|
| |
| |
| |
Bibliografie 1993 Bibliographie
Ludo Vandamme
Brugge (B)
Met de medewerking van
- avec la collaboration de
Dirk van Assche (Merelbeke, B)
Deze rubriek wil de geïnteresseerde lezer inlichten over interessante publikaties, die op een of andere wijze betrekking hebben op de Franse Nederlanden. De nagestreefde volledigheid is uiteraard geen garantie tegen leemtes.
Deze bibliografie beschrijft publikaties uit 1992 en 1993 en werd afgesloten op 1 november 1993. De werken die in het najaar van 1993 verschenen zijn, zullen pas in de volgende bibliografie aan bod komen. Onder de notities staan telkens de initialen van de auteurs (L.V. en D.v.A.)
●
L'objectif de cette rubrique est de signaler au lecteur des publications intéressantes, qui se rapportent d'une manière ou d'une autre aux Pays-Bas français. Le souci d'exhaustivité ne saurait bien sûr garantir l'absence de lacunes. Cette bibliographie présente des publications de 1992 et de 1993 et s'arrête au premier novembre 1993. Les ouvrages parus au cours de l'automne 1993 ne seront pris en compte que dans la bibliographie suivante.
Les comptes rendus sont chaque fois suivis des initiales de leurs auteurs (L.V. et D.v.A.).
| |
Au fil de la mémoire: étiquettes chromolithographiques, 18 septembre -30 octobre. - Lille: Bibliothèque Municipale; Direction du Livre et de la Lecture et la Fédération Française de Coopération entre Bibliothèques, 1993. - 77 p.: ill. - ((RE)découvertes, 13)
A l'origine de l'exposition, à laquelle ce petit livre soigné sert de guide, la passion de collectionner de Pierre Maurois, de 1939 à 1962 conservateur du Musée des Beaux-Arts de Lille. Maurois rassembla ainsi quelque 2200 étiquettes de boîtes à bobines de fil: des gravures (chromo-) lithographiques maintenant inventoriées par la bibliothécaire lilloise Françoise Rieunier et dont une sélection est exposée. C'est là une approche originale (et jolie) dans l'étude de la lithographie lilloise et de l'industrie textile du Nord de la France au XIXe siècle. (L.V.)
●
| |
| |
Aan de basis van de tentoonstelling die door dit aardige boekje wordt begeleid, ligt de verzamelpassie van Pierre Maurois, van 1939 tot 1962 conservator van het Museum voor Schone Kunsten in Rijsel. Maurois verzamelde zowat 2200 etiketten van dozen met klossen garen: (chromo-)lithografische prenten, die nu door de Rijselse bibliothecaris Françoise Rieunier zijn geïnventariseerd en waarvan een selectie werd tentoongesteld. Het is een originele (en mooie) invalshoek voor de studie van de Rijselse lithografie en de Noordfranse textielindustrie in de 19de eeuw. (L.V.)
| |
B. Augustijn, Zeespiegelrijzing, transgressiefasen en stormvloeden in Maritiem Vlaanderen tot het einde van de XVIde eeuw: een landschappelijke, ecologische en klimatologische studie in historisch perspektief. - Brussel: Algemeen Rijksarchief, 1992. - 2dl. (731 p.)
In deze herziene uitgave van een proefschrift (Universiteit van Gent, 1991) wordt de invloed onderzocht van de zee op het land. Testgebied vormen de kustgebieden van het oude graafschap Vlaanderen. Op basis van historisch bronnenonderzoek wordt nagegaan op welke manier zeespiegelrijzingen (lange termijn), transgressies en regressies van de zee (halflange termijn) en stormvloeden het landschap vorm hebben gegeven. Het belang van deze studie voor het kustgebied van Frans-Vlaanderen is evident; sommige aspecten, zoals de stichting van Grevelingen door graaf Filips van de Elzas, worden expliciet belicht.
Bovendien blijkt uit dit onderzoek nogmaals het grote belang van de talrijke Noordfranse abdijen in het landschappelijk vormgeven van de Vlaamse kustvlakte. (L.V.)
●
Dans cette édition revue d'une thèse présentée devant l'Université de Gand en 1991, l'auteur étudie l'influence de la mer sur la terre. Le secteur test est constitué par la zone côtière de l'ancien comté de Flandre. A partir d'une étude historique des sources, il observe comment les élévations du niveau de la mer (long terme), les transgressions et régressions de la mer (moyen terme) et les marées exceptionnelles ont façonné le paysage. L'intérêt de cette étude pour la frange côtière de la Flandre française est évident; certains points de détail comme la fondation de Gravelines par Philippe d'Alsace font l'objet d'un éclairage explicite. En outre, cette étude souligne une fois de plus le rôle essentiel joué par les nombreuses abbayes du Nord de la France dans la formation des paysages de la plaine maritime flamande. (L.V.)
| |
Bailleul en dentelles: exposition 27 juin-15 octobre 1992. - Bailleul: Musée Benoît de Puydt, 1992. - 88 p.: ill.
Ce catalogue accompagnait une délicate exposition qui appelait l'attention sur la dentelle bailleuloise. La brève description de 286 pièces de dentelle est coupée d'encadrés consacrés à l'activité dentellière locale, à la fête de Sainte-Anne, aux conditions de travail et à des sujets voisins. L'édition au format in-plano et l'illustration en couleur en sont soignées. (L.V.)
●
| |
| |
Deze catalogus begeleidde een fraaie tentoonstelling die aandacht vroeg voor het Belse kantwerk. 286 stukken kant worden er beknopt in beschreven; deze beschrijvingen worden afgewisseld met teksten over het ontstaan van de lokale kantnijverheid, het feest van St.-Anna, werkomstandigheden, het kantonderwijs en aanverwante onderwerpen. Het boekje is verzorgd uitgegeven in plano formaat en is in kleur geïllustreerd. (L.V.)
| |
M. Barker et P. Atterbury, Le Nord de la France. - Lambersart: Éditions Nordeal, 1992. - 157 p.: ill.
Les deux auteurs travaillent dans le secteur artistique en Angleterre et rédigèrent, il y a quelques années, un guide touristique destiné à faire connaître la région du Nord de la France chez leurs compatriotes. Leur objectif n'était pas de faire un guide au sens classique du terme mais surtout de mettre l'accent sur l'importance culturelle de cette région. Ce petit ouvrage eut tant de succès qu'ils décidèrent d'en publier une version française légèrement adaptée. L'illustration en est abondante et la consultation aisée grâce à un index des noms de lieu, des sujets et des termes spécifiques. (L.V.)
●
De beide auteurs zijn werkzaam in de kunstsector in Engeland en stelden enkele jaren geleden een ‘toeristische’ gids samen om de Noordfranse regio bekend te maken bij hun landgenoten. Het was niet de bedoeling een klassieke gids te maken, maar vooral de culturele betekenis van deze streek te belichten. Dit boekje was een succes, zodat besloten werd ook deze licht gewijzigde Franstalige editie op de markt te brengen. Het is overvloedig geïllustreerd en vlot te raadplegen via een register op plaatsnamen, onderwerpen en specifieke termen. (L.V.)
| |
E. Belot, La Vénus pudique de Boulogne-sur-Mer: de l'antiquité du Tartufe: images romaines et gallo-romaines du corps féminin. Boulogne-sur-Mer: Château-Musée, 1993. - 159 p.: ill.
En septembre 1992 les fouilles de Boulogne-sur-Mer livraient une magnifique statue gallo-romaine de Vénus, haute de 42 cm, représentant un torse féminin nu et deux mains. L'auteur décrit la statue en détail et la compare à d'autres statuettes du même genre. (D.v.A.)
●
In september 1992 werd bij opgravingen in Bonen (Boulogne-sur-Mer) een prachtig Gallo-Romeins Venusbeeldje gevonden. Het beeldje van 42 cm hoog toont een naakte vrouwentorso en twee handen. De auteur geeft een gedetailleerde beschrijving en vergelijkt het met soortgelijke beeldjes. Deze studie bevat ook meer algemene informatie over het afbeelden van de vrouw en over de erotiek in de Romeinse en Gallo-Romeinse tijd. (D.v.A.)
| |
| |
| |
C. Bocquet, Les grands événements de Lille. - Lyon: Horvath, 1993. - 167 p.: ill.
Il ne se passe guère d'année sans que paraisse une histoire de la ville de Lille. Le présent ouvrage remet cela une fois de plus mais sans lourdeurs et avec une riche illustration. Le récit, chronologique, se répartit en quatre chapitres: l'histoire ancienne jusqu'à l'incorporation à la France, la période jusqu'à la Révolution, la période du Concordat au Second Empire, et la période moderne. (L.V.)
●
Er gaat haast geen jaar voorbij of er verschijnt wel een stadsgeschiedenis van Rijsel. In dit rijk geïllustreerde boek wordt het verhaal nog eens helemaal overgedaan. De auteur brengt een vlot geschreven chronologisch verhaal in vier hoofdstukken: de vroegste geschiedenis tot de aansluiting bij Frankrijk, de periode tot de Revolutie, de periode van het Concordaat tot het Tweede Keizerrijk, en de moderne tijd. (L.V.)
| |
M. Boone en W. Prevenier (éds.), La draperie ancienne des Pays-Bas: Débouchés et stratégies de survie (XIVe-XVIe siècles) in Drapery production in the late medieval Low Countries: markets and strategies for survival (14th - 16th Centuries) - Leuven-Apeldoorn: Garant, 1993. - 267 p.: tab.
Dit boek bevat de teksten van een colloquium dat in april 1992 in Gent heeft plaatsgevonden. Verschillende referaten die op dit colloquium werden gehouden zijn interessant voor de studie van de economische en sociale geschiedenis van Noord-Frankrijk in de late middeleeuwen. Wij willen hier o.a. wijzen op de studie van Martha Howell, professor aan de Universiteit van Colombia (New York), over de sociaal-economische toestand in Dowaai aan het eind van de middeleeuwen, en op de bijdrage van Patrick Chorley van het University College of London over de ‘draperies légères’ uit Rijsel, Atrecht, Doornik en Valencijn (D.v.A.)
●
Cet ouvrage rassemble les actes du colloque tenu en avril 1992 à Gand. Diverses communications du colloque intéressent l'étude de l'histoire économique et sociale du Nord de la France à la fin du Moyen Age. Nous faisons en particulier allusion à l'étude de Martha Howell, professeur à l'Université de Columbia (New York), sur la situation socio-économique à Douai à la fin du Moyen Age et à la communication de Patrick Chorley, de l'University College of London, sur les ‘draperies légères’ de Lille, Arras, Tournai et Valenciennes. (D.v.A.)
| |
Bulletin de la Commission Historique du Département du Nord, XLVI (1991-1992). Lille: Archives départementales du Nord. - 170 p.: ill.
Cette 46e livraison du Bulletin de la Commission Historique rassemble sept études qui traitent d'aspects juridiques, pédagogiques, médicaux et même militaires de l'histoire du dix-huitième siècle. La seconde partie fournit une information concrète sur les activités en 1991-1992 des services du département du Nord qui s'occupent notamment d'archéologie, d'archives, de musées et de monuments historiques. (D.v.A.)
| |
| |
●
Dit 46ste deel van het Bulletin de la Commission Historique bevat een zevental studies die voornamelijk handelen over juridische, pedagogische, medische en zelfs militaire aspecten van de geschiedenis van de achttiende eeuw. In een tweede deel wordt concrete informatie gegeven over de activiteiten in 1991-1992 van die instanties die zich in het departement van het Noorden bezighouden met o.a. archeologie, archiefwezen, musea en historische monumenten. (D.v.A.)
| |
M. Cegarra, Les fils du sang: corps combattants du Nord. - Luneray: Bertout-Luneray, 1992. - 153 p.: ill.
Les combats de coq sont une des plus remarquables expressions de la culture populaire du Nord de la France, surtout dans la région frontalière. Par la multiplicité de ses angles de vue (historique, biologique, ethnologique, juridique même), ce petit ouvrage offre un regard surprenant sur ce phénomène. (L.V.)
●
Hanegevechten zijn een van de meest merkwaardige uitingen van volkscultuur in de Noordfranse regio, vooral in de grensregio. Door de veelzijdige invalshoek (historisch, biologisch, etnologisch en zelfs juridisch) biedt het boekje een verrassende kijk op dit fenomeen. (L.V.)
| |
L. Cleenewerck, Vestingbouwkunde in Frans-Vlaanderen. - Aartrijke: Uitgeverij Emiel Decock, 1992. - 72 p.: ill.
Kleine gids van de vele vestingwerken die in Noord-Frankrijk te vinden zijn. Verdedigingswerken van de pre-Romeinse periode tot aan het einde van de negentiende eeuw worden erin besproken. Veel aandacht krijgt o.a. de periode van Vauban. Mooie voorbeelden uit deze periode zijn te vinden in St.-Winoksbergen en Grevelingen. (D.v.A.)
●
Petit guide des nombreux ouvrages fortifiés qu'on peut trouver dans le Nord de la France. On y traite des ouvrages de défense de l'époque pré-romaine à la fin du XIXe siècle. La période de Vauban bénéficie d'un intérêt particulier. On trouve de beaux exemples de cette période à Bergues et à Gravelines. (D.v.A.)
| |
J. Darras (dir.), La Picardie: verdeur dans l'âme. - (Autrement: série France, no 13, novembre 1993). - 199 p.
Vingt dissertations évoquent dans ce recueil l'histoire et la spécificité de la Picardie. On y retrouve naturellement des sujets obligés comme les cathédrales et l'agriculture, mais ces articles ne constituent pas un ensemble cohérent. Du reste, la façon de traiter les thèmes ne montre guère d'homogénéité: cela va de considérations prosaïques à des articles davantage fondés scientifiquement. (L.V.)
●
| |
| |
Aan de hand van twintig opstellen wordt in deze bundel een beeld geschetst van de geschiedenis en het karakteristieke van Picardië. Vanzelfsprekend komen de obligate thema's zoals de kathedralen en de landbouw aan bod, maar een geheel vormen deze bijdragen niet. Trouwens ook de behandeling van de thema's vertoont weinig homogeniteit en gaat van prozaïsche beschouwingen tot meer wetenschappelijk onderbouwde bijdragen. (L.V.)
| |
F. Debrabandere, Verklarend woordenboek van de familienamen in België en Noord-Frankrijk. - Brussel: Gemeentekrediet, 1993. - 2 dl. (1553 p.)
Meer dan tien jaar werkte de auteur aan dit woordenboek dat de betekenis van de Belgische en Noordfranse familienamen weergeeft. Alleen al de imposante lijst met vakliteratuur en bronnen (p. 19-45) boezemt ontzag in. Aanvankelijk had de auteur zijn onderzoek afgestemd op het huidige Vlaanderen, maar al vlug diende hij zijn oorspronkelijke afbakening uit te breiden met onder andere het Noorderdepartement en Pas-de-Calais. Dit gebeurde vanuit het historisch inzicht dat de Franse Westhoek ooit deel heeft uitgemaakt van Vlaanderen en dat er een eeuwenlange wisselwerking was tussen Vlaanderen, Henegouwen en Picardië.
De zowat 150.000 familienamen zijn gealfabetiseerd op stamwoord en elk artikel is samengesteld uit vier lemma's: trefwoord en varianten, een bondige verklaring, de opgave van enkele oude voorbeelden die onder meer verwijzen naar de historische bakermat van een familienaam, en een literatuuropgave. (L.V.)
●
Pendant plus de dix ans, l'auteur a travaillé à ce dictionnaire qui donne la signification des patronymes de Belgique et du Nord de la France. Rien que l'imposante liste de bibliographie et de sources inspire déjà un grand respect. Au départ, l'auteur avait axé sa recherche sur la Flandre belge actuelle mais il ne tarda pas à se voir contraint d'élargir les limites qu'il s'était d'abord fixées, notamment au Département du Nord et à celui du Pas-de-Calais. C'est que l'histoire nous apprend que le Westhoek français a fait un jour partie de la Flandre et qu'il existe une séculaire interaction entre la Frandre, la Hainaut et la Picardie.
Les quelque 150.000 familles sont rangées par ordre alphabétique à partir du motracine et chaque article est composé de cinq entrées: mot clé et variantes, explication succincte, citation de quelques exemples anciens qui renvoient entre autres au berceau historique du patronyme, et enfin bibliographie. (L.V.)
| |
D. Decuypere, De luchtaanvallen op Comines 1941-1942. - Geluwe: de auteur (kleine Wervikstraat 27), 1992. - 130 p.: ill, krt.
De auteur gaat de betekenis na van de verschillende luchtaanvallen die de Royal Air Force tussen 24 juni 1941 en 31 oktober 1942 uitvoerde op de elektriciteitscentrale van Komen/Comines (Frankrijk). Hij onderzoekt ook de wijze waarop ze georganiseerd werden en schetst het verloop ervan. Aan de hand van de dagboeken van Jean Marescaux uit Wervik-Zuid en de archieven van de historische kring ‘Amis de Comines’ geeft hij bovendien een beeld van de concrete gevolgen van deze raids en van de reacties van de bewoners van het gebombardeerde gebied. (D.v.A.)
| |
| |
●
L'auteur étudie l'importance des différentes attaques aériennes que la Royal Air Force déclencha entre le 24 juin 1941 et le 31 octobre 1942 sur la centrale électrique de Komen/Comines (France). Il étudie aussi la façon dont elles furent organisées et en décrit le déroulement. A partir des journaux de Jean Marescaux de Wervicq-Sud et des archives du Cercle historique ‘Amis de Comines’ il évoque également les conséquences concrètes de ces raids et les réactions des habitants du secteur bombardé. (D.v.A.)
| |
A. Delahaye (bewerkt en aangevuld door H. ten Doeschate), Ontspoorde historie. - Tilburg: uitgeverij Gianotten / Stichting Albert Delahaye, 1992. - 326 p.: krt.
Op aandringen van Albert Delahaye werd in 1986 een naar hem genoemde stichting in het leven geroepen om zijn tekst- en studiemateriaal uit te geven. Deze bundel is daarvan het eerste resultaat: het is een verzameling van 270 historische teksten (oorkonden, kroniekfragmenten) en commentaren in verband met het optreden van de heilige Willibrord. Het was de overtuiging van Delahaye dat Willibrord voet aan wal zette in de omgeving van Grevelingen en Calais, en zo onmiddellijk zijn missiegebied bereikte met de toekomstige zetelstad Traiectum (Tournehem, niet Utrecht). Voor alle duidelijkheid wordt dit tekstboek ingeleid door een hoofdstuk waarin de stand van het (officiële) historische onderzoek voor Delahaye wordt samengevat. De teksten worden toegankelijk gemaakt door duidelijke overzichtskaarten en een index; de bibliografie daarentegen is weinig nauwgezet samengesteld. (L.V.)
●
A l'instigation d'Albert Delahaye, alors gravement malade, on fonda en 1986 une fondation qui porte son nom et dont l'objectif est de publier ses textes et matériaux d'étude. Le présent ouvrage en est le premier résultat: il s'agit d'une collection de 270 textes historiques (chartes, fragments de chroniques) et commentaires concernant les activités de Saint Willibrord. Delahaye était convaincu que Willibrord avait débarqué dans les parages de Gravelines et de Calais pour rejoindre ainsi directement son territoire de mission ainsi que son futur siège de Trajectum (Tournehem et non Utrecht). Pour clarifier le débat, ce recueil de textes commentés s'ouvre sur un chapitre qui résume l'état de la recherche historique (officielle) avant Delahaye. Les textes sont accompagnés de cartes fort lisibles et d'un index; la bibliographie par contre est d'une composition un peu légère. (L.V.)
| |
Gh. Deleau (dir.) et Th. Demaubus (réd.), Les peintres et le Pas-de-Calais. - [S.l.]: Sogemo, 1992. - 157 p.: ill. - (Peintres et départements: collection dir. par Michel Péricard).
Il n'est sans doute plus possible d'évaluer le nombre de fois où des villes, villages et paysages du Pas-de-Calais ont été fixés sur toile, mais cet ouvrage en présente une sélection réfléchie. Bien entendu, il s'agit surtout d'artistes de la région mais les peintres étrangers n'ont pas non plus manqué d'apporter leur écot. On remarque par exemple toute l'oeuvre de William Turner, célèbre par ses tableaux topographi- | |
| |
ques et architecturaux. Les tableaux sélectionnés sont reproduits en pleine page et en couleur accompagnés chaque fois d'un commentaire explicatif. Puis vient un lexique biographique qui consacre une notice à tous les peintres dont l'oeuvre est représentée dans l'ouvrage. (L.V.)
●
Het aantal keren dat steden, dorpen en landschappen van de Pas-de-Calais op doek werd vastgelegd, is wellicht niet meer te achterhalen, maar in dit boek wordt een verantwoorde selectie aangeboden. Vanzelfsprekend zijn vooral artiesten uit de regio, maar ook buitenlandse schilders lieten zich niet onbetuigd. Opmerkelijk is bijvoorbeeld het vele werk van William Turner, bekend door zijn topografische en architectuurschilderijen. De geselecteerde schilderijen worden gereproduceerd in kleur. De reprodukties beslaan een volle pagina en zijn telkens voorzien van een toelichting. Aansluitend volgt een biografisch lexicon, waarin van alle opgenomen schilders enkele gegevens werden verwerkt. (L.V.)
| |
A.-M. Despringre, Fête en Flandre: rites et chants du Westhoek français 1975-1981. - Paris: Institut d'Ethnologie, 1993. - 188 p.: ill. - (Musée National d'Histoire Naturelle / Mémoires de l'Institut d'Ethnologie, 30)
Cette étude s'inscrit dans le cadre d'une recherche ethnomusicologique lancée par l'Institut d'Ethnologie de Paris. On s'attache de préférence à l'étude des régions périphériques: le Haut Jura (1971-1974), le Westhoek français (1975-1981), le travail en cours portant sur la Normandie (1987- ). Comme de bien entendu, l'intérêt porte essentiellement sur la musique de carnaval surtout à Cassel, Dunkerque et Bailleul. La musique réapparaît à l'occasion de festivités comme la Saint-Martin, la Noël, les fêtes patronales (Saint-Éloi, Sainte-Anne et Saint-Nicolas) et les fêtes saisonnières (notamment la fête du houblon). Enfin on s'intéresse aux interprètes et au contenu de cette musique populaire. Il s'agit là d'une étude passionnante, illustrée de photos en noir et blanc et enrichie des textes et de la musique des chants flamands. (L.V.)
●
Deze studie kadert in een project van etnomusicologisch onderzoek dat werd opgezet door het Etnologisch Instituut in Parijs. Bij voorkeur wordt de populaire feestmuziek in de perifere gebieden onderzocht: de Hoge Jura (1971-1974), de Franse Westhoek (1975-1981) en Normandië (1987-), waar het onderzoek nog niet is afgerond. Veel aandacht gaat vanzelfsprekend naar de carnavalsmuziek met name in Kassel, Duinkerke en Belle. Verder komt de muziek aan bod bij gelegenheden als het feest van Sint-Maarten, Kerstmis, patroonsfeesten (St.-Elooi, St.-Anna en St.-Niklaas) en seizoensfeesten (o.a. ‘hommelfeeste’). Tenslotte wordt ook stilgestaan bij de vertolkers en de inhoud van deze feestelijke volksmuziek. Een boeiende studie, geïllustreerd met zwart-wit foto's en met de uitgave van ‘Vlaamse’ liedjesteksten met muzieknotatie. (L.V.)
| |
| |
| |
J. Duquesne, Jean Bart. - Paris: Seuil, 1992. - 318 p.
Jacques Duquesne est un homme-orchestre littéraire: journaliste, romancier (auteur notamment de ‘Maria Vandamme’) et historien. Cette biographie du corsaire dunkerquois Jean Bart est sans contredit un ouvrage historique et s'appuie sur de larges études préalables (cf. la bibliographie). Mais son aisance montre que même dans cette oeuvre le romancier n'est jamais bien loin. A défaut d'être la biographie définitive de Jean Bart, l'ouvrage est de nature à passionner un large public (L.V.)
●
Jacques Duquesne is een literaire duizendpoot: journalist, romanschrijver (van o.a. Maria Vandamme) en historicus. Deze biografie van de Duinkerkse kaper Jan Bart is onmiskