| |
| |
| |
Pagina uit het testament van Franciscus de Mersseman
| |
| |
| |
De schrijftaal van de Westhoek in Frankrijk. Boedelbeschrijving en testament van F. de Mersseman, Ekelsbeke (1787)
Lexicon ● 21
C. Moeyaert
Watou (B)
| |
Auteurs
Het testament van F. de Mersseman werd door hemzelf gedicteerd, en opgetekend door twee notarissen ‘s'Conyngs’ van Sint-Winoksbergen: Collet en Modewijck. De kopie werd bij zijn overlijden ondertekend door twee beëdigde ‘deellieden’ (scheidsmannen). De boedelbeschrijving schijnt eveneens door beide vermelde notarissen opgesteld te zijn.
| |
De erflater: Franciscus en Mersseman
Franciscus de Mersseman, geboren in Ekelsbeke op 23 maart 1714, was de zoon van Jan François en Marie Françoise de Ceuvelaere. Hij trouwde op 11 december 1740 in Ieper met Joanne Françoise de Ceuvelaere. Hijzelf was advocaat en Heer van Roosenhove. Hij had acht kinderen, o.a. Alexander Folquinus de Mersseman, die priester was en kanunnik van het kapittel van de Sint-Pieterskerk in Kassel.Ga naar eind(1) F. de Mersseman stierf op of kort voor 26 september 1787.
| |
Inhoud van de hier besproken handschriften
De hier besproken boedelbeschijving en het testament zijn een
| |
| |
gekopieerd deel van een ongeveer 600 bladzijden tellende Nederlandstalige bundel die berust in het Rijksarchief van Brugge. Een verre, onlangs gestorven afstammeling, die geen Nederlands meer kende, heeft me er een kopie van gegeven om er een globale vertaling van te maken. Hierin staan heel wat nauwkeurig beschreven boerderijen en landerijen vermeld die gelegen waren in Ekelsbeke en in de dorpen in de buurt.
Van die hele bundel heb ik 37 bladzijden voor mezelf gekopieerd. De inhoud van deze bladzijden is als volgt: Ten eerste een beschrijving van één boerenerf: art. 201, namelijk de gebouwen, de tuin en de bomen op een perceel van 9 gemeten (ruim 3 hectare), gelegen aan de oostkant van de ‘Pitgamstraete’ en ten noorden aan het ‘Geetestraetken’ in Ekelsbeke. Deze beschrijving telt vier bladzijden. Vervolgens beslaat het testament achttien bladzijden. Het werd gedicteerd en geschreven in Sint-Winoksbergen op 3 augustus 1784. Een kopie ervan werd gemaakt op 26 september 1787 door de scheidsmannen. Alles staat er nauwkeurig in uitgestippeld; wat betreft de uitvaart: de hoogste dienst, het aantal missen, hoeveel kaarsen, wie er uitgenodigd moet worden ook voor de rouwmaaltijd, dat priesters en religieuzen de familie moeten begeleiden, hoeveel er aan de armentafel gegeven moet worden, hoe de grafsteen eruit moet zien en waar hij moet liggen, dat er een jaar lang een ‘tombe’ moet staan in het O.L. Vrouwekoor enz.
Verder wordt vermeld dat het dienstpersoneel nieuwe kleren moet krijgen en voor wie zijn eigen kleren bestemd zijn. Ten slotte lezen we ook dat zijn vrouw het hele bedrijf erft.
Het derde deel beslaat 24 bladzijden en bevat de boedelbeschrijving van het sterfhuis. Alles wat nog niet verkocht was, wordt nauwkeurig toegezegd aan de verschillende kinderen en familieleden. De waarde staat er telkens bij. Het gaat om huisraad, flessen wijn en likeur, tafelkleden, allerlei kledingstukken, ongebruikte kledingstof, een geweer, een vogelkooi, een kantkussen, een lottospel, veel hout en jonge bomen of struiken. Opvallend zijn de vermelde boeken. Hieronder bevinden zich heel wat Franse exemplaren betreffende de rechtspraak. F. de Mersseman was namelijk advocaat in het parlement van Vlaanderen in Dowaai, waar alles in het Frans moest verlopen. Toch bezat De Mersseman ook enkele Nederlandse boeken, onder meer ‘placcaete boucken’, De Plac- | |
| |
caet boecken van Vlaenderen, die hem van nut waren. Verder bezat hij religieuze boeken, zoals Ribadineira en Rosweydus' Generaele Legende der Heyligen alsook het Vaders bouck en den Christelicken pedagoge, vervolgens de Beschrijvinge van Vranckrijk en de voyage van Spagnien en Herbarius (in het Latijn) en een Sainte Bible.
| |
De taal
De auteurs schrijven in een vrij behoorlijk Nederlands, dat echter nog heel wat Middelnederlandse woorden bevat, zoals bloetvriend (bloedverwant), beddecoutse (ledikant), madelaere (zaakwaarnemer bij boedelscheiding), toedies (bovendien), wannof (waarvan) en ook ter of ten gevolgd door de derde naamval, bijvoorbeeld ter selver hofstede, ter straete, ten voorderen, ter beliefte (naar beleiven). Opmerkelijk zijn ook sommige standaardwoorden, zoals nottietiebouckxken, wethouder, cappelaen, hollands secreet en hek, waarvoor de andere Vlamingen meestal hekken gebruiken.Ga naar eind(2) Opvallend zijn enkele hypercorrecte woorden, vooral ‘coedestal’ voor koestal, zoude (zou), hofstede van vierstede, tijdelick (Z-Vl tijlijk = tijdig) enz. De bastaardwoorden zijn vrij talrijk: verobligieren, employeeren, leccitteeren (Fr. liciter = in veiling brengen). Mooie Zuid-Vlaamse woorden zijn onder meer: begroeten (uitnodigen op een uitvaart), eize (ruif), dootlessen (dodenofficie), wynket (klein deurtje in een grote deur), stoffie (kleerstof), comtie (kommetje), daschvloer (dorsvloer). Wat betreft de syntaxis valt op te merken dat de werkwoordelijke eindgroep meestal in standaardvolgorde staat: dat sijn lichaem gedraegen moet worden...; de welcke behoorlick betaelt moeten wesen...; alwaer den selven aenveirt zal worden... Soms merken we Brabantse invloed en staat het voltooid deelwoord niet voorop maar middenin. Die Brabantse invloed is ook aanwezig in de vele verkleinwoorden op -ke(n): hammeke, blocksken, cnopkens, dweersmeurken enz.
De voornamen zijn bij de mannen nog doorgaans Nederlands: Pieter Cornelis, Alaxander Folquinus, Balthazar, Emmanuel Stephanus, Jacobus Everardus enz.; Louis en François komen ook al voor. De dames hebben vaker een Franse naam: Marie
| |
| |
Françoise, Joanne Françoise, Marie Pieternelle, Marie Anne Isabelle.
| |
Slotopmerking
Ook uit dit document blijkt duidelijk dat de gewone adel in Frans-Vlaanderen vlak voor de Franse Revolutie nog niet verfranst was.
| |
Lexicon
Afkortingen
- | Mnl: Middelnederlands (Verdam) |
- | Z-Vl: Zuid-Vlaams: streektaal van de Westhoek in Frankrijk |
- | W-Vl: West-Vlaams: (westel. W-Vl.: westelijk W-Vl.) |
- | DB: De Bo, Westvlaamsch Idioticon |
- | Stal: Stallaert, Glossarium, voortgezet door F. Debrabandere. |
- | DR: J. des Roches, Nederduytsch-Fransch woordenboek (1821) |
- | Lem: L. Lemaire, Glossaire (1933-1974) |
- | WP: Winkler Prins (6e druk, 1955) |
- | Gal: Gallicisme |
- | De getallen verwijzen naar de bladzijde in de kopie; |
| |
A
- | aeze: vier caffé lepels wegende twee oncen een Engelschen sesthien aezen (35) ‘het kleinste gewicht’, Mnl. |
- | afdraegende: mits door haer alleenelick afdraegende de redelicke refectien (16), ‘door haar alleen te betalen’. |
- | aldereersten: dat er nog gelezen zullen moeten worden een hondert missen... eens tot twalf stuyvers permissie jder met den aldereersten (14) ‘zo spoedig mogelijk’, Mnl. |
- | aldergrootst: met den aldergrootsten dienst (7) ‘hoogste’. |
| |
| |
- | alderheyste: de alderheyste maget Marie (7) ‘allerheiligste’ |
- | alderwitste: eene alderwitste maemeren plaete van Jpre (8) ‘allerwitst’. |
- | alm: twee hondert en drie almen en jepen (4) ‘olm’. |
- | alleenelick: alle de pachters die alleenelick hofsteden gebruycken (11) ‘enkel’ die pachters die... |
- | al of: al of zij alhier niet en hadden uytgedruckt geweest (20) ‘alsof’, (misschien verschrijving). |
- | alzulck: ofte in alzulcke ‘die’ kercke alwaer den zelven aenveert zal worden (10) ‘zo'n’, ‘die’ Mnl. |
- | ambacht: om hem te stellen in zijn ambacht (3) ‘om zich te vestigen in zijn beroep’. |
- | annex: het peerdestal bezuyden annex (3) ‘vast eraan’. |
- | approba: approba de woorden in dobbel geschreven bij forme van interligne (22) ‘goedkeuring’. |
| |
B
- | baenst: kleenen baenst (24) ‘ronde korf van stro of biezen’, ‘strooien broodmandje’, Mnl, Z-Vl. |
- | ballie: Jtem de ballie ende heck ter straete (4) ‘breed hek’ (met hekje ernaast) Z-Vl. (baaie uitgesproken). |
- | barden: barden beddecoutse (1), ‘houten’, ‘van planken’, Z-Vl. |
- | barronnie: woonende op de prochie ende barronnie van Ekelsbeke (5) ‘heerlijkheid van een baron’, uitspraaksp. |
- | bart: consisteerende in eenigh poupelieren § abeelen bart (32) ‘houten plank’, Z-Vl. |
- | beddecoutse: met barden beddecoutse (1) ‘ledikant’, Mnl. |
- | begraefplaetse: dat zijn lichaem gedraegen moet worden naer de kercke ende begraefplaetse... (10): ‘plaats van het graf’. |
- | begroeten: de welcke behoorlick betaelt moeten wesen ende begroet tot den uytvaert ende noenmael (10) ‘uitnodigen tot de begrafenis’, Z-Vl. |
- | belieft: ter beliefte alsvooren (11) ‘naar believen’, Mnl. |
- | benaeyer: naar zynne dood zullen moeten gegeven worden ten deele aen den benaeyer (19) ‘die het lijk in de kist legt’, (oorspronkelijk: ‘die het lijk in een zak naaide’) Mnl, Z-Vl. |
- | beneficiant: huys ende erve gebruyckt door den heer beneficiant de Vulder (16), ‘hij die een beneficie geniet’, Mnl. |
- | Bergen: tot Bergen (11), ‘Sint-Winoksbergen’, Z-Vl. |
- | Bergen Ste Wx: der stede ende casselrie van Bergen Ste Wx (22), id. |
- | besleut: om reden aen hun besleut (18) ‘besluit’. |
- | bewijsen: aen Jouffre Anne Isabelle de Mersseman bewesen (24) ‘toewijzen’, Mnl. |
- | bidden: sijnne gezeyde huysvrouwe oft hoirsen sijn gebeden van... (9) ‘vragen’, ‘verzoeken’, Mnl. |
- | bierkelder: den melk ende bierkelder (1) |
| |
| |
- | bij: op d'hofstede gebruyckt bij puppynck (31) ‘door’, Mnl. gedeurende thien jaeren vijf missen van requiem bij jaere (14) ‘per’, Mnl. |
- | bloetvriend: benevens de bloetvrienden (11) ‘bloedverwant’, Mnl. Z-Vl. |
- | blocxken: een vuylback, banckxken ende blockxken (24) ‘melkstoeltje’ of ‘drievoetje’. (koebankje = melkstoeltje in Broksele). |
- | boniquee: met ses boniqueen aen Jder (15) ‘vrouwenmuts’, Z-Vl. |
- | boord: een degen...een parte gouden boorden (37) ‘boord of zoom aan kledingstuk als versiersel’, Mnl.; alle zijne wolle kleederen uytgenomen de goude boorden (19), id. |
- | bourdeau: vijf en twyntig bouttellien bourdeau (25) ‘Bordeaux-wijn’. |
- | bouttellie: vijf en twyntig ydel bouttellien (25) ‘fles’, Gal. |
- | boven: twee missen boven die van den heer pastor ende cappelaen (13) ‘bij’. |
- | boven d'aerde: terwijlen ‘t lichaam boven d'aerde sal wesen (12) ‘over/boven aarde staan’ |
- | broex: twee eeken broex (31) ‘spriet of vork van een boom’, Z-Vl., meerv. van broec. |
- | brycke: roode tegels ende brycken (2) ‘baksteen’, Mnl, W-Vl. |
- | bulleken: twee keiselaeren bullekens (31) ‘boomstronkje’, Mnl. (keiselaeren = van een kerseboom). |
- | bustelaere: een dooze ende bustelaere (24) ‘schoen- of kleerborstel’, Z-Vl. en westel. W-Vl. |
| |
C
- | caeyjng: met de steenen caeyjngen aen den zelven wal (2) ‘kaden’. |
- | caffé lepel: vier caffé lepels (35) ‘koffielepeltje’. |
- | caffé pot: een zilveren caffé pot (36) ‘koffiekan’, ‘koffiepot’. |
- | cameryx: een schabbe cameryx (27) ‘Kamerijks linnen’. |
- | canonynck: den heer canonynck de Mersseman synnen zoone (12) ‘kanunnik’, canonic is Mnl. |
- | canonyng: canonyng van St Pieters tot Cassel (10), id. |
- | canne: twee olie pullen met vijf cannen olie (24) ‘kan’, inhoudsmaat, 2 pinten = 1 kanne, 2 kannen = 1 stoop (ong. 2 liter) Z-Vl. |
- | cappelaen: den heer pastor ende cappelaen (13) ‘kapelaan’, Z-Vl. en ABN. |
- | cas; in cas sijnne huysvrouwe hem comt te overleven (16) ‘geval’, Mnl. |
- | caste: almen casten (32) ‘stapel’ olmen. |
- | cattheil: het vellen der groene cattheilen (16), drooge en groene catheilen (1) ‘roerend goed’, Mnl; de groene cattheilen zijn b.v. bomen die nog geveld moeten worden. |
- | christenthet: deken der christenthet tot Wormhout (10) ‘dekenaat’ |
- | Christus: Jtem eenen Christus (30), ‘kruisbeeld’ |
- | coedestal: Jtem het coedestal wat zuyt vandaer (3) ‘koestal’, hypercorrecte schrijftaalvorm. |
- | cnopken: een portie cnopkens (36) ‘knoopjes’, W-Vl. verkorting, van cnoop. |
