|
| |
| |
| |
Bibliografie 1995
Bibliographie
Ludo Vandamme
Brugge (B)
Met de medewerking van - avec la collaboration de Dirk van Assche, Oudenaarde (B)
Deze rubriek wil de geïnteresseerde lezer inlichten over interessante publicaties, die op een of andere wijze betrekking hebben op de Franse Nederlanden. De nagestreefde volledigheid is uiteraard geen garantie tegen leemtes.
Deze bibliografie beschrijft publicaties uit 1994 en 1995 en werd afgesloten 1 november 1995. De werken die in het najaar van 1995 verschenen zijn, zullen pas in de volgende bibliografie aan bod komen. Onder de notities staan telkens de initialen van de auteurs (L.V. en D.v.A.)
●
L'objectif de cette rubrique est de signaler au lecteur des publications intéressantes, qui se rapportent d'une manière ou d'une autre aux Pays-Bas français. Le souci d'exhaustivité ne saurait bien sûr garantir l'absence de lacunes. Cette bibliographie présente des publications de 1994 et de 1995 et s'arrête au premier novembre 1995.
Les ouvrages parus au cours de l'automme 1995 ne seront pris en compte que dans la bibliographie suivante.
Les comptes rendus sont chaque fois suivis des initiales de leurs auteurs (L.V. et D.v.A.).
| |
J.-L. van Belle, Signes lapidaires: nouveau dictionnaire: Belgique et Nord de la France: - (S.l.): Artel, 1994. - 843 p.
Cet ouvrage monumental est un inventaire élaboré et détaillé des signes lapidaires relevés sur des édifices en Belgique et dans le Nord de la France. Il s'agit d'une édition revue et augmentée (de 7.400 à 12.000 signes) d'une première édition parue en 1984. L'introduction expose les intentions de l'auteur, évoque les tailleurs de pierre et les carrières (Écaussines) et se livre à une étude analytique des signes lapidaires. Une bonne partie de cette information se trouve du reste rassemblée dans un tableau qui comporte les noms des tailleurs de pierre connus, leurs marques personnelles et leurs années
| |
| |
d'activité (essentiellement au cours des XVIIe/XVIIIe siècles). Les signes lapidaires sont présentés d'une double façon. Un classement géographique donne une énumération alphabétique des communes; on mentionne ensuite pour chaque commune les édifices et les signes lapidaires qui y apparaissent. Il s'agit ici de quelque 3700 édifices éparpillés à travers 600 communes: ces chiffres disent d'ailleurs assez le tour de force réalisé par l'auteur. Puis tous les signes sont repris mais sont cette fois classés selon leur typologie (en commençant par la lettre A et ainsi de suite). (L.V.)
●
Dit monumentale boek is een uitvoerige en gedetailleerde inventaris van merktekens die werden vastgesteld in gebouwen in België en Noord-Frankrijk. Het is een bewerking en uitbreiding (van 7.400 naar 12.000 tekens) van de eerste uitgave, die in 1984 verscheen. In de inleiding wordt de opzet toegelicht, vernemen we iets meer over de steenkappers en de groeven (Écaussines) en worden de merktekens analytisch ontleed. Heel wat van deze informatie werd trouwens samengebracht in een tabel met de namen van bekende steenkappers, hun merktekens en hun jaren van activiteit (overwegend 17de/18de eeuw). De merktekens worden op een dubbele manier gepresenteerd. Een geografische ordening geeft een alfabetische opsomming van de gemeenten; voor elke gemeente worden vervolgens de gebouwen met de daarop voorkomende merktekens vermeld. Het gaat hier om zowat 3700 gebouwen verspreid over 600 gemeenten: deze cijfers zeggen trouwens al genoeg over de krachttoer die hier voor elkaar werd gebracht. Vervolgens worden alle merktekens nog eens herhaald, maar nu geordend naar hun vorm (beginnend met de enkele A enzovoort). (L.V.)
| |
G. Bouchet, P. Breemeersch, C. Dherent, Armorial du Pas-de-Calais: communes de l'arrondissement d'Arras. - Arras: Archives du Pas-de-Calais, 1994. - 199 p.: ill.
La Direction des Archives de France charge les dépôts locaux et régionaux d'archives d'assister les communes dans leur choix d'un blason communal. La proposition des communes doit être conforme aux règles de la héraldique et il est exclu que les armoiries soient toujours la propriété d'une personne encore en vie. Les Archives Départementales d'Arras ont décidé en 1990 d'apporter une aide active aux communes en éditant un armorial; le présent ouvrage sur l'arrondissement d'Arras est la première concrétisation de ce projet. Il est de conception encyclopédique: chaque commune bénéficie d'une courte notice historique destinée à fonder la proposition de blason. Les blasons (tant ceux que l'on propose que ceux qui ont déjà été adoptés par les communes) sont représentés en couleur. Les index permettent un accès aisé au trésor de toponymes et de patronymes fixés dans cette publication si bien que les historiens locaux peuvent s'en donner à coeur joie. Ils permettent de résoudre des questions du genre de celle-ci: ‘Comment expliquer qu'on propose à la commune de Frémicourt d'adopter les armoiries de la famille de marchands espagnols Pardo?’ (L.V.)
●
De Direction des Archives de France draagt aan de lokale/regionale archiefintstellingen op om gemeenten bij te staan in het kiezen van een gemeentewapen. Het voorstel van de gemeenten moet conform de heraldische regels zijn en het wapen mag niet
| |
| |
toebehoren aan een nog in leven zijnde persoon. De Archives Départementales in Atrecht beslisten in 1990 om de gemeenten op een actieve wijze bij te staan door de uitgave van een wapenboek; dit voor het arrondissement Atrecht is het eerste dat is klaargekomen. Het boek is encyclopedisch opgevat: voor elke gemeente wordt een korte historische toelichting gegeven die het voorstel voor een wapenschild ondersteunt. De wapenschilden (zowel de voorstellen als deze die al door de gemeenten werden aangenomen) zijn in kleur afgebeeld. De registers ontsluiten de schat aan plaats- en familienamen die in deze publicatie zijn vastgelegd, zodat ook lokale historici hun hart kunnen ophalen. Het biedt de gelegenheid vragen op te lossen in de zin van: ‘Hoe valt het te verklaren dat het wapen van de Spaanse koopliedenfamilie Pardo als gemeentewapen van Frémicourt wordt voorgesteld?’ (L.V.)
| |
A. Brejon de Lavergnée, W. Liedtke, W. Griswold, Lille, chefs-d'oeuvre d'un grand musée européen: Galaries nationales du Grand Palais, 28 mars - 3 juillet 1995. - Paris: Réunion des Musées Nationaux, 1995. - 336 p.: ill.
En 1992-1993, le Metropolitan Museum de New York abritait une grande exposition qui présentait les chefs-d'oeuvre du Musée des Beaux-Arts de Lille. En partie à cause de son énorme succès, cette exposition fut rééditée en 1995 à Paris, où l'on présenta les mêmes pièces. Pour ce faire, on révisa le catalogue en anglais et on en fit une version française, ce qui explique la collaboration d'historiens de l'art américains. L'intérêt s'y porte essentiellement sur la description des 88 oeuvres (essentiellement des tableaux et des dessins), qui vont des grands maîtres flamands (Rubens, Jordaens) à la Renaissance italienne. Les illustrations en couleur jointes sont de haute qualité mais les articles d'introduction aussi méritent sans aucun doute une lecture. Marc Fumaroli a rédigé une étude solidement documentée sur la genèse des grands musées français, au lendemain de la Révolution française. A. Brejon de Lavergnée, actuel conservateur du musée, traite quant à lui du développement du Musée des Beaux-Arts de Lille des premiers plans de 1881 (l'ouverture ayant eu lieu en 1892) aux travaux de rénovation entrepris à partir des années soixante (pp. 51-58). (L.V.)
●
In 1992-1993 vond in het Metropolitan Museum in New York een grote tentoonstelling plaats die de topstukken uit het Rijselse Museum voor Schone Kunsten toonde. Mede door het overweldigende succes kreeg deze expositie in 1995 een uitloper in Parijs, waar dezelfde stukken te zien waren. Daartoe werd de oorspronkelijk Engelstalige catalogus herzien en in het Frans vertaald. Het verklaart ook de medewerking van Amerikaanse kunsthistorici. De meeste aandacht gaat vanzelfsprekend uit naar de beschrijving van de 88 stukken (overwegend schilderijen en tekeningen) van de Vlaamse meesters (Rubens, Jordaans) tot de Italiaanse Renaissance. De bijbehorende kleurenillustraties zijn van een hoge kwaliteit. Ook de inleidende artikelen zijn beslist het lezen waard. Marc Fumaroli geeft een bijzonder stevig gedocumenteerde bijdrage over het ontstaan van de grote musea in Frankrijk, kort na de Franse Revolutie (p. 13-51). Conservator A. Brejon de Lavergnée gaat meer in op de ontwikkeling van het Rijselse Museum voor Schone Kunsten vanaf de eerste plannen in 1881 (opening 1892) tot de renovatie vanaf de jaren '60 (p. 51-58). (L.V.)
| |
| |
Leon Bruggeman, Het lot van de Laerens: seizoenarbeid van vader op zoon 1843-1993. - Roeselare: de auteur, 1995.-280 p.
De auteur heeft zich jaren het lot aangetrokken van de seizoenarbeiders en heeft er in 1986 een eerste boek over geschreven: ‘Asten, bieten en... Mensen’. Dit nieuwe boek vertelt het verhaal van de familie Van Laere, die drie generaties lang als seizoenarbeider in Frankrijk ging werken. In een sterk geromantiseerd verhaal worden de werkomstandigheden van deze arbeiders geschetst. (D.v.A.)
●
L'auteur, depuis bien des années, s'est passionné pour le sort des travailleurs saisonniers auxquels il a consacré un premier livre en 1986: ‘Asten, bieten en... Mensen’ (Séchoirs, betteraves et... Hommes). Ce nouveau livre nous conte la vie de la famille Van Laere dont trois générations successives allèrent travailler en France. Les conditions de travail de ces travailleurs sont évoquées dans un récit fortement romancé. (D.v.A.)
| |
L. But et J.-C. Sadoine, Nord-Pas-de-Calais au fil de l'eau. - Lambersart: Nordéal, 1994. - 160 p.: ill.
La richesse du Nord de la France en rivières et canaux fait de plus en plus l'objet d'une exploitation touristique. Naviguer sur la voie d'eau est une excellente manière de faire connaissance avec les villes, villages et paysages: ce recueil de photos le prouve avec éclat. Les deux photographes ont parcouru 680 kilomètres de canaux et de rivières et ont ensuite sélectionné cent photos dotées de textes explicatifs. (L.V.)
●
De rijkdom van het Franse Noorden aan rivieren en kanalen wordt hoe langer hoe meer toeristisch geexploiteerd. Dat het bevaren van de waterwegen een uitstekende manier is om kennis te maken met steden, dorpen en landschappen wordt treffend door dit fotoboek geïllustreerd. De twee fotografen bevoeren 680 kilometer kanalen en rivieren en selecteerden achteraf voor dit boek een hondertal foto's die van verklarende teksten werden voorzien. (L.V.)
| |
C. Carpentier-Bogaert, Saints guérisseurs: rites et lieux sacrés. - 165 p.: ill. - (Documents d'ethnographie régionale du Nord-Pas-de-Calais, no 6)
Ce dernier opuscule de la collection ethnologique soignée, éditée par le musée de Béthune, se situe sous le signe de la croyance populaire et plus précisément de la dévotion aux saints. Il aborde ce sujet sous des angles divers: les chapelles et les églises paroissiales, les saints populaires, les pèlerinages, les prières spécifiques, etc... Un appendice donne une liste ‘biographique’ des saints régionaux. Cet opuscule est lui aussi doté d'une bibliographie détaillée. (L.V.)
●
| |
| |
Dit nieuwe deeltje in de keurige, etnologische reeks uitgegeven door het museum van Bethune staat in het teken van het volksgeloof en met name van de heiligendevotie. Dit onderwerp wordt vanuit verschillende gezichtspunten benaderd: de kapellen en parochiekerken, de populaire heiligen, bedevaarten, de specifieke gebeden enz. Een ‘biografische’ lijst van streekheiligen wordt in bijlage gegeven. Ook dit deeltje is voorzien van een uitgebreide bibliografie. (L.V.)
| |
M.-M. Castellani et J.-P. Martin (textes réunis par), Arras au Moyen Age: histoire et littérature. - Arras: Artois Presses Université, 1994. - 302 p. - (Coll. Langue et littérature française).
Le premier livre publié par la toute jeune université d'Artois, dont la faculté des lettres se situe à Amiens, rassemble les actes du premier colloque. Le sujet s'imposait: l'exceptionnelle floraison littéraire que connut l'Arras médiévale. Un premier volet éclaire l'histoire médiévale: les relations ville/campagne, les relations avec la Flandre et l'Italie du nord, l'action des banquiers et des financiers. La littérature à Arras et son rayonnement en Artois, le théâtre (religieux) et l'approche des auteurs dans leur environnement familial, social et linguistique font l'objet des études suivantes. Enfin Annette Brasseur publie les Pastourelles de Jehan Bodel. En tout, une vingtaine d'historiens et de philologues de divers pays ont pris part à ce colloque. (L.V.)
●
Het eerste boek dat door de nog jonge universiteit van Artesië - waarvan de letterenfaculteit in Atrecht is gevestigd - werd uitgegeven, bevat de verslagen van het eerste colloquium. Het onderwerp lag voor de hand: de uitzonderlijke, bloeiende, literaire cultuur in het middeleeuwse Atrecht. In een eerste gedeelte wordt de middeleeuwse geschiedenis belicht: de verhouding stad/platteland, de relatie met Vlaanderen en Noord-Italië, het optreden van bankiers en financiers. De literatuur in Atrecht en de uitstraling ervan in Artesië, het (religieuze) theater en de benadering van de auteurs binnen hun familiale, sociale en linguïstische omgeving zijn aan de orde in de volgende onderwerpsgebieden. Ten slotte volgt een uitgave van de Pastourelles van Jehan Bodel door Annette Brasseur. In totaal werkten een twintigtal historici en filologen uit diverse landen aan dit colloquium mee. (L.V.)
| |
Châteaux et chevaliers en Hainaut au Moyen Age. - Bruxelles: Crédit Communal, 1995. - 247 p.: ill.
Cet ouvrage servait de guide à une exposition du même nom organisée au Musée des Beaux-Arts de Valenciennes et a pu bénéficier de la collaboration d'une foule d'historiens de premier plan de France et de Belgique (notamment R. Fossier, R. Laurent, C. Piérard, H. Platelle, M. Arnould). L'ouvrage comporte trois articles d'introduction, cinq études sur les châteaux médiévaux (l'origine, la fonction militaire, etc.) et neuf articles sur la noblesse hennuyère. Un second volet traite individuellement de chacun des châteaux en notices qui varient d'une demie à quatre pages, chaque fois abondamment illustrées. (L.V.)
●
| |
| |
Dit boek begeleidde een gelijknamige tentoonstelling in het Musée des Beaux-Arts in Valencijn en kon rekenen op de medewerking van tal van prominente historici uit Frankrijk en België (R. Fossier, R. Laurent, C. Piérard, H. Platelle, M. Arnould e.a.). Het boek bevat drie inleidende artikelen, vijf bijdragen over middeleeuwse kastelen (de oorsprong, de militaire functie enz.) en negen artikelen over de Henegouwse adel. In een tweede gedeelte worden vervolgens de verschillende kastelen individueel van naderbij bekeken in opstellen die variëren tussen een halve en vier bladzijden, telkens uitvoerig geïllustreerd. (L.V.)
| |
A. Cordonnier, Musée de l'hospice comtesse: miroir de Lille et des Pays-Bas, XIIIe-XXe siècle. - Tournai: Casterman, 1994. - 175 p.: ill.
Le conservateur de l'Hospice Comtesse a consacré à ce musée un livre qui est un véritable trésor et qui incarne pour ainsi dire la renaissance de ce musée. L'introduction trace les lignes de forces de la nouvelle politique du musée: mise en oeuvre d'un programme muséal sur le thème ‘Lille et ses Pays-Bas: art, culture et urbanisme’, prêt du Palais lillois des Beaux Arts et politique active d'acquisitions et en trace les contours généraux. La première partie esquisse les lignes générales de l'histoire de Lille et de la Flandre. Un second volet raconte l'histoire de l'hôpital depuis sa fondation en 1237 jusqu'à la création du musée. La troisième partie, qui présente la collection, est aussi la plus volumineuse. Elle commente assez complètement un choix représentatif des joyaux de la collection en les groupant autour de trois thèmes: la vie sociale, le ménage flamand, l'église et la foi. Des illustrations en couleur à foison et une belle mise en page font en outre de cet ouvrage un véritable plaisir pour les yeux. (L.V.)
●
De conservator van de Hospice Comtesse heeft over dit museum een bijzonder aantrekkelijk boek samengesteld dat als het ware de wedergeboorte van dit museum belichaamt. In de inleiding wordt gewezen op de nieuwe museumpolitiek: het uitwerken van een museumprogramma onder het thema ‘Lille et ses Pays-Bas: art, culture et urbanisme’, een bruikleen vanuit het Rijselse Palais des Beaux Arts en een actief aanwinstenbeleid. Het boek is de aanzet tot een nieuwe stroom publicaties en geeft de algemene contouren. In een eerste deel worden de algemene historische lijnen van Rijsel en Vlaanderen geschetst. In een tweede gedeelte wordt de geschiedenis van het hospitaal verhaald vanaf de stichting in 1237 tot de inrichting van het museum. De meeste ruimte krijgt het derde deel, waarin de collectie wordt voorgesteld. Een representatieve keuze topstukken wordt vrij uitvoerig besproken. Ze werden samengebracht rond drie thema's: het maatschappelijke leven, het Vlaamse huishouden, en kerk en geloof. Overvloedige kleurenillustraties en een mooie vormgeving maken van dit boek bovendien nog een streling voor het oog. (L.V.)
| |
Y. Coutant, Middeleeuwse molentermen in het graafschap Vlaanderen = Terminologie du moulin médiéval dans le comté de Flandre. - Tongeren: Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie, 1994. - 941 p. - (Werken van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie, 18)
Dit indrukwekkende glossarium bevat alle technische termen gevonden in circa 2500
| |
| |
Vlaamse molenrekeningen uit de 14de en de 15de eeuw in het oude graafschap Vlaanderen (inclusief Waals-Vlaanderen). De meeste documenten (domeinrekeningen) werden gevonden in het Rijsels Departementaal Archief, maar daarnaast werden ook familiearchieven en archieven van middeleeuwse hospitalen doorzocht. De Bourgondische financiële administratie hanteerde de Frans taal, zodat de molentermen veelal ook in het Frans werden omschreven. Dit leidde eigenlijk tot een soort mengtaal, want de kopiisten hadden het lastig om de kladrekeningen van Vlaamse ambachtslui (met specifieke Vlaamse molentermen) in het Frans om te zetten. Dit alles noopte de auteur tot de redactie van een dubbelglossarium (Franstalige en Nederlandstalige termen). De termen worden alfabetisch opgesomd en voorzien van een betekenis, een citaat in de context, en een lokalisering en datering. (L.V.)
●
Cet impressionnant glossaire rassemble tous les termes techniques trouvés dans quelque 2500 comptes de moulins flamands datant des XIVe et XVe siècles et couvrant l'ancien comté de Flandre (y compris la Flandre romane). La plupart des documents (comptes de domaines) ont été trouvés aux Archives départementales de Lille mais l'auteur a également étudié des archives familiales et des archives d'hôpitaux médiévaux. L'administration des finances bourguignonnes usait de la langue française si bien que les termes font également souvent l'objet d'une description en français. Cet usage conduisait à une sorte de langue bâtarde car les copistes éprouvaient bien des difficultés à traduire en français les brouillons de comptes des artisans flamands (truffés de termes molinologiques flamands spécifiques). Tout ceci a contraint l'auteur à rédiger un double glossaire des termes français et néerlandais disposés dans l'ordre alphabétique et accompagnés de leur signification, d'une citation du contexte, d'une localisation et d'une datation. (L.V.)
| |
B. Coussee (présentés par), Contes populaires de Flandre française (Westhoek). - Lille: Bernard Coussée, 1994. - 95 p.: ill.
L'auteur s'intéresse beaucoup à la vie populaire ancienne dans le Nord de la France, ce qui l'amena à prendre l'initiative de faire traduire par Renaud Lefebvre et de rééditer la collection de récits de Flandre française rassemblée par Gustave Lamerant (Wondervertellingen uit Frans-Vlaanderen - Récits merveilleux de Flandre française - 1911). Dans son introduction, Coussée souligne la grande parenté de ces textes avec les grands contes européens tels que Maurits de Meyer les a fixés dans ses schémas. Cette édition s'agrémente de dessins pleine page originaux de Marie-Claire Bar. (L.V.)
●
De auteur heeft een grote belangstelling voor het oude volksleven in de Noord-Franse regio en nam het initiatief om de verzameling Frans-Vlaamse verhalen, opgetekend door Gustave Lamerant (Wondervertellingen uit Frans-Vlaanderen, 1911), te laten vertalen (Renaud Lefebvre) en opnieuw uit te geven. In zijn inleiding wijst Coussée op de verwantschap van deze teksten met de grote Europese verhalen zoals vastgelegd in de schema's van Maurits De Meyer. Deze uitgave is voorzien van paginagrote, originele tekeningen van Marie-Claire Bar. (L.V.)
| |
| |
S. Dauchy et Ph. Sueur (textes réunis et présentés par), La route: actes des journées internationales tenues à Enghien-les-Bains du 13 au 15 mai 1994. - Villeneuve d'Ascq: Centre d'Histoire Judiciaire, 1995. - (Société d'Histoire du Droit et des Institutions des Pays flamands, picards et wallons)
En 1994, la réunion annuelle des historiens du droit de Belgique et du Nord de la France s'est articulée autour du thème de ‘la route’. Ce thème mène à bien des chemins, témoin les 14 conférences (sur 18) qui ont pu s'y inscrire. J.-M. Cauchies y étudie la délimitation de l'Ostrevant, un territoire contesté coincé entre la Flandre et le Hainaut. Il le fait à partir du dossier d'enquête établi en 1448 sur ordre des Bourguignons qui revendiquaient ce territoire. Jacques Lorgnier s'intéresse à la fondation et au fonctionnement de la ‘maréchaussée générale’, chargée de la répression de la criminalité sur les routes dans les territoires de Flandre et du Hainaut conquis par Louis XIV. (L.V.)
●
Op de jaarlijkes bijeenkomst van rechtshistorici uit België en Noord-Frankrijk stond het thema ‘de weg’ centraal. Dat men met dit thema alle kanten uitkan, blijkt uit de veertien (van de achttien) lezingen die zich onder dat thema inschreven. J.-M. Cauchies verricht onderzoek naar de afbakening van Oostervant, een betwist gebied gekneld tussen Vlaanderen en Henegouwen. Hij doet dit aan de hand van het enquêtedossier uit 1448, opgesteld in opdracht van de Bourgondiërs, die aanspraak op dit gebied maakten. Jacques Lorgnier staat stil bij de oprichting en de activiteiten van de ‘maréchaussée générale’, die zorgde voor de misdaadbeteugeling op de wegen in de door Lodewijk XIV veroverde gebieden in Vlaanderen en Henegouwen. (L.V.)
| |
B. Delmaire Le diocèse d'Arras de 1093 au milieu du XIVe siècle: recherches sur la vie religieuse dans le nord de la France au Moyen Age. - Arras: Commission départementale d'Histoire et d'Archéologie du Pas-de-Calais, 1994. - 2 dln., 640 p.: ill. - (Mémoires de la Commission départementale d'Histoire et d'Archéologie du Pas-de-Calais, tome XXXI)
Cette magistrale étude, thèse de doctorat remaniée (Université de Paris I, 1988) décrit la vie ecclésiastique et religieuse dans le diocèse d'Arras depuis la ‘refondation’ du diocèse en 1093 (par scission d'avec le grand diocèse de Cambrai) jusqu'au milieu du XIVe siècle. Arras était un diocèse relativement petit mais riche et densément peuplé dont on n'a pas conservé beaucoup de sources directes. Cette relative carence n'a pas empêché l'auteur d'accorder dans son approche l'essentiel de son attention non pas à la hiérarchie de l'Église mais bien au niveau paroissial (p. 61-158) et à la vie religieuse de l'homme de la rue (p. 259-400). Son grand inspirateur était Jacques Toussaert qui dans son ouvrage devenu classique Le sentiment religieux en Flandre avait pris à son compte les siècles postérieurs. Le second volume rassemble les annexes; on y trouve essentiellement un aperçu encyclopédique des diverses paroisses (qui constituent maintenant 423 communes) mentionnant chaque fois leur situation, l'église mère, les premières mentions (localité, lieu de culte, paroisse, desservant, ...). Cet aperçu offre au cherceur local une véritable mine de données. (L.V.)
●
| |
| |
In deze magistrale studie, een bijgewerkte doctoraatsthesis (Université de Paris I, 1988), wordt het kerkelijke en religieuse leven in het bisdom Atrecht beschreven vanaf de ‘heroprichting’ van het bisdom in 1093 (afscheiding van het grote bisdom Kamerijk) tot het midden van de 14de eeuw. Atrecht was een betrekkelijk klein maar wel rijk en dichtbevolkt bisdom, waarvan niet zoveel rechtstreekse bronnen zijn bewaard. Dit weerhield de auteur niet om in zijn benadering niet de kerkelijke hiërarchie, maar wel het parochiaal niveau (p. 61-158) en het religieuze leven van de gewone man (p. 259-400) de meeste aandacht te geven. De grote inspirator daartoe was Jacques Toussaert die reeds in zijn klassiek geworden Le sentiment religieux en Flandre de latere eeuwen voor zijn rekening had genomen. Het tweede volumes bevat de bijlagen met vooral een encyclopedisch overzicht van de verschillende parochies (nu 423 gemeenten), waarbij telkens onder meer de situering, de moederkerk, de eerste vermeldingen (plaats, cultusplaats, parochie, bedienaar...) worden vermeld. Voor de lokale onderzoeker bevat dit overzicht een schat aan gegevens. (L.V.)
| |
R. Delmaire (sous la direction de), A. Jacques, G. Leman-Delerive, C. Seillier, Carte archéologique de la Gaule: le Pas-de-Calais 62/1-2. - Paris: Académie des Inscriptions et Belles-Lettres, Ministère de la Culture, 1994. - 2 dl.: ill.
Cette volumineuse publication en deux tomes est une contribution au pré-inventaire des trouvailles archéologiques de l'Age du fer et des périodes gallo-romaine et mérovingienne couvrant toute la France. L'inventarisation s'est faite à partir d'une ample recherche bibliographique (jusqu'en 1992: bibliographie pp. 9-52) répartie par commune, lesquelles sont à leur tour rangées par canton. Des 896 communes du département seules 600 peuvent faire état de trouvailles archéologiques. Les communes importantes bénéficient d'un article d'introduction précédant la description des trouvailles. Partout, on fait un large emploi de matériaux cartographiques. Un ouvrage de référence requiert un accès facile et c'est très certainement le cas ici: on dispose en effet d'un index des noms de cantons, de communes, de localités et de rues. (L.V.)
●
Deze lijvige, tweedelige publicatie draagt bij tot de realisatie van een pré-inventaris van archeologische vondsten uit de IJzertijd en uit de Gallo-Romeinse en Merovingische periode voor geheel Frankrijk. De inventarisering gebeurt op basis van een uitgebreid literatuuronderzoek (tot 1992: bibliografie p. 9-52) en is ingedeeld per gemeente. Deze zijn alfabetisch gerangschikt per kanton. Van de 896 gemeenten in het departement zijn er 600 waar archeologische vondsten te melden zijn. Bij belangrijke gemeenten wordt de beschrijving van de vondsten voorafgegaan door een inleidend artikel, terwijl overal overvloedig kaartmateriaal werd aangewend. Een naslagwerk vraagt een goede ontsluiting en dit is hier zeker het geval: een register op de namen van kantons, gemeenten, plaatsen en straten. (L.V.)
| |
A. Derville, Saint-Omer, des origines au début du XIVe siècle. - Lille: Presses universitaires, 1995. - 404 p. - (Économies et sociétés: collection dirigée par Alain Lottin).
Chaque nouvelle étude d'Alain Derville nous garantit un grand plaisir de lecture et il
| |
| |
n'en va pas autrement ici. Il ne s'agit pourtant pas ici d'un nouveau livre mais d'une version revue et corrigée de sa thèse défendue en 1971 à la Sorbonne et consacrée à l'histoire de la ville de Saint-Omer depuis l'origine jusqu'au début du XIVe siècle, envisagée sous l'angle socio-économique. Derville voit, dans les classes sociales et les rapports de classe, la structure économique essentielle dans une société urbaine basée sur l'économie du pouvoir. L'exceptionnelle richesse des sources de Saint-Omer permet, par le biais de généalogies élaborées (l'auteur en publie une douzaine en annexe) et d'une étude prosopographique, de révéler les classes sociales et leur lutte pour le pouvoir. Vers 1200, les marchands monopolisaient également le pouvoir politique; les soulèvements du début du XIVe siècle mirent un terme à leur domination. La bibliographie est impressionnante (p. 335-352). Divers index facilitent l'accès à cette merveilleuse étude. (L.V.)
●
Bij elke nieuwe studie van Alain Derville is leesplezier verzekerd en hier is dit niet anders. Toch gaat het in dit geval niet om een nieuw boek, maar om een bewerkte versie van zijn in 1971 aan de Sorbonne verdedigde thesis. Het betreft een stadsgeschiedenis van Sint-Omaars vanaf de oorsprong tot het begin van de 14de eeuw, geschreven vanuit een sociaal-economische invalshoek. Derville ziet in de sociale klassen en de klassenverhoudingen de essentiële economische structuur in een stedelijke maatschappij gebaseerd op de economie van de macht. Het bevoorrechte bronnenbestand voor Sint-Omaars biedt de gelegenheid via uitgewerkte genealogieën (een twaalftal worden in bijlage gepubliceerd) en prosopografisch onderzoek de sociale klassen en hun strijd om de macht open te leggen. Rond 1200 monopoliseerden de kooplui ook de politieke macht; daar kwam een eind aan door de opstanden van het begin van de 14de eeuw. De bibliografie is indrukwekkend (p. 335-352). Deze studie wordt ontsloten door verschillende registers. (L.V.)
| |
A. Deveyer, La Flandre d'autrefois - (S.1.): La Voix du Nord, 1995. - 231 p. ill.
Le grand amour, confinant à la nostalgie, de l'auteur, professeur à Hazebrouck, pour la vie de nos ancrêtes de Flandre française nous a valu cet ouvrage à lire et à contempler. Tant dans la description très détaillée que dans le choix de la surabondante illustration, la nostalgie pour un monde qui est en train de disparaître n'est jamais bien loin. L'ouvrage aborde quelque quatorze sujets, en mettant l'accent sur la vie rurale: le fermier flamand, maisons et fermes flamandes, la vie à la ferme au début de notre siècle. S'y ajoutent les métiers traditionnels, les notables du village (le maire, le notaire, le curé, l'instituteur, etc.), les célébrations de fêtes, les fraudeurs, etc. Il s'agit d'un ouvrage sans prétention qui témoigne avec simplicité et nostalgie de la vie d'autrefois. (L.V.)
●
De grote, haast nostalgische liefde van de auteur, leraar in Hazebroek, voor het leven van onze ‘voorouders’ in Frans-Vlaanderen leverde dit lees- en kijkboek op. Zowel in de zeer gedetailleerde beschrijving als in de keuze van de overvloedige illustraties klinkt het heimweegevoel door voor een wereld die aan het verdwijnen is. Er worden ongeveer veertien onderwerpen behandeld met de klemtoon op het landelijke leven: de
| |
| |
Vlaamse boer, Vlaamse huizen en hofsteden, het leven op de hoeve in het begin van onze eeuw. Daarnaast komen ook de traditionele beroepen aan bod, de dorpsnotabelen (burgemeester, notaris, pastoor, schoolmeester enz.), het vieren van de feestdagen, de blauwers enz. Een pretentieloos boek dat op een eenvoudige, nostalgische wijze getuigt over het leven van weleer. (LV)
| |
C. Dherent, J.-J. Dubois, J et R. Fromont, Les Pays du Nord: Nord-Pas-de-Calais - Paris: Christine Bonneton, 1994. - 432 p.: ill.
Les ouvrages généraux qui se proposent de faire découvrir les départements du Nord de la France ne brillent pas toujours par leur originalité. La présente publication sort vraiment du lot à cet égard. Elle rassemble cinq articles originaux et volumineux, tous écrits par des spécialistes et donnant un bon aperçu de l'histoire (H. Platelle), de l'ethnologie (C. Dhérent et autres), de la langue et de la littérature (H. Roussel), de l'environnement naturel (J.-J. Dubois) et de l'économie du Nord de la France (P.-J. Thumerelle). Une bibliographie tenue à jour et un index détaillé viennent clore l'ouvrage. Dans le chapitre consacré à la langue et à la littérature, on s'intéresse à l'histoire du néerlandais (langue, toponymes et patronymes) mais dans le panorama de la littérature, les écrivains de langue néerlandaise (Michel de Swaen par exemple) brillent par leur absence. (L.V.)
●
Algemene werken die een kennismaking met de Noord-Franse departementen beogen, munten niet steeds uit door hun originaliteit. Deze publicatie steekt daar duidelijk bovenuit. Zij bevat vijf originele en lijvige hoofdstukken die stuk voor stuk door specialisten werden geschreven en een goed overzicht brengen van de geschiedenis (H. Platelle), de etnologie (C. Dherent en andere), de taal en literatuur (H. Roussel), de natuurlijke omgeving (J.-J. Dubois) en de economie van Noord-Frankrijk (P.-J. Thumerelle).
Een actueel bijgewerkte bibliografie en een uitgebreid register sluiten die boek af. In het hoofdstuk over taal en literatuur wordt stilgestaan bij de geschiedenis van het Nederlands (taal, plaats- en familienamen) maar Nederlandstalige auteurs (bijvoorbeeld Michiel de Swaen) ontbreken in het literatuuroverzicht. (L.V.)
| |
T. Ferenczi, Ils l'ont tué!: l'affaire Salengro. - Paris: Plon, 1995. - 249 p.
Le 17 novembre 1936, Roger Salengro se suicidait dans son appartement de Lille. Il était alors ministre de l'intérieur et maire de Lille. Les mois précédents, il avait été victime dans la presse de droite d'une campagne de calomnies provoquée par des soupçons de désertion en 1915.
Le présent ouvrage reprend cette affaire. Un récit chronologique qui va de la victoire du Front populaire, en mai 1936, au suicide une année plus tard, permet de suivre la montée de la pression exercée par le presse. L'ouvrage brosse du même coup un tableau saisissant de l'antagonisme politique entre gauche et droite dans le Nord de la France au cours des années trente. (L.V.)
●
| |
| |
Op 17 november 1936 pleegde Roger Salengro zelfmoord in zijn appartement in Rijsel. Salengro was op dat ogenblik minister van binnenlandse zaken en burgemeester van Rijsel. De voorbije maanden was hij het slachtoffer geweest van een lastercampagne in de rechtse pers naar aanleiding van verdenking van desertie in 1915. Dit is ook de invalshoek van het boek. In een chronologisch verhaal vanaf de verkiezingsoverwinning van het Front populaire in mei 1936 tot de zelfmoord een jaar later wordt de toenemende druk van de pers gevolgd. Meteen krijgt men een indringend beeld van de politieke tegenstelling tussen links en rechts in het Franse Noorden in de jaren dertig. (L.V.)
| |
M. Foulley, Promenades littéraires dans le Nord de 1850 à 1914. - Condé-sur-Noireau: Charles Corlet, 1995. - 297 p. ill.
L'auteur a composé une anthologie de la littérature du Nord de la France au cours de la période 1850-1914. Les textes choisis ont été rangés sous un certain nombre de rubriques comme les personnages caractéristiques, la zone littorale, les mines, les luttes sociales et les grèves, et la vie à la campagne. Deux articles d'introduction (histoire et littérature) brossent un cadre général. Une bibliographie et une liste alphabétique avec notes biographiques d'écrivains viennent clore l'ouvrage. (L.V.)
●
De auteur stelde een bloemlezing samen van de Noord-Franse literatuur tussen 1850 en 1914. De gekozen teksten werden gerangschikt in een aantal rubrieken zoals karakteristieke figuren, het kustgebied, de mijnen, de sociale strijd en de staking, en het leven op het platteland. Twee inleidende artikelen (geschiedenis en literatuur) schetsen het algemeen kader terwijl een bibliografie en een alfabetische lijst met biografische notities van schrijvers het boek afsluiten. (L.V.)
| |
W.P. Gerritsen, Een avond in Ardres: over middeleeuwse verhaalkunst, in: F. van Oostrom, Grote lijnen: syntheses over Middelnederlandse letterkunde. - Amsterdam: Promotheus, 1995. - p. 157-172.
De algemene beschouwingen die de auteur wijdt aan middeleeuwse verhalen en meer specifiek aan onderwerpen zoals de wisselwerking tussen mondelinge en geschreven verhaalkunst, de relatie tussen vertellers en schrijvers en tussen het Latijn en de volkstaal worden ontwikkeld vanuit een concrete vertelsituatie in Ardres op het einde van de 12de eeuw. De enscenering van drie vertellers die in het kasteel van Adres (tussen Bonen en Kales) verblijven in het gevolg van graaf Arnout van Wijnen is ontleend aan de Historia comitum Ghisnensium van Lambertus van Ardres. (L.V.)
●
Les considérations générales que l'auteur consacre aux récits du Moyen Age et plus spécifiquement à des sujets comme l'interaction entre l'art du récit oral et écrit, la relation entre conteurs et écrivains et entre latin et langue populaire, se développent à partir d'une situation concrète de narration située à Ardres à la fin du XIIe siècle. La mise en scène de trois conteurs qui résident au château d'Ardres (entre Boulogne et
| |
| |
Calais) dans la suite du comte Arnout de Guînes est empruntée à l'Historia comitum Ghisnensium de Lambert d'Ardres. (L.V.)
| |
G. Gosselin, L'âge d'or de la vie musicale à Douai 1800-1850. - Liège: Pierre Mardage, 1994. - 236 p. - (Collection ‘Musique-Musicologie’)
La remarquable renaissance de la vie musciale (tant classique que populaire) dans le Nord de la France trouve une frappante illustration dans cette monographie consacrée à Douai au cours de la période 1800-1850. A partir d'une étude approfondie des archives et de la bibliographie, l'auteur en vient à la conclusion que Douai était en quelque sorte la capitale musicale de la région: la ville disposait en effet d'une académie de musique, d'une société philharmonique, d'un théâtre lyrique et d'une offre abondante de musique de chambre et d'église. De grands compositeurs se plaisaient à y résider, le compositeur Luce Varlet (1781-1853) y fonda un orchestre symphonique qui jouait le répertoire allemand avant qu'on ne le fit à Paris et Edmond de Coussemaker y écrivit ses principaux ouvrages musicologiques. Cette étude renouvelle en outre la matière en situant cette haute conjoncture musicologique au sein des structures de la société urbaine. (L.V.)
●
De merkwaardige heropleving van het muziekleven (zowel klassieke als volksmuziek) in Noord-Frankrijk in de 19de eeuw wordt hier treffend geïllustreerd met deze monografie over Dowaai in de periode 1800-1850. Op basis van een grondig archief- en literatuuronderzoek komt de auteur tot het besluit dat Dowaai zowat de muzikale hoofdstad van de regio was met een muziekacademie, een filharmonisch gezelschap, lyrisch theater en een groot aanbod aan kamermuziek en kerkelijke muziek. Grote componisten verbleven er graag, de componist Luce Varlet (1781-1853) stichtte er een symfonisch orkest dat het Duitse repertoire speelde voor dit in Parijs het geval was en Edmond de Coussemaker schreef er zijn belangrijkste musicologische werken. Vernieuwend bovendien is dat in deze studie deze muzikale hoogconjunctuur geplaatst wordt binnen de structuren van de stedelijke samenleving. (L.V.)
| |
A.-M. Helvetius, Abbayes, évêques et laïques: une politique du pouvoir en Hainaut au Moyen Age (VIIe-VIIIe siècle) - Bruxelles: Crédit communal, 1994. -367 p. ill. - (Collection Histoire in -8o, no 92).
Cette étude exhaustive, thèse de doctorat soutenue en 1991 à l'Université libre de Bruxelles, offre une complète réécriture de l'histoire abbatiale du Hainaut (de part et d'autre de la frontière) au cours du haut Moyen Age. L'auteur a repris, en les soumettant à un regard critique, les sources existantes de l'histoire abbatiale notamment de Crespin, Hautmont, Maubeuge et Maroilles, depuis leur fondation à l'époque mérovingienne jusqu'au milieu du XIe siècle. Son approche fouillée ouvre de nouvelles perspectives sur l'évolution interne de ce qu'il est convenu d'appeler les abbayes doubles et sur les premiers comtes de Hainaut, et fournit même de nouveaux matériaux à une vision renouvelée de la genèse des villes hennuyères. (L.V.)
●
| |
| |
Met deze grondige studie, een doctoraatsverhandeling die in 1991 aan de ULB werd verdedigd, wordt de vroegmiddeleeuwse abdijgeschiedenis van Henegouwen (aan beide zijden van de grens) grondig herschreven.
De auteur nam op een kritische manier de bestaande bronnen door met betrekking tot de abdijgeschiedenis van onder meer Crespin, Hautmont, Maubeuge en Maroilles vanaf hun stichting in de Merovingische tijd tot het midden van de elfde eeuw. De grondige benadering biedt nieuwe inzichten in de interne evolutie van de zogenaamde dubbelabdijen en over de eerste graven van Henegouwen, en brengt zelfs nieuwe bouwstenen aan voor een vernieuwende visie op het ontstaan van Henegouwse steden. (L.V.)
| |
Het lokale cultuur- en verenigingsleven in Noord-Frankrijk: onderzoek in zes gemeenten en de mogelijkheid tot grensoverschrijdende samenwerking. - Sijsele-Damme: Internationale Kring, 1995. - 90 p. + 23 p.: krt.
Deze brochure heeft tot doel de culturele verenigingen in West-Vlaanderen te laten kennismaken het Frans-Vlaamse culturele leven en zo de grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen. Eerst wordt een beknopt overzicht gegeven van de Franse administratieve structuren die op lokaal cultureel niveau een rol kunnen spelen. Daarna wordt een gedetailleerd beeld geschetst van het culturele leven in zes Noord-Franse gemeenten. Er werd gekozen voor één grote stad (Duinkerke), twee middelgrote gemeenten (Belle/Bailleul en Hazebroek/Hazebrouck) en drie dorpen (Wormhout, St.-Winoksbergen/Bergues en Cassel). De brochure bevat veel concrete gegevens. (D.v.A.)
●
Cette brochure se propose de permettre aux associations culturelles de Flandre-Occidentale de faire connaissance avec la vie culturelle en Flandre française, et de promouvoir ainsi la collaboration culturelle. Elle commence par donner un aperçu succinct des structures administratives françaises qui peuvent jouer un rôle au niveau culturel local. Puis elle donne une image détaillée de la vie culturelle dans six communes du Nord de la France. Le choix s'est porté sur une grande ville (Dunkerque), deux communes de taille moyenne (Bailleul et Hazebrouck) et trois bourgs (Wormhout, Bergues et Cassel). La brochure fourmille de données concrètes. (D.v.A.)
| |
Histoire et archéologie du Pas-de-Calais: Bulletin de la Commission départementale d'histoire et d'archéologie du Pas-de-Calais, XIII (1993) no 3, p. 553-794.
Cette livraison (parue en 1995) met un terme à la treizième année. Selon la bonne habitude, les articles sur l'archéologie et l'histoire régionale et locale dans le département du Pas-de-Calais vont main dans la main. On y trouve des comptes rendus des fouilles de l'église protoromane de Saint-Walloy (Montreuil) et de trouvailles de l'époque gallo-romaine effectuées à Arras. J. Petit-Tacquet a parcouru les quelque mille dossiers des constructions d'église dans le département au cours du XIXe siècle et a joint à son analyse des tableaux des marques des entrepreneurs et architectes. Dans le cadre d'un projet de recherche national, G. Bellart et P. Nougard ont répertorié les
| |
| |
almanachs arrageois (des XIXe/XXe siècles). On y trouve en outre des articles sur un dépôt de monnaies de l'époque romaine tardive, sur le journal d'un travailleur agricole (fin du XVIIIe siècle) du Boulonnais et sur la situation de l'enseignement dans la région de Saint-Pol au cours de la Première Guerre mondiale. (L.V.)
●
Met deze aflevering (verschenen 1995) wordt de dertiende jaargang afgesloten. Naar goede gewoonte gaan bijdragen over de archeologie en de regionale en lokale geschiedenis in het departement Pas-de-Calais hier hand in hand. Er zijn verslagen over de opgravingen van de vroeg-romaanse kerk van Sint-Walloy (Montreuil) en van vondsten in Atrecht uit de Gallo-Romeinse tijd. J. Petit-Tacquet nam de bijna duizend dossiers door van de kerkbouw in de 19de eeuw in het departement en voegde aan haar analyse tabellen toe van de werkzaamheden en van de aannemers en architecten. Kaderend in een nationaal onderzoeksproject repertorieerden G. Bellart en P. Bougard de Atrechtse almanakken (19de/20ste eeuw). Verder zijn er nog bijdragen over een laat-Romeins muntdepot en een dagboek van een landarbeider (einde 18de eeuw) in het Boonse, en over onderwijstoestanden in de regio Sint-Pol tijdens de Eerste Wereldoorlog (L.V.)
| |
Histoire de Saint-Omer - Saint-Omer: office culturel, 1995-40 p. ill.
Afin de rendre le riche passé de Saint-Omer encore plus accessible au grand public, on le présente ici sous forme de bande dessinée. Le crayon de Pierre Raymond y évoque l'histoire depuis la conquête romaine et les débuts de la christianisation (Saint-Omer, VIIe siècle) jusqu'aux actuelles évolutions architecturales de la ville. Cette bande dessinée historique n'est pas la première de son espèce: elle illustre la tendance à populariser comme il convient l'histoire locale et régionale. (L.V.)
●
Om het rijke verleden van Sint-Omaars nog dichterbij de mensen te brengen, werd de stadsgeschiedenis in de vorm van een stripverhaal uitgewerkt. Aan de hand van de illustraties van Pierre Raymond wordt de geschiedenis vanaf de Romeinse veroveringen en de vroege kerstening (de H. Audomarus, 7de eeuw) tot de hedendaagse stedenbouwkundige ontwikkelingen uitgebeeld. Dit historische stripverhaal is niet het eerste in zijn soort en illustreert de tendens om lokale en regionale geschiedenis op een verantwoorde manier te populariseren. (L.V.)
| |
M. Lecat et É. Vanneufville, Contes et légendes de Flandres et de Picardie - Paris: France-Empire, 1995. - 232 p.
L'intérêt croissant pour les usages et contes anciens s'exprime entre autres dans un nouveau flot de publications de récits populaires ou d'études à leur sujet. Ce recueil comprend 26 contes et légendes, 15 de Flandre (française) et 11 d'Artois. Éric Vanneufville qui composa la première série fit pour ce faire appel à la tradition orale et à des collections éditées comme celle de H. Verly (Lille, 1887). (L.V.)
●
| |
| |
De groeiende belangstelling voor oude gebruiken en verhalen uit zich onder meer in een nieuwe stroom publicaties over of met volksverhalen. Deze bundel bevat 26 verhalen, vijftien uit (Frans-) Vlaanderen en elf uit Artesië. Eric Vanneufville die de eerste reeks samenstelde, deed daartoe een beroep op de mondelingen traditie en op uitgegeven verzamelingen, zoals die van H. Verly (Rijsel, 1887). (L.V.)
| |
Livres en Nord 1993/1994: catalogue des ouvrages régionaux reçus à la Bibliothèque de Lille - Lille: Bibliothèque municipale, 1995 - N.p.: ill.
Le travail réalisé depuis des années à la Bibliothèque municipale de Lille en vue de constituer un fonds régional est d'une valeur inestimable. On peut suivre pas à pas la croissance de cette collection régionale grâce à la bibliographie annuelle des acquisitions. Le fonds comporte naturellement tout ce qui concerne l'histoire, la littérature et l'art locaux et régionaux. La présente livraison de ‘Livres en Nord’ donne les 708 titres de publications acquises en 1993. Les titres sont répartis sous 13 rubriques et accessibles également par le biais d'un index des auteurs et d'un index des mots-clés. (L.V.)
●
Het werk dat sinds jaren in de Rijselse stadsbibliotheek wordt gedaan in de uitbouw van een regionaal fonds is van onschatbare waarde. De groei van deze regionale collectie is op de voet te volgen dankzij een jaarlijkse bibliografie van de aanwinsten. Het fonds bevat vanzelfsprekend alles wat de lokale en regionale geschiedenis, kunst en literatuur aangaat. Deze aflevering van ‘Livres en Nord’ geeft 708 titels van publicaties die in 1993 werden verworven. De titels werden onderverdeeld in dertien rubrieken en zijn verder ontsloten via een auteursregister en een register op trefwoord. (L.V.)
| |
Livres parcours: manuscrits et merveilles de la Bibliothèque de Valenciennes. - Valenciennes: Bibliothèque, 1994. - 139 p.: ill. - (Trésors de la Bibliothèque de Valenciennes, 1)
La réouverture de la bibliothèque municipale de Valenciennes s'est doublée d'une magnifique exposition (20 janvier - 12 mars 1995) présentant 89 joyaux de la bibliothèque. Le présent catalogue servait de guide à l'exposition. Les textes d'introduction et les notices du catalogue sont de la main d'éminents historiens (du livre) comme H.-J. Martin, F. Barbier, M.-P. Dion, H. Platelle, O. Lankhorst, etc. Dans son introduction H.-J. Martin situe l'histoire du livre à Valenciennes dans un large contexte. Les trésors exposés vont des manuscrits de l'abbaye Saint-Amand à la bibliophilie du XXe siècle. Quelques fonds importants comme la bibliothèque du duc de Croy sont particulièrement mis en valeur. (L.V.)
●
De heropening van de stadsbibliotheek van Valencijn ging gepaard met een prachtige tentoonstelling (20 januari-12 maart 1995) waarin 89 bibliotheekschatten werden getoond. Deze catalogus begeleidde de expositie. De inleidende teksten en de catalogusnotities zijn van de hand van eminente (boek)historici als H.-J. Martin, F. Barbier,
| |
| |
M.P. Dion, H. Platelle, O. Lankhorst e.a. In zijn inleiding plaatst H.J. Martin de geschiedenis van het boek in Valencijn in een ruime context. De tentoongestelde schatten beginnen bij de handschriften uit de Sint-Amandsabdij en eindigen bij de 20ste-eeuwse bibliofilie. Enkele grote fondsen, zoals de bibliotheek van de hertog van Croy, krijgen extra aandacht. (L.V.)
| |
R. Maquette, J. Naveaux et C. Reynaert, Patrimoine lillois: l'explosion urbaine du XIXe siècle - (S.1.: s.n., s.a.). - 79 p.: ill. + annexes.
Ce dossier pédagogique est constitué d'une brochure, d'un ensemble de 24 diapositives couleur et d'annexes riches en matériel cartographique. Ce dossier esquisse l'évolution urbaine et architecturale du XIXe siècle sur fond de révolution industrielle à partir du cas de Lille. On y distingue deux phases. Entre 1815 et 1858, Lille déborde ses remparts et s'étend sur les villages d'Esquermes, de Wazemmes et de Moulins. Dans la seconde moitié du XIXe siècle, la ville triple sa superficie et développe un plan d'urbanisme moderne marqué par de grandes avenues rectilignes. Un troisième chapitre étudie les caractéristiques urbanistes et architecturales du développement de la ville. Un index des noms des architectes et un lexique des termes architecturaux vient clore la brochure. (L.V.)
●
Dit pedagogische dossier bestaat uit een brochure, een verzameling van 24 kleurendia's en bijlagen met heel wat kaartenmateriaal. Met dit dossier worden de 19de-eeuwse stadsontwikkeling en architectuur geschetst tegen de achtergrond van de industriële revolutie en toegepast op Rijsel. Daarbij worden twee fasen onderscheiden. Tussen 1815-1858 groeide Rijsel uit zijn vestingen en breidt zich uit naar de buitendorpen Esquermes, Wazemmes en Moulins. In de tweede helft van de 19de eeuw verdriedubbelde de stad haar oppervlakte en werd een modern urbanistisch plan ontwikkeld met grote rechtlijnige lanen. Een derde hoofdstuk gaat dan verder in op de stedenbouwkundige en architecturale kenmerken van die stadsontwikkeling. Een register met de namen van architecten en een lexicon van architecturale termen sluiten de brochure af. (L.V.)
| |
Z. von Martels (inleiding en aantekeningen) en M. Goldsteen (vertaling), Ogier Ghiselin van Boesbeeck: vier brieven over het gezantschap naar Turkije. - Hilversum: Verloren, 1994. - LVIII, 432 p.: ill.
De 16de-eeuwse humanist Ogier van Boesbeeck, afkomstig uit de gelijknamige plaats, verbleef als diplomaat lange tijd in het Ottomaanse rijk. Zijn brieven (Legationis Turcicae epistolae quatuor) over deze missies hebben in hoge mate het beeld over de Turken in de westerse wereld beïnvloed. Ze werden reeds vlug in druk uitgegeven en veel gelezen. Een eerste Nederlandstalige editie verscheen in 1652. Tot voor kort dienden we ons te behelpen met de Nederlandse vertaling van 1949, overigens op basis van een Engelse vertaling. Daar is nu verandering in gekomen. In dit boek worden de brieven kritisch uitgegeven en van een nieuwe Nederlandse vertaling voorzien. Zweder von Martels, die enkele jaren eerder promoveerde op een biografie van Boesbeeck,
| |
| |
annoteerde de tekst en vraagt in de inleiding aandacht voor de stijl van de brieven, de stoïcijnse invloed en de autobiografische elementen. (L.V.)
●
L'humaniste du XVIe siècle Ogier de Bousbecque, originaire du village du même nom, fit un long séjour dans l'empire ottoman en tant que diplomate. Ses lettres (Legationis Turcicae epistolae quattuor) sur ces missions ont en grande partie déterminé l'image que le monde occidental se faisait des Turcs. Elles ne tardèrent pas à être imprimées et abondamment lues. Une première édition en langue néerlandaise parut en 1652. Naguère encore nous devions nous contenter d'une traduction néerlandaise de 1949, établie du reste à partir d'une traduction anglaise. Les choses viennent de changer. Le présent ouvrage offre une édition critique de ces lettres enrichie d'une nouvelle traduction néerlandaise. C'est Zweder von Martels, lequel obtint il y a quelques années son doctorat avec une biographie de Bousbecque, qui a annoté le texte et appelle l'attention dans l'introduction sur le style des lettres, l'influence du stoïcisme et les éléments autobiographiques. (L.V.)
| |
Memor (Mémoire de l'occupation et de la résistance en Zone interdite): bulletin d'information, 1994, no 19-20: la seconde guerre mondiale en Zone interdite: histoire, culture et société. - Villeneuve d'Acsq: Memor - Université Charles de Gaulle, (1995). - 229 p.: ill.
Memor est une association fondée en 1987 par des résistants et des historiens de l'université de Lille dans le but de recueillir des témoignages sur la période de guerre 40-45 et de développer des initiatives scientifiques à leur propos. Le quarantième anniversaire de la Libération donna lieu à un cycle de conférences dont cette publication rend compte. Patrick Oddone ouvre l'ouvrage par une présentation des objectifs et des méthodes de Memor. Les sujets abordés dans les douze conférences (notamment par E. Dejonghe, Y. Le Maner, E. Verhoeyen) sont divers: l'invasion et les sévices en mai/juin 1940, les juifs dans le Nord de la France, l'action du PCF, etc. Un appendice signale les documents sur cette période conservés au Centre de recherche en géographie historique de l'Université catholique de Lille. (L.V.)
●
Memor is een vereniging die in 1987 werd opgericht door verzetsmensen en historici van de Rijselse universiteit met de bedoeling getuigenissen over de oorlogsperiode '40-'45 vast te leggen en wetenschappelijke initiatieven daaromtrent te ontwikkelen. De veertigste verjaardag van de bevrijding was de aanleiding om een cyclus lezingen op te zetten, waarvan deze publicatie verslag uitbrengt. Patrick Oddone opent met een voorstelling van de doelstellingen en werkwijze van Memor. De onderwerpen die in de twaalf lezingen (o.a.E. Dejonghe, Y. Le Maner, E. Verhoeyen) worden aangesneden, zijn divers: de invasie en de geweldplegingen in mei/juni 1940, de joden in Noord-Frankrijk, het optreden van de PCF enz. In bijlage worden de documenten over deze periode gesignaleerd die worden bewaard in het Centre de recherche en géographie historique van de Université catholique de Lille. (L.V.)
| |
| |
| |
B. Menager, J.F. Sirinelli, J. Vavasseur-Desperriers, Cent ans de socialisme septentrional. - Villeneuve d'Ascq: Centre d'Histoire de la Région du Nord et de l'Europe du Nord-Ouest, 1995 - 425 p. - (Histoire et littérature régionales, 12)
Du 3 au 4 décembre 1993 s'est tenu à l'Université de Lille un colloque sur le socialisme dans la région du Nord de la France, organisé à l'occasion du centenaire du mouvement socialiste. Les 22 interventions ont été réparties en quatre blocs chronologiques: la période de fondation, l'unification et la construction d'une organisation solidement structurée (1893-1914), l'entre-deux-guerres (1914-1945), la percée (1945-1981) et les nouveaux défis de la période actuelle. Un certain nombre de témoignages (notamment de Pierre Mauroy) concluent ces actes du colloque. (L.V.)
●
Van 3 tot 4 december 1993 vond aan de Universiteit van Rijsel een colloquium plaats over het socialisme in de Noord-Franse regio. De aanleiding was het honderdjarig bestaan van de socialistische beweging. De 22 bijdragen werden ingedeeld in vier, chronologische blokken: de periode van de stichting, de eenmaking en de opbouw van een hechte organisatie (1893-1914), het interbellum (1918-1945), de doorbraak (1945-1981) en de nieuwe uitdagingen van de hedendaagse periode. Een aantal getuigenissen (o.a. van Pierre Mauroy) sluit deze colloquiumbundel af. (L.V.)
| |
‘Nord’: revue de critique et de créations littéraires du Nord/Pas-de-Calais. - 1995, no 25, 152 p. - (Lille: Société de littérature du Nord)
Avec une régularité d'horloge, la revue Nord publie des numéros à thème; cette fois c'est la littérature médiévale du Nord de la France qui est à l'ordre du jour. Tous les genres sont abordés dans un ou plusieurs articles: les chroniques (notamment Froissart), les nouvelles et les romans (les ‘cent nouvelles nouvelles’ de l'entourage de Philippe le Bon, vers 1450; la production littéraire autour des seigneurs de Trazignies), les épopées, la poésie (poètes populaires de la région de Lille, fin XVe début XVIe siècle) et le théâtre. (L.V.)
●
Met de regelmaat van een klok brengt het tijdschrift Nord themanummers uit; deze keer is de Noord-Franse middeleeuwse literatuur aan de orde. Alle genres komen in een of meerdere artikelen aan bod: de kronieken (o.a. Froissart), novellen en romans (de ‘cent nouvelles nouvelles’ uit de omgeving van Filips de Goede, ca. 1450; de literaire productie rond de heren van Trazignies), epen, poëzie (Rijselse volksdichters, eind 15de-begin 16de eeuw) en theater. (L.V.)
| |
A. Notter, Porcelaine d'Arras: legs Charles-Longuevergne: collection du Musée d'Arras. - Arras: Musée des Beaux-Arts, 1994. - 48 p.: ill.
Cet ouvrage richement illustré traite des chefs-d'oeuvre de la porcelaine arrageoise rassemblés dans la collection Longuevergne. Léon Longuevergne était un antiquaire arrageois qui, en 1914, déménagea son commerce à Paris; il n'en continua pas moins sa
| |
| |
vie durant à collectionner de la poterie arrageoise. Après son décès, les chefs-d'oeuvre de cette collection revinrent à Arras grâce à sa fille. Cette collection offre un bon aperçu de la qualité de la poterie du Nord de la France. (L.V.)
●
In dit rijk geïllustreerd boek worden de topstukken Atrechts porselein uit de verzameling Longueverne besproken. Leon Longueverne was een Atrechtse antiekhandelaar die in 1914 zijn handel naar Parijs verplaatste; zijn leven lang bleef hij niettemin Atrechts aardewerk verzamelen. Na zijn overlijden kwamen de topstukken van deze prachtige collectie door toedoen van zijn dochter opnieuw in Atrecht terecht. Deze verzameling biedt een goed inzicht in de kwaliteit van het Noord-Franse aardewerk. (L.V.)
| |
H. Oursel, C. Deremble-Maubes et J. Thiebaut Nord roman: Flandre, Artois, Picardie, Laonnais. - Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire: Zodiaque, 1994. - 350 p., 149 p. ill. - (La nuit des temps, 82)
Le Nord de la France est un territoire rêvé pour la découverte du gothique; par contre, l'art roman y a laissé peu de traces. Ce qui n'empêche pas la prestigieuse collection La nuit des temps de consacrer un volume entier à ce sujet. Après un article général de H. Rousel (L'art roman dans le Nord, p. 13-51) l'ouvrage traite successivement de l'architecture, de la statuaire, des arts décoratifs et de l'enluminure. Ce dernier sujet est particulièrement développé: rien d'étonnant à cela vu la richesse du patrimoine conservé en la matière. L'ouvrage donne un bon aperçu de la production en manuscrits des scriptoria et bibliothèques des grandes abbayes (Saint-Amand, Anchin, Marchiennes, Corbie, Saint-Vaast, etc.); des manuscrits aux enluminures exceptionnelles comme le Liber Floridus de Lambert de Saint-Omer (Abbaye de Saint-Bertin, Saint-Omer) sont traités à part. Cette collection se caractérise par le grand soin apporté à la mise en forme, à l'illustration en couleur et à la finition (reliure lin marron clair), ce qui nous vaut un magnifique ouvrage. (L.V.)
●
Noord-Frankrijk is een uitgelezen gebied om de gotiek te leren kennen; daartegenover staat dat de Romaanse kunst maar weinig sporen heeft nagelaten. Niettemin presenteert de prestigieuze reeks La nuit des temps een volledig deel over dit onderwerp. Na een overzichtsartikel van H. Rousel (L'art roman dans le Nord, p. 13-51) worden achtereenvolgens de architectuur, de beeldhouwkunst, de decoratieve kunsten en de boekverluchting besproken. Vooral dit laatste onderwerp komt uitgebreid aan bod; dit is niet verwonderlijk gezien het rijke patrimonium dat op dat vlak wordt bewaard. Er wordt een goed overzicht gegeven van de handschriftenproductie uit de scriptoria en librijen van de grote abdijen (Sint-Amands, Anchin, Marchiennes, Corbie, Sint-Vaast ...); manuscripten met een bijzondere verluchting, zoals het Liber Floridus van Lambert van Sint-Omaars (Sint-Bertijnsabdij, Sint-Omaars), worden afzonderlijk behandeld. Karakteristiek voor deze reeks is de grote aandacht die wordt besteed aan de vormgeving, de kleurenillustratie en de afwerking (lichtbruine linnen band), met een prachtboek als resultaat. (L.V.)
| |
| |
| |
Patrimoine des bibliothèques de France: un guide des régions, 2: Nord-Pas-de-Calais, Picardie. - Paris: Fondation des Banques CIC pour le livre, Payot, 1995. - 207 p.: ill.
Des bibliothèques en France conservent des trésors insoupçonnés en manuscrits, imprimés anciens, cartes, etc... Afin de mieux faire connaître toute cette richesse, on a lancé une collection forte de dix volumes. Ce second volume traite des bibliothèques du Nord de la France; On y présente 28 bibliothèques. Y figurent bien sûr les grandes bibliothèques (Lille, Valenciennes, Arras, Amiens), mais des institutions moins connues y trouvent également place (bibliothèques municipales de Dunkerque, Boulogne, Roubaix,...). Chaque note esquisse l'histoire de la bibliothèque, présente les diverses collections et s'attache plus particulièrement aux ouvrages exceptionnels. Une courte bibliographie comportant notamment une énumération des expositions auxquelles participèrent les trésors de la bibliothèque clôt chaque article. On trouve en fin de volume une liste pratique des bibliothèques présentées, comportant leur adresse, les heures d'ouverture, les modalités d'accès aux collections, etc... Cet ouvrage édité avec beaucoup de soin et remarquablement illustré fait vraiment honneur à ce riche patrimoine culturel. (L.V.)
●
Bibliotheken in Frankrijk bewaren onvermoede schatten aan handschriften, oude drukken, kaarten enz. Om dit rijke bezit beter bekend te maken, werd een tiendelige reeks opgezet. Dit tweede deel handelt over de bibliotheken in Noord-Frankrijk. 28 bibliotheken worden erin voorgesteld. Vanzelfsprekend vindt men er de grote bibliotheken (Rijsel, Valenciennes, Atrecht, Amiens) in terug, maar ook minder bekende instellingen krijgen een plaats (stedelijke bibliotheken van Duinkerke, Boulogne, Roubaix...). In elke notitie wordt stilgestaan bij de bibliotheekgeschiedenis, de verschillende verzamelingen en de topstukken. Een korte bibliografie met onder meer een opsomming van de tentoonstellingen waarin de bibliotheekschatten naar buiten werden gebracht, sluit elk artikel af. Achteraan volgt dan een praktische lijst van de besproken bibliotheken met adres, openingstijden, toegankelijkheid van de collecties enz. Met dit keurig verzorgde en voortreffelijk geïllustreerde boek wordt dit rijke cultuurpatrimonium alle eer aangedaan. (L.V.)
| |
Revue du Nord: archéologie, 76 (1994) no 308. - 221 p.: ill. - (Villeneuve d'Ascq: Université Charles de Gaulle).
Le numéro annuel de la Revue du Nord consacré à l'archéologie comporte à nouveau toute une série d'articles sur Bavay qui vont d'un compte-rendu des trouvailles récentes à la présentation d'une nouvelle vision du développement originel de la ville. Passionnant le compte-rendu de la découverte à Seclin d'une grande exploitation agricole (habitée du premier au quatrième siècle) (pp. 99-147). Dans le cadre d'un projet de recherche plus vaste (notamment déjà réalisé en 1987 pour Cassel par F. Jacques), E. Malvache et G. Pouchain scrutent le paysage en quête des vestiges du cadastre romain, respectivement en Atrébatie et en Morinie. Dans une synthèse des récents acquis en matière de production et de commerce du sel au cours de l'Antiquité et du haut Moyen Age, C. Hocquet montre que la production locale de sel en Angleterre rendait inutile tout transport par mer depuis le secteur côtier qui va de la
| |
| |
Bretagne à la Flandre. Quelques articles sur des fouilles locales, la chronique numismatique et des comptes-rendus de livres viennent compléter ce numéro. (L.V.)
●
Het jaarlijkse archeologienummer van de Revue du Nord bevat opnieuw heel wat bijdragen over Bavay. Dat gaat van een verslag van recente vondsten tot het ontwikkelen van een nieuwe visie op de vroegste stadsontwikkeling. Boeiend is het verslag van de ontdekking van een groot Romeins landbouwbedrijf (bewoond 1ste tot 4de eeuw) in Seclin (p. 99-147). Kaderend in een breder onderzoeksproject (onder meer reeds Kassel door F. Jacques in 1987) gaan E. Malvache en G. Pouchain op zoek naar landschappelijke sporen van het Romeinse kadaster in het land van respectievelijk de Atubaten en de Morinen. In een synthese over de recente bevindingen inzake de zoutproductie en -handel tijdens de Oudheid en de vroege-Middeleeuwen door C. Hocquet wordt aangetoond dat de lokale zoutproductie in Engeland geen transport over zee noodzaakte vanuit het kustgebied tussen Bretagne en Vlaanderen. Enkele bijdragen over lokale opgravingen, de numismatische kroniek en boeksprekingen vervolledigen dit nummer. (L.V.)
| |
Revue du Nord: histoire et archéologie: Nord de la France, Belgique, Pays-Bas, 76 (1994) no 307, p. 698-931, 77 (1995) no 309-310, p. 1-472.
La Revue du Nord continue à publier des numéros à thème qui, la plupart du temps, rendent compte d'un colloque. Le dernier numéro de 1994 rassemble les communications présentées en novembre 1993 à l'Université de Lille sur les institutions de marché européennes du XVIIIe au XXe siècle. Le numéro comporte des articles groupés autour du thème ‘Noblesse et entourage princier dans les Pays-Bas à la fin du Moyen Age’. La plupart des auteurs se sont livrés à des recherches originales à partir de sources lilloises (Archives municipales et Archives départementales) ce qui nous vaut entre autres des articles sur la noblesse de la fin du XVe siècle dans la châtellenie de Lille (H. Cools, pp. 387-406) et le bailliage d'Arras (M.-T. Caron, p. 407-426) et sur les procédures de renouvellement de l'échevinage à Lille (D. Clauzel, pp. 365-386). Le numéro 309 aborde deux sujets lillois: Les apaiseurs de Lille à la fin de l'Ancien Régime et Les salaires ouvriers dans la filature de lin à Lille au XIXe siècle. Chaque numéro offre en outre bon nombre de comptes-rendus d'ouvrages et de nouvelles concernant les activités historiques dans la région du Nord de la France. (L.V.)
●
De Revue du Nord blijft doorgaan met het brengen van themanummers; doorgaans betreft het de neerslag van een colloquium. Het laatste nummer van 1994 geeft de lezingen weer die in november 1993 aan de Universiteit van Rijsel werden gehouden over de instellingen van de Europese markteconomie van de 18de tot de 20ste eeuw. Het nummer 310 bevat bijdragen rond het thema ‘Adel en vorstelijke omgeving in de Nederlanden op het einde van de Middeleeuwen’. De meeste auteurs deden origineel onderzoek op Rijselse bronnen (Stadsarchief en Departementaal Archief), wat zich onder meer vertaalt in artikelen over de laat-15de-eeuwse adel in de kasselrij Rijsel (H. Cools, p. 387-406) en het baljuwschap Atrecht (M.-T. Caron, p. 407-426), en over de procedure bij de magistraatswisseling in Rijsel (D. Clauzel, p. 365-386). Twee Rijselse
| |
| |
onderwerpen komen aan bod in het nummer 309: de ‘verzoenders’ (apaiseurs) op het einde van de 18de eeuw en de lonen in de 19de-eeuwse vlasspinnerijen. Daarnaast biedt elk nummer heel wat boekbesprekingen en nieuws over activiteiten binnen het historisch bedrijf in de Noord-Franse regio. (L.V.)
| |
A. Salamagne, Vauban en Flandre et Artois: les places de l'intérieur. - Saint-Léger-Vauban: Association des Amis de la Maison Vauban, 1995. - 102 p.: ill.
Dans le sillage de l'extension territoriale poursuivie à la frontière nord par Louis XIV, Vauban réalisa une impressionnante ceinture militaire défensive. Les vestiges s'en imposent toujours au regard dans le Nord de la France. Le présent opuscule très proprement édité les présente avec beaucoup de compétence.
Après quelques considérations générales, les différentes places font chacune l'objet d'un commentaire particulier illustré de cartes et de croquis: villes, citadelles (notamment Arras et Lille) et forts. Un grand nombre d'appendices vient clore l'opuscule: liste des plans-reliefs existants, glossaire, bibliographie, etc... (L.V.)
●
In het spoor van de territoriale uitbreiding aan de Noordergrens door Lodewijk de XIV zorgde Vauban voor een indrukwekkende militaire verdedigingsgordel. In Noord-Frankrijk zijn deze sporen nog steeds overduidelijk aanwezig. Ze worden in dit keurig uitgegeven boekje vakkundig toegelicht.
Na enkele algemene beschouwingen worden de verschillende plaatsen afzonderlijk besproken en met kaarten en tekeningen geïllustreerd: steden, citadellen (o.a. Atrecht en Rijsel) en forten. Een groot aantal bijlagen sluit dit boekje af: een lijst van de bestaande reliëfplannen, een glossarium, een literatuurlijst enz. (L.V.)
| |
M. Sarde, Vous, Marguerite Yourcenar: la passion et ses masques. - Paris: Robert Laffont, 1995 - 426 p.: ill.
L'auteur, professeur de littérature et de culture françaises à l'université de Georgetown (U.S.A.), édita (en collaboration avec Joseph Brami) des lettres de Marguerite Yourcenar inconnues jusqu'alors et incorpora ces matériaux nouveaux à une esquisse biographique. Son objectif était surtout de percer la vie sentimentale de Marguerite Yourcenar et pour ce faire il usa du procédé du dialogue imaginaire. L'ouvrage s'enrichit de notes groupées à la fin, d'une bibliographie sélective et d'un index des noms. Un feuillet d'illustrations en noir et blanc comprend quelques photos moins connues. (L.V.)
●
De auteur, docent literatuur en Franse cultuur aan de universiteit van Georgetown (V.S.), gaf onbekende brieven van Marguerite Yourcenar uit (samen met Joseph Brami) en verwerkte dit nieuwe materiaal in deze biografische schets. De bedoeling is vooral het gevoelsleven van Marguerite Yourcenar uit te diepen en daartoe gebruikte ze het procédé van de imaginaire dialoog. Het boek wordt afgesloten met eindnoten, een
| |
| |
selectieve bibliografie en een namenregister. De katern zwart-wit illustraties bevat enkel minder bekende foto's. (L.V.)
| |
Toeristische vaargids. De vaarwegen van de Région Nord-Pas-de-Calais en de Provincie West-Vlaanderen. - Guide Touristique Fluvial. Les voies navigables de la région Nord-Pas-de-Calais et de la province de Flandre occidentale. - Sint-Andries-Brugge: Provincie West-Vlaanderen; Lille: Conseil Régional Nord-Pas-de-Calais, 1995. - 128 p.: ill., krt.
Deze brochure die in het kader van het Europese INTERREG-programma werd gerealiseerd, heeft als doel zoveel mogelijk nuttige informatie voor de pleziervaart te bundelen. In de brochure worden vijf tochten op de Noord-Franse en West-Vlaamse binnenwateren uitgestippeld. De brochure bevat, naast de nodige kaarten en informatie over de vaarroutes, ook gegevens over toeristische bezienswaardigheden die langs het traject gelegen zijn. (D.v.A.)
●
Cette brochure réalisée dans le cadre du programme européen INTERREG se propose de rassembler un maximum d'informations utiles pour la navigation de plaisance. Elle balise cinq itinéraires sur les eaux intérieures du Nord de la France et de Flandre-Occidentale. Outre les cartes et indications indispensables sur les itinéraires, la brochure comporte également des données sur les curiosités touristiques qui jalonnent le trajet. (D.v.A.)
| |
P. Vandewalle, Quatre siècles d'agriculture dans la région de Dunkerque 1590-1990: une étude statistique. - Gand: Centre Belge d'Histoire Rurale, 1994. - 536 p. - (CBHR. Publication no 110).
L'idée de cette étude est venue à l'auteur alors que, dans le cadre de sa thèse de doctorat sur l'agriculture dans la châtellenie de Furnes, il faisait des recherches aux archives municipales de Bergues et y fut frappé par la richesse des sources. Suivre quatre cents ans durant l'évolution de l'agriculture dans un territoire bien circonscrit (l'arrondissement de Dunkerque, lequel correspond à peu près à l'ancienne châtellenie de Bergues) suppose en effet de disposer d'un ensemble de sources exceptionnel. Celui-ci permet de suivre en détail l'évolution de la population, l'exploitation des fermes, la gestion de l'espace, les rendements et les récoltes, et les techniques agricoles. A partir de cette analyse à long terme, l'auteur situe la révolution agricole entre 1955 et 1970. Les éléments de preuve figurent dans les tableaux et des graphiques rassemblés en grand nombre en annexe. (L.V.)
●
Het idee voor deze studie ontstond toen de auteur in het kader van zijn doctoraatsverhandeling over de landbouw in de kasselrij Veurne onderzoek deed in het stadsarchief van Sint-Winoksbergen en er getroffen werd door de bronnenrijkdom. De evolutie van de landbouw over vierhonderd jaar volgen voor een welomschreven gebied (arrondissement Duinkerke, voorheen ongeveer kasselrij Sint-Winoksbergen) vraagt inderdaad een bevoorrecht bronnenbestand. Dit biedt de mogelijkheid de evolutie van de bevol- | |
| |
king, de exploitatie van de hoeven, het areaalbeheer, de opbrengsten en de teelten, en de landbouwtechniek gedetailleerd te volgen. Via deze lange termijnanalyse situeert de auteur de echte landbouwrevolutie tussen 1955 en 1970. Het bewijsmateriaal is vastgelegd in tabellen en grafieken waarvan een groot aantal in bijlage werd opgenomen. (L.V.)
| |
P. Villiers et Chr. Pfister-Langanay (sous la direction de), La transmanche et les liaisons maritimes XVIIIe-XXe siècle: actes du colloque de Boulogne-sur-Mer, 1-3 avril 1993. - Villeneuve d'Ascq: Université Charles de Gaulle, 1195. - 248 p. - (Revue du Nord, hors série; collection histoire, no 9)
Cet ouvrage rassemble 17 conférences prononcées dans le cadre d'un colloque organisé en 1993 à Boulogne et consacré à la problématique des liaisons transmanche. Les communications sont regroupées autour de trois thèmes exprimés par des mots-clés: envahir, traverser et relier. Le premier thème évoque irrémédiablement des sujets comme Guillaume le Conquérant et la Guerre de Cent Ans mais on y aborde aussi le projet d'invasion de l'Angleterre à partir de Boulogne préparé par Napoléon en 1803-1805. Chaque port du détroit du Pas-de-Calais n'a pas tardé à développer son infrastructure et son trafic portuaire propre: Dunkerque (Chr. Pfister), Calais (Chr. Bordes) et Boulogne (G. Oustric). Le dernier thème est naturellement réservé au lien fixe par tunnel. (L.V.)
●
In dit boek worden de zeventien lezingen gebundeld die werden gehouden op een colloquium tijdens het voorjaar 1993 in Bonen, waar de problematiek van de kanaalverbinding aan de orde was. De lezingen werden gegroepeerd rond drie thema's die met een trefwoord zijn weergegeven: veroveren (envahir), oversteken (traverser) en verbinden (relier). Het eerste thema roept onvermijdelijk onderwerpen op als Willem de Veroveraar en de Honderdjarige Oorlog, maar ook de geplande Engeland-expedities van Napoleon vanuit Bonen in 1803-1805 komen aan bod. Elke kanaalhaven ontwikkelde weldra een eigen haveninfrastructuur en - trafiek: Duinkerke (Chr. Pfister), Kales (Chr. Bordes) en Bonen (G. Oustric). Bij het laatste thema gaat alle aandacht vanzelfsprekend naar de tunnelverbinding. (L.V.)
| |
Westhoek: tijdschrift voor geschiedenis & familiekunde in de Vlaamse & Franse Westhoek. - jrg. 11 (1995) 1-2, 80 p. (Ieper-Brugge: Westhoek)
Deze publicatie is de voortzetting van het tijdschrift Westhoek-info. Naast een bijzondere belangstelling voor de geschiedenis en de familiekunde in de Vlaamse en Franse Westhoek in het algemeen, wordt in het tijdschrift ook grote aandacht besteed aan de zestiende eeuw als cruciale periode in de geschiedenis van deze streek. In dit dubbelnummer staan een tweetal bijdragen over de geschiedenis van de Franse Nederlanden. Kristof Papin maakt enkele kritische opmerkingen bij de bevolkingstellingen in de kasselrij Ieper op het einde van de 17de eeuw en Jef Cailliau heeft het over de opkomst van de Hollandse kaas in de kasselrij van Sint-Winoksbergen sinds het einde van de 16de eeuw. Het nummer bevat ook enkele korte boekbesprekingen. (D.v.A.)
●
| |
| |
Cette publication continue la revue Westhoek-info. Outre un intérêt particulier pour l'histoire et la généalogie du Westhoek belge et français en général, la revue accorde également beaucoup d'attention au XVIe siècle, période cruciale dans l'histoire de cette région. Ce numéro double comporte deux articles sur l'histoire des Pays-Bas français. Kristof Papin formule quelques observations critiques sur les recensements dans la châtellenie d'Ypres à la fin du XVIIe siècle et Jef Cailliau traite de la pénétration du fromage hollandais dans la châtellenie de Bergues-Saint-Winoc depuis la fin du XVIe siècle. Le numéro comporte aussi quelques courts comptes-rendus d'ouvrages. (D.v.A.)
| |
Zannekin Jaarboek. - Jaarboek 17 (1995). - Ieper: Vereniging/Stichting Zannekin, 1995. - 176 p. Ill.
Dit zeventiende deel bevat opnieuw enkele bijdragen over de Franse Nederlanden. Maurits Caillau belicht de figuur van Joris van Severen en meer in het bijzonder zijn interesse voor Frans-Vlaanderen. Antoon Lowyck schetst de levensloop van Jean-Marie Gantois. Daarnaast heeft hij het ook over de interesse van Gantois voor Ruusbroec, over de verschillende verenigingen die onder zijn leiding stonden en ten slotte over zijn publicaties. In zijn bijdrage bespreekt Pieter-Jan Verstraete de diverse interessevelden van Vital Celen. (D.v.A.)
●
Ce dix-septième tome comporte à nouveau quelques articles sur les Pays-Bas français. Maurits Cailliau y dépeint le personnage de Joris van Severen et plus particulièrement son intérêt pour la Flandre française. Antoon Lowyck y retrace la vie de Jean-Marie Gantois. Il y traite aussi de l'intérêt de Gantois pour Ruusbroec, des diverses associations placées sous sa direction et enfin de ses publications. Dans son article, Pieter-Jan Verstraete traite des différents centres d'intérêt de Vital Celen. (D.v.A.)
(Traduit du néerlandais par Jacques Fermaut)
|
|
Auteursrechtelijk beschermd