre vieux flamand’) dans les KFV-Mededelingen du Komitee voor Frans-Vlaanderen (‘Comité pour la Flandre française’) (à partir de 1982, an. 10). Édité récemment sous forme de livre, l'ouvrage complet comprend une introduction et des compléments écrits par plusieurs auteurs.
Les éditeurs du Woordenboek van het Frans-Vlaams (Dictionnaire du flamand de France) choisirent de présenter les entrées dans une orthographe proche de celle du néerlandais général. Celle-ci n'étant pas capable de rendre toutes les nuances de prononciation du dialecte, il fallut, néanmoins, conclure toutes sortes de compromis, ce qui rend la recherche un peu ardue. Mais, une fois le mot trouvé, nous obtenons une transcription irréprochable en alphabet phonétique international (API). Les citations et exemples ont recours, quant à eux, à une transcription phonétique élaborée par Moeyaert, qui tente de rendre les nuances de la prononciation des voyelles au moyen de combinaisons de lettres tirées de l'alphabet latin ordinaire. La signification de ces signes est expliquée en détail. Ainsi les lecteurs ne maîtrisant pas l'API parviennent, eux aussi, à s'y retrouver.
L'introduction au dictionnaire a beaucoup à offrir. Outre la notice explicative obligatoire, nous y trouvons un aperçu de l'histoire et de l'histoire linguistique de la Flandre française. Suit une description informative des sons, de la gram-
| |
| |
| |
[Nederlands]
laatste vormt als het ware een handleiding voor wie het woordenboek systematisch wil bestuderen en het niet alleen als naslagwerk wil hanteren. De inleiding bevat ook een Franstalig voorwoord van de hand van Eric Duvoskeldt, dat geen directe vertaling is van de Nederlandse tekst maar alle nodige informatie voor de Franstalige gebruiker bevat. Hierin wordt ook nauwkeurig beschreven hoe men de tekencombinaties van Moeyaerts fonetische schrift dient uit te spreken. De inleiding bevat ook een kaartje waarop de woonplaatsen van de informanten zijn ingetekend en ze wordt afgerond met een goede bibliografie en een lijst van redactionele afkortingen.
Het lemma en de transcriptie gaan vergezeld van informatie over de flexie van de woorden. De eigenlijke woordverklaring gebeurt via synoniemen of omschrijvingen en wel in het Nederlands én in het Frans. Op de woordverklaring volgen meestal citaten, vergezeld van plaats en datum van registratie. Een aantal begrippen wordt met tekeningen van Luc Ameel treffend geïllustreerd. De Franse woordverklaringen werden achteraan in een handige ‘Index français-flamand’ alfabetisch gerangschikt waarin terugverwezen wordt naar de trefwoorden in het woordenboek.
Het lexicon is een ware schatkamer. In het oog springen uiteraard de typische woorden die ook buiten Frans-Vlaanderen als sjibbolet bekend staan zoals ‘puipegale’ (kruiwagen), ‘kaffiemarabout’ (koffiekan) en ‘lietje’ (beetje). Er zijn heel wat bijzondere planten-, boom- en diernamen in te vinden zoals ‘noenelui-
| |
[Frans]
maire et du vocabulaire du flamand de France. Ce dernier constitue un guide pour quiconque veut étudier systématiquement le dictionnaire plutôt que l'utiliser comme ouvrage de référence. L'introduction comprend également une préface en français d'Eric Duvoskeldt, qui n'est pas une traduction directe du texte néerlandais, mais qui comprend toutes les informations nécessaires à l'utilisateur francophone. Celui-ci y trouvera une description précise de la façon de prononcer les combinaisons de signes propres à la transcription phonétique de Moeyaert. L'introduction inclut aussi une petite carte où sont indiqués les endroits où vivent les informateurs, et se clôture sur une solide bibliographie et une liste des abréviations rédactionnelles.
L'entrée et la transcription s'accompagnent d'informations sur la déclinaison des mots. La définition nominale s'explique au moyen de synonymes ou de descriptions aussi bien en néerlandais qu'en français. Elle est, le plus souvent, suivie de citations accompagnées du lieu et de la date de l'enregistrement. Certains concepts sont illustrés avec pertinence par des dessins de Luc Ameel. Les définitions nominales françaises sont classées à l'arrière dans un ‘Index français-flamand’ alphabétique bien pratique, qui renvoie aux entrées du dictionnaire.
Le glossaire est une véritable salle du trésor. Sautent, évidemment, aux yeux les mots typiques qui sont aussi connus hors de la Flandre française que sjibbolet: ‘puipegale’ (brouette), ‘kaffiemarabout’ (cafetière) et ‘lietje’ (petit peu). Nous y trouvons de nombreux noms de plantes, d'arbres et d'animaux tels que ‘noene-
| |
| |
| |
[Nederlands]
der’ (krokus), ‘stinkewied’ (kamille), ‘butrape’ (biet), ‘boveling’ (knotwilg), ‘egetatse’ (hagedis) en ‘kokkedieuw’ (merel). Natuurlijk heeft de eeuwenlange symbiose met het Frans zijn sporen nagelaten. Leenwoorden die elders niet voorkomen zijn b.v. ‘schmiekbote’ (lucifersdoos uit ‘chimique’ en ‘boîte’), ‘sjamboeleren’ (veranderen uit ‘chambouler’) en ‘mairie’ (stadhuis). Oeroud zijn woorden als ‘widieren’ (kwijtmaken) en ‘kokotte’ (met de volksetymologische vervorming tot ‘koekatte’ als benaming voor het mond- en klauwzeer), die uit het Picardisch of het Middelfrans zijn ontleend. Ook Middelnederlandse woorden vindt men er, zoals ‘fisjouw’ (bunzing), dat nog door Jacob van Maerlant in zijn Der naturen bloeme wordt genoemd. Spannend zijn de talrijke woorden op het oude Vlaamse suffix ‘-igge’ (zoals in het Nederlandse ‘dievegge’), waarmee nog steeds nieuwe afleidingen worden gevormd zoals ‘waalnege’ (Waalse, Franstalige vrouw), ‘geefege’ (koe die veel melk geeft), ‘lopege’ (lichtekooi), ‘tuitemakege’ (hoedenmaakster) enz. Op oude christelijke gewoontes en andere tradities wijzen woorden als ‘doodlessen’ (gebeden voor de overledenen), ‘scholekoster’ (onderwijzer, leraar), ‘kindkersten’ (kinderdoopfeest) en ‘teekdagen’ (lotdagen, de twaalf dagen tussen Kerstmis en Driekoningen). Interessant zijn ook een aantal woorden dat het Frans-Vlaams met het Nederlands gemeen heeft en die in de rest van Vlaanderen verdwenen zijn zoals ‘vere’ (veer), ‘oom’, ‘snoepen’, ‘roken’ en ‘hamme’ (ham). Fascinerend is ook een aantal
nieuwvormingen die van de blijvende taalcreativiteit van de sprekers getuigen, zoals ‘gootelegger’ (draineerder), ‘pothulle’ (schotelantenne) en ‘sterre’ (aardappelrooimachine met stervormige vorkenkrans).
| |
[Frans]
luider’ (crocus), ‘stinkewied’ (camille), ‘butrape’ (betterave), ‘boveling’ (saule têtard), ‘egetatse’ (lézard) et ‘kokkedieuw’ (merle). Il va de soi que la symbiose séculaire avec le français a laissé des traces. Voici quelques exemples d'emprunts n'apparaissant nulle part ailleurs: ‘schmiekbote’ (boîte d'allumettes, de ‘chimique’ et ‘boîte’), ‘sjamboeleren’ (changer, de ‘chambouler’) et ‘mairie’ (hôtel de ville). Quelques mots très anciens: ‘widieren’ (se défaire de) et ‘kokotte’ (avec la déformation étymologique populaire ‘koekatte’ pour fièvre aphteuse), sont empruntés au picard ou au moyen français. Nous y reconnaissons aussi des mots tirés du moyen néerlandais, tels que ‘fisjouw’ (putois), utilisé encore par Jacob van Maerlant dans son Der naturen bloeme (Fleurs de la nature). Les nombreux mots se terminant par l'ancien suffixe flamand ‘-igge’ (comme en néerlandais ‘dievegge’), avec lequel on forme, encore maintenant, de nouveaux dérivés tels que ‘waalnege’ (femme wallonne, francophone), ‘geefege’ (vache donnant beaucoup de lait), ‘lopege’ (femme légère), ‘tuitemakege’ (modiste), etc. Des mots tels que ‘doodlessen’ (prières pour les défunts), ‘scholekoster’ (instituteur, enseignant), ‘kindkersten’ (fête de baptême) et ‘teekdagen’ (les douze jours séparant Noël de la fête des Rois mages) renvoient à d'anciennes coutumes chrétiennes et à d'autres traditions. Parmi
les autres mots intéressants, citons encore des mots que le flamand de France partage avec le néerlandais, mais qui ont disparu dans le reste de la Flandre: ‘vere’ (plume), ‘oom’ (oncle), ‘snoepen’ (manger des bonbons), ‘roken’ (fumer) et ‘hamme’ (jambon). Certains néologismes sont également fascinants, car ils témoignent de la créativité linguistique continue des locuteurs: ‘gootelegger’ (draineur), ‘pothulle’ (an-
| |
| |
| |
[Nederlands]
Het Woordenboek van het Frans-Vlaams is een boeiend boek, niet alleen voor al wie nog het bijzondere voorrecht geniet met Nederlandstalige Frans-Vlamingen in contact te staan en af en toe iets wil naslaan, maar ook voor iedereen die belangstelling heeft voor dialecten en voor de geschiedenis van het Nederlands in het algemeen.
cyriel moeyaert, Woordenboek van het Frans-Vlaams (Dictionnaire du flamand de France). Bewerkt door Dick Wortel. Met medewerking van Frans Debrabandere, Hugo Ryckeboer, Eric Duvoskeldt en een ten geleide van F. de Tollenaere. Tekeningen van Luc Ameel, Davidsfonds, Leuven (Davidsfonds/Literair), 2005, 340 p. ISBN 90 6306 527 2.
| |
[Frans]
tenne parabolique) et ‘sterre’ (arracheuse de pommes de terre à fourche circulaire en forme d'étoile).
Le Woordenboek van het Frans-Vlaams est un ouvrage passionnant, non seulement pour ceux qui bénéficient encore du privilège d'être en contact avec des Flamands de France néerlandophones et veulent vérifier de temps en temps quelque chose, mais aussi pour tous ceux qui s'intéressent aux dialectes et à l'histoire du néerlandais en général.
cyriel moeyaert, Woordenboek van het Frans-Vlaams (Dictionnaire du flamand de France). Adapté par Dick Wortel. Avec la collaboration de Frans Debrabandere, Hugo Ryckeboer, Eric Duvoskeldt et une préface de F. de Tollenaere. Illustrations de Luc Ameel, Davidsfonds, Leuven (Davidsfonds/Literair), 2005, 340 p. ISBN 90 6306 527 2.
(Traduit du néerlandais par Chantal Gerniers)
|
|