| |
| |
- | collatie: naer collatie gedaen jegens sijn origineel (22) ‘vergelijking’, Mnl. |
- | collebeuckel: een collebeuckel (20) ‘gesp voor de kraag’ |
- | collee: dat sijnen dienstknegt gekleet zal worden met zes colleen (15) ‘kraag’ (Fr. collet). |
- | comcommer pot: twee comcommerpotten met comcommers (24) ‘inmaakpot voor komkommers’. |
- | comptoir: ten comptoire van mre Modewijck (21) ‘kantoor’. |
- | comptie: een ander comtie (25) ‘kommetje’, Z-Vl. |
- | Conerus staeke: en eenige Conerus staeken (35)? misschien van conifere ‘naaldboom’, ‘staak van hout van een naaldboom’? |
- | contrairie: dat niemant van sijnne hoirs aen dit artickel hun contrairie sullen wesen (sic) (15) ‘tegen’ ‘het oneens ermee’. |
- | consolle: een coperen consolle (37), ‘sieraad’ of ‘wandarm’, Fr. |
- | conyng: voor ons onderschreven nottarissen s'conyngs (5) ‘koning’. |
- | coopdag: die bij coopdagen vercocht hebben geweest (17) ‘veiling’ Z-Vl. |
- | coppe bustel: een coppe bustel (24) ‘ragebol’ (coppe = spinnekop). |
- | coucouspel: Jtem een coucouspel (25) ‘koekoekspel’. Wat? |
- | cousyn: den heer priester Strasseele zijnen cousyn (12) ‘neef’. |
- | croes: een croes van oud zilver (37) ‘beker’, ‘drinkschaal’, Mnl. |
- | cyffer bouck: ende ses cijffer boucken (31) ‘rekenboek’, Mnl. |
| |
D
- | daer anne: is deze copie daer anne bevonden te accorderen conforme (22) ‘daarmee’ (letterl. ‘daaraan’) Mnl. |
- | damasten: eene damasten dwaele (29) ‘van damast’ (tafelkleed). |
- | daschvloer: twee wynkels ende daschvloer (3) ‘dorsvloer’, Z-Vl. |
- | deamanten: een deamanten rynck (36) ‘diamanten’. |
- | deelen: gedeelt door de agt kinderen (32) ‘erven’, Z-Vl., W-Vl. |
- | deellieden: door ons onderschreven wettelicke ende geeede deellieden (32) ‘scheidsmannen inzake boedelscheiding’, Mnl. |
- | die: maer datter in plaetse dier aen den disch van Ekelsbeke zal moeten gegeven worden vier ponden grooten Vlaems eens (8), dier = ‘hiervan’ (van die) |
- | dienstmaerte: zijnne dienstmaerte (15) ‘dienstmeisje’ Mnl. |
- | discours: uyt sijne woorden ende discoursen (6) ‘redenering’ DR. |
- | dischtafel: ter dischtafel in de kerke (12) ‘tafel van het armbestuur’, Mnl., Z-Vl., W-Vl. |
- | dobbel: de dobbel steenen vierstede tusschen den woonhuyse ende voute (2) ‘aan beide kanten open’ schoorsteen. |
- | doodtlessen: een solemneel jaargetijde ende doodtlessen naer gewoonte (13) ‘dodenofficie’ (metten en lauden), Z-Vl. |
- | dooren: jonge doorens (4) ‘meidoornplant’, Z-Vl. |
- | duym: zes voeten ende drie duymen (8) ‘duim’ (als maat). |
- | dweersmeurke: ende drie steenen dweersmeurkens door den wal (2) ‘dwarsmuurtje’ door de brede watergracht om de boerderij. |
| |
| |
| |
E
- | een hondert: een hondert missen (14) ‘honderd’ (vgl. met het Engels). |
- | eerlick: dat zijnne dienstmaerte of maerten zullen hebben een eerlick rauwecleet (15) ‘passend’, Mnl. |
- | eersten: in den eersten dat hij zijnne ziele beveelt in de bermhertigheyt van Godt (6) ‘vooreerst’, Mnl. |
- | eens begrepen: eens begrepen de lijckmissen (12) ‘in eens’? |
- | effect: goederen ende effecten (18) ‘recht op kapitaal’? |
- | eize: het peerdestal met bedde coutse daer inne als back ende eize (3) ‘ruif’ (back is haver- en drinkbak), Z-Vl. |
- | emploeyeeren: de welcke zullen moeten geemploeyeert wesen in coop van landen (18) ‘aanwenden’. |
- | engelsch: wegende acht oncen veertien engelschen (24) ‘klein gewicht voor goud en zilver’ Mnl. |
- | eyntgevel: de steenen vierstede ende eyntgevel ten geheelen oosteinde (1) ‘zijgevel’. |
| |
F
- | fagoote: vier hondert en vijfthien fagooten (25) ‘takkenbos’, Mnl. |
- | fasseel: eenig almen fasseel (33) ‘bos olmen stokken’, Mnl. |
- | flacon: drie flacons wijn azijn (24) ‘soort fles’, Gal. |
- | fusique: Jtem eene fusique (29) ‘geweer’, Z-Vl. en W. Vl. |
| |
G
- | gagie: aengaende de gagien van zijnne domestiequen ten voorderen (18) ‘bezoldiging’, Mnl. |
- | galeysch: drie galeyschen wijwater potkens (24) ‘van verglaasd aardewerk’, Mnl. |
- | ganckstaeke: olmen casten met eenige ganckstaeken (32), misschien ‘stut’. |
- | gantiere: twee gantieren (24) ‘onderstel waarop een biervat rust’, Z-Vl. en W-Vl. |
- | garslant: gars ende zaeylant (16) ‘grasland’, (als ‘gas’ uitgesproken) Z-Vl. en W-Vl. |
- | geargenteert: een cooperen belle die geargenteert is (36) ‘verzilverd’, Gal. |
- | geheel: ten geheelen oosteinde (1) ‘tot helemaal aan het oosteind’. |
- | genoode: ende ander genoode ter tafel ende herberge (11) ‘genodigden’, Z-Vl. |
- | geplatkt: ende hennekot... staende op zillen geplakt tusschen posten (3), met lemen muren', Z-Vl. (plakmeuren = lemen muren). |
- | gewapent: lepels ende forchetten gewapent met sterren (35) ‘gegraveerd’, (eigenlijk een wapenschild graveren in). |
- | gley: ontrent 75 terwen gleyen (32) ‘bundel glei of glui’. |
| |
| |
| |
H
- | hammeke: Jtem drie hammekens swijnnen vleesch (26) ‘hammetjes’, Z-Vl. |
- | hair: consisteerende in hair van troncken als ander talie (29) ‘gezamenlijke takken en blaren’, Mnl., Wvl., Stal., DB. |
- | houtvemme: eene houtvemme (30) ‘houtmijt’, Z-Vl. en W-Vl. (de eerste e van vemme dof uitspreken, meestal vumme gespeld) |
- | heer ende mre: d'heer ende mre Alexander Folquinus de Mersseman (34) ‘titel voor een priester of een geleerde’. |
- | heck: de ballie ende heck (4) ‘hek’, Z-Vl. en ABN. W-Vl.: hekken! |
- | heirt: den heirt (1) ‘haard’, W-Vl. |
- | hoir: sijnne gezeyde huysvrauwe ofte hoirssen (9) ‘erfgenaam’ Mnl. |
| |
I
- | intrecken: in dobbel, waer of eene door hun testateur is ingetrocken (21) ‘tot zich trekken’ Mnl. |
| |
J
- | jegens: geplaceert jegens de prochie kercke van 't gezeyde Ekelsbeke (7) ‘naast’, ‘bij’, ‘tegen’ (de muur), Mnl. |
- | Jdelheyt: wel daerinnen geleyt zonder jdelheyt van onder den grondt (9) ‘leegte’, ‘holle ruimte’, Mnl. |
- | Jmpositie: eerlicke renten ende jmpositien (17) ‘heffing van belasting’, Mnl. |
- | Jnhouden: volgens zijnne volle forme ende jnhouden (21) ‘inhoud’, Mnl. |
- | jntpot: tinnen jntpot (28) ‘inktpot’, Mnl. |
- | jnterligne: de woorden in dobbel geschreven bij forme van jnterligne (22) ‘ruimte tussen twee regels’, Gal. |
- | Joeffe: Joeffe anne Isabelle de Mersseman (24) ‘getrouwde vrouw van stand’, Mnl. (Joeffrouwe). |
- | jonckheyt: hunne teere jonckheyt (16) ‘jeugdige leeftijd’, Mnl. |
- | jonste: al waer den zelven met de gezeyde jonste aenveert zal worden (10) ‘genegenheid’, ‘gunstige gezindheid’, Mnl. |
- | juweel: bij forme van een tamelijk juweel (17) ‘kostbaar geschenk’ Mnl. |
| |
K
- | kleed: s'testateurs ongeboord laken kleed (20) ‘pak’, ‘kostuum’, Mnl. |
- | keirsse: de twee kandelaeren ontrent het lijck met thien keirssen van een half pond swaer jder (7) ‘kaars’, Mnl., W-Vl. |
| |
L
- | laevenisse: tot laevenisse van zijnne ziele (12) ‘lafenis’, Mnl. |
| |
| |
- | lanck: een jaer ende ses weken lanck naer zijn overlijden (8) ‘lang’ ‘gedurende’. |
- | lans: ende eerst op negen gemeten lans ter hofstede (1) ‘landmaat’ (eigenlijk ‘lands’), Mnl en W-Vl. |
- | lecitteeren: 't samen gelecitteert tot de soe (=somme) van 422 P... (25) ‘in veiling brengen’ (Fr. liciter), Gal. |
- | Legende: Jtem een bouck genaemt de Legende in twee tomen (29) ‘Ribadineira en Rosweydus, Generale Legende der Heyligen, Antwerpen, Verdussen’ twee delen. |
- | lignie: vijfthien lignien dicke (8) ‘lengtemaat’ |
- | lijckmisse: eens begrepen de lijckmissen: ‘mis voor overledenen’ |
- | lijnwaet: gebrodeerde als zijde kleederen ende lijnwaeten (19) ‘stuk linnen ondergoed’, Mnl. |
- | loopende prijs: Jtem den ordinairen groenen loopenden prijs van houtte (29) ‘gangbaar’, Mnl. |
- | loot: voor memorie ende te stellen op alle de looten (34) ‘toegewezen deel van een erfenis’ (lot in Verdam), Mnl. |
- | looten vogel: looten vogel ende catrol (26) ‘loden vogel’ (aan een katrol?) |
- | lotospel: een doze met lotospel (26) ‘lottospel’. |
| |
M
- | madelaere: een hoop stadtmesch die aengewesen is aen den madelaere (33) ‘zaakwaarnemer’, ‘boedelredderaar’, Mnl. |
- | melkgantiere: een melkgantiere (24) ‘onderstel om een melkvat op te leggen/zetten’, Z-Vl. |
| |
N
- | naemen: gelijck hij aen ons notarissen gezeyt genaemt ende gedicteert heeft (21) ‘met name noemen’, Mnl. |
- | nombre: de nombre van vijfthien hondert missen van requiem (11), ‘aantal’, Gal. |
- | nottabelbanck: drie voeten bezuyden den nottabelbanck (8) ‘kerkgestoelte voor de notabelen’. |
- | nottitie boucxken: soo te zien in't eynde van het nottitie boucxken (17) ‘notitieboekje’, bijna ABN, (ZN notaboekje!). |
| |
O
- | ongeboord: gereserveert s'testateurs ongeboord laeken kleed (20) ‘zonder zoom van een andere stof’, Mnl. |
- | ontrent: ontrent den gecruysten zaligmaeker (27) ‘omtrent’, ‘bij’. |
- | op: met den aldergrootsten dienst ende den uytvaert op 't lijck (7) ‘in aanwezigheid van’. |
- | opgaende: eenige opgaende fruytbomkens (4) ‘jonge’. |
| |
| |
- | opleyden: tot opleyden de rauwe (11) ‘een familielid vergezellen bij de uitvaart als priester enz.’ W-Vl., DB (opleeden). |
| |
P
- | paert: tot elck een achste paert (32) ‘deel’, Mnl. |
- | parlement van Vlaenderen: advocaet in het parlement van Vlaenderen (5) ‘rechtbank voor Fr. Vlaanderen in Dowaai’ Lem. |
- | pedagoge: den christelijcken pedagoge (30) bekend handboek. |
- | placaete bouck: vier placaete boucken (28) 4 van de 13 placcaert boecken van Vlaanderen of andere? WP. |
- | plattijn: drie plattijnen van coper (25) ‘kacheldeksel’ of ‘blaker’ of ‘schuitachtig teiltje’, DB, misschien het tweede. |
- | pluysingen: een mande met pluysingen (27) ‘oude kleren’, ‘kleinigheden’, ‘prullen’, Mnl. Stal. |
- | pointachtig: de letteren pointachtig gegraveert (9) ‘puntig’. |
- | pond grooten Vlaems: vier ponden grooten Vlaems (8) ‘munteenheid’, 1 pond was 20 schellingen, 1 schelling 12 penningen; keirsen van een half pond swaer (7) ‘gewichtseenheid’. |
- | post: met 't prevaet die geplackt is tusschen posten (2) ‘verticale stijlen in vakwerk van lemen muren’. |
- | prevaet: ende prevaet van oosten daeraen overzoldert (1) ‘wc’, Mnl. |
- | prijsgoed: meubelen ende prijsgoed (24) ‘goed dat geschat moet worden’? |
| |
Q
- | queekdooren: met de queekdoorens (31) ‘meidoorn om te planten’. |
- | quequerie: eene quequerie ter selven hofstede (4) ‘boomkwekerij’, DR. |
- | quitten: te quitten... van alzulcke recompentien (17) ‘vrijstellen’ Mnl. |
| |
R
- | ragou lepel: twee ragou lepels (34) ‘ragoût-lepel’. |
- | rauwcleet: dat zijnne dienstmaerten... sullen hebben jder een eerlick rauwcleet (15) ‘rouwkleding’, Mnl. |
- | raziere: negel razieren terwe (13) ‘inhoudsmaat’ (163 l) Lem. |
- | reeze: de tombe candelaers ofte reezen (13) ‘horizontale kandelaar voor verschillende kaarsen’, DB. |
- | Roosenhove: heere van Roosenhove (5), naam van een heerlijkheid. |
- | roede: 0 1/2 roede (1) ‘landmaat’ |
| |
S
- | schabbe: een schabbe lijnwaet (25) ‘stuk doek’, ‘kiel’, DB, Mnl. |
- | secreet: een hollands secreet (24) ‘wc’, ‘stilletje’? |
| |
| |
- | selfswordinge: zonder de selve te mogen gebruycken voor zijnne selfswordinge (18) ‘vorming’, ‘ontwikkeling’? |
- | spalm: met den spalm de profundis (14), (11), ‘psalm’ (3 maal, geen verschrijving!) |
- | spellebusse: een spellebusse (36) ‘speldenkoker’ DB. |
- | stadtmesch: eyndeluk (sic) een hoop stadtmesch (33) ‘stadmest’, Z-Vl. |
- | stantfijke: begrepen de stantfijken (29) ‘zijmuurtje van de haard’, (hier) ‘de zijpalen waartussen de takkenbossen opgestapeld zijn’, DB. |
- | stoffie: van al zulcke stoffie ter geliefte (15) ‘kleerstof’, Z-Vl. |
- | stroeyen: zonder gely te stroeyen (8) ‘strooien’, oude spelling. |
- | stuyvers permissie: twaelf stuyvers permissie (12) ‘soort geld’ (met tijdelijk hogere koers) Stal. |
| |
T
- | tijdelick: willende tijdelick voorzien voor de ruste ende zaligheyt van zijnne ziele (6) ‘tijdig’, Z-Vl., westel. W-Vl. (tijdelijk) |
- | timmermans regel: een partie timmermans regels (26) ‘maatstok’, Mnl. |
- | toedies: toedies den tenstateur belast dat... (12) ‘bovendien’ |
- | tourse: vijftig flacons witte tourse (25) ‘wijn van Tours’ |
| |
U
- | uytrijdende poorte: met in- en uytrijdende poorte (3) ‘waardoorheen je uit kunt rijden’ (t.o. de ‘inrijdende’ waardoor je ingereden bent), Z-Vl. |
| |
V
- | Vaders bouck: S: vaders bouck (30) ‘godsdienstig boek over de kerkvaders’. |
- | vauseure: ende vauseure van westen (2) ‘stenen overzoldering’, Gal. |
- | verbrengen: om alzoo pointuëlick... verbracht... te wesen (21) ‘ten uitvoer geven’, Mnl. |
- | verloop: waer af de verloopen ook sullen blijven t'sijnnen proffijtte (18) ‘intrest’, ‘rente', opbrengst’, Mnl., Stal. |
- | verlot: blauwe verlotte pannen (3) ‘geglazuurd’, W-Vl. |
- | vierkante wapens: lepels en forchetten met vierkante wapens (34) ‘vierkante wapenschilden’ (erop). |
- | vierstede: de stenen vierstede (1) ‘schoorsteen’, Z-Vl. |
- | voet: ontrent de agthien hondert vijftig voeten zoo eeken als almen ses en viere (32), ‘lengtemaat’, Lem. |
- | voetyngen: staende op zillen steenen voetyngen (3) ‘fundering’, W-Vl., DB. |
- | vogelgariole: een vogelgariole (24) ‘kooi’, westel. W-Vl., Z-Vl. |
- | voorschreven: op de voorschreven hofstede (1) ‘vermelde’, Mnl. |
- | vrouwe religieuse: vrouwe religieusen (11) ‘vrouwelijke’ religieuzen. |
| |
| |
| |
W
- | wasscher: de wasscher van noorden (1) ‘waskeuken’, ‘washok’, Mnl. Z-Vl. |
- | wethouder: de heer pastor kerckmeesters ofte wethouders (9) ‘overheidspersoon’, Mnl. |
- | wynkel: de scheure...hebbende twee wynkels (3) ‘ruimte aan weerskanten van de dorsvloer in de schuur’, Mnl, Z-Vl., W-Vl. |
- | wynket: den zolder en keldertrap aldaer met wynket aen de deure (1) ‘klein deurtje in een grote deur’, Mnl, Z-Vl. |
| |
Z
- | zerck steen: eenen blauwen zerck steen van zes voeten drie duymen lanck (8) ‘grafsteen’. |
- | zijd autaer: de twee zijd autaeren (7) ‘zijaltaar’, Z-Vl. |
- | zijde houdende: uyt zijnne zijde houdende goederen (18) ‘van zijn kant van de familie’, Z-Vl. |
- | zille: den overkeuken... staende al op zillen geplackt tusschen posten (2) ‘uitstekende fundering van de lemen muur’, Z-Vl.; sullinge is Mnl, Stal. |
- | zoo: heeft gedeclareert zoo hij doet door dezen te willen maken dit zijn testament (6) ‘zoals hij hiermee doet’, Mnl. |
| |
Résumé:
Auteurs
Le testament de F. de Mersseman, dicté par lui-même, a été rédigé par deux notaires ‘s'Conyngs’ (du Roi) de Bergues: Collet et Modewijck. Lors de son décès, la copie en a été contresignée par deux ‘deellieden’ (médiateurs) assermentés. L'inventaire semble également avoir été dressé par les deux notaires susmentionnés.
| |
Le testateur: Franciscus de Mersseman
Franciscus de Mersseman, né à Esquelbecq le 23 mars 1714, était le fils de Jan-François et de Marie-Françoise de Ceuvelaere. Il s'était marié à Ypres le 11 décembre 1740 avec Joanne-Françoise de Ceuvelaere. Lui-même était avocat et Sieur de Roosenhove. Il avait huit enfants, dont Alexander Folquinus de Mersseman qui était prêtre et chanoine du chapitre de l'église Saint-Pierre de Cassel.Ga naar eind(1) F. de Mersseman mourut le 26 septembre 1787 ou peu avant.
| |
Teneur des manuscrits commentés ici
L'inventaire et le testament dont il est ici question sont une copie d'un
| |
| |
volumineux recueil de quelque 600 pages en langue néerlandaise conservé aux Archives d'État de Bruges.
Un parent éloigné, récemment décédé, qui ne connaissait pas le néerlandais, m'en avait donné une copie aux fins de la traduire dans ses grandes lignes. On y trouve la description précise d'une foule de fermes et de pièces de terre, situées à Esquelbecq et dans les villages voisins. De tout le recueil, je n'ai photocopié que 37 pages pour mon usage personnel.
D'abord une description d'une seule ferme: art. 201, à savoir les bâtiments, le jardin et les arbres établis sur une parcelle de 9 mesures (trois bons hectares) sise à l'est de la ‘Pitgamstraete’ et au nord de la ‘Geetestraetken’ à Esquelbecq, en tout 4 pages. Le testament couvre 18 pages.
Il a été dicté et rédigé à Bergues le 3 août 1784. Une copie en fut établie le 26 septembre 1787 par les médiateurs. Tout y est très précisément stipulé: au sujet des obsèques: le service le plus solennel, le nombre de messes, le nombre des cierges, les gens qu'il convient d'inviter également au repas de funérailles, le fait qu'il revient aux prêtres et aux religieuses de mener les obsèques, combien il faut donner à la table des pauvres, l'aspect du monument funéraire et son emplacement, le fait qu'une année durant, une ‘tombe’ (cénotaphe) doive être dressée dans le choeur de la Sainte Vierge, etc. On y stipule également que le personnel de service doit recevoir des vêtements neufs et à qui ses propres habits sont destinés. On y précise enfin que son épouse hérite de la totalité de l'affaire. La troisième partie couvre 24 pages et comprend l'inventaire de la maison mortuaire. Tout ce qui n'était pas encore vendu est très précisément promis aux différents enfants et membres de la famille. La valeur est chaque fois mentionnée. Il s'agit de ménage, de bouteilles de vin et de liqueur, de nappes, d'habits de toute sorte, de toile à habits inutilisée, d'un fusil, d'une cage à oiseaux, d'un coussin à dentelle, d'un jeu de loto, d'une grande quantité de bois et de jeunes arbres ou arbustes. Dignes de remarques sont les livres mentionnés. On en trouve toute une série en français concernant le droit et la jurisprudence. F. de Mersseman était en effet avocat au Parlement de Flandre de Douai où tout devait se dérouler en français. Cependant F. de Mersseman possédait quelques ouvrages en
néerlandais, notamment des ‘placcaeteboucken’ (Livres des Placards de Flandre), qui lui étaient également utiles. On y trouve en outre des ouvrages religieux comme la ‘Generale Legende der Heyligen’ (Légende générale des saints) de Ribadineira et Rosweydius, ainsi que le Vaderbouck (livre des Pères de l'Église) et den Christelicken pedagoge (le pédagogue chrétien). On y trouve enfin de beschrijvinge van Vranckrijk (la description de la France) et de voyage van Spagnien (le voyage d'Espagne), ainsi qu'un herbier en latin et une Sainte Bible.
| |
La langue
Les auteurs écrivent un néerlandas acceptable mais qui comprend beaucoup de mots moyen-néerlandais comme bloetvriend (pour bloedverwant, consaguin); beddecoutse (pour ledikant, lit), madelaere (pour zaakwaarnemer bij
| |
| |
boedelscheiding, observateur lors d'un partage de biens), toedies (pour bovendien, en outre), wannof (pour waarvan, dont) et aussi ter ou ten suivi du troisième cas, par exemple ter selver hofdstede, ter straete, ten voorderen, ter beliefte (pour naar believen, à votre guise). Remarquables également certains mots du néerlandais standard comme notitieboucksken (carnet de notes), wethouder (adjoint au maire), cappelaen (vicaire), hollands secreet (toilettes hollandaises) et hek (barrière), terme pour lequel les autres Flamands emploient le plus souvent hekkenGa naar eind(2) On remarque tout particulièrement quelques termes hypercorrects, comme ‘coedestal’ pour koestal (établie), zoude (pour zou, serait), hofstede (pour hofstee, ferme) et vierstede (pour vuurstee, âtre), tijdelick (en flamand du sud tijlijk = momentanément) etc... Les termes bâtards sont assez nombreux: verobligieren (obliger), employeeren (employer), lecitteeren (du français liciter = mettre en vente publique). On y trouve aussi de jolis mots sud-flamands comme begroeten (inviter aux obsèques), eize (râtelier), dootlessen (office des morts), wynket (petite porte ménagée dans un portail), stoffie (toile à habits), comtie (petit récipient), daschvloer (aire de battage). En ce qui concerne la syntaxe, le groupe verbal final est généralement disposé dans l'ordre habituel à la langue standard: dat sijn lichaem gedraegen moet worden... (que son corps doit être porté); de welcke behoorlick betaelt moeten wesen (lesquels doivent être
convenablement payés); alwaer den selven aenveirt zal worden (partout où le même sera accepté... Nous remarquons parfois une influence brabançonne et le participe passé ne se trouve pas en tête mais au milieu. Cette influence brabançonne apparaît également dans de nombreux diminutifs en -ke(n): hammeke (petit jambon), blockxken (petit bloc), cnopkens (petits boutons), dweersmeurken (petit mur de refend) etc...
Les prénoms des hommes sont encore généralement néerlandais: Pieter Cornelis, Alexander Folquinus, Balthazar, Emmanuel Stephanus, Jacobus Everardus etc., on trouve déjà aussi Louis et François. Les dames ont plus souvent un prénom français: Marie-Françoise, Joanne-Françoise, Marie-Pieternelle, Marie-Anne-Isabelle.
Réflexion finale. Ce document prouve lui aussi que la noblesse ordinaire de Flandre française n'était pas encore francisée à la veille de la Révolution française.
(Traduit du néerlandais par Jacques Fermaut)
|
-
eind(1)
- Alexander de Mersseman staat vermeld op de lijst van de kanunniken van het Sint-Pieterskapittel in 1790. (P. de Smyttere, Les collégiales de Cassel (1878), blz. 37)
-
eind(2)
- Verwant met het Engels lijkt ‘één hondert missen’ (blz. 14). Typisch W-Vl is ‘met in- en uytrijdende poorte’.
-
eind(1)
- Alexander de Mersseman figure dans la liste des chanoines du chapitre Saint-Pierre en 1790 (F. de Smyttere, Les collégiales de Cassel (1878), page 38)
-
eind(2)
- L'expression ‘één hondert missen’ (14 - cent messes) semble apparentée à l'anglais. Remarquable et typique de la Flandre occidentale, l'expression ‘met in- en uytrijdende poorte’ (3) (avec porte cochère).
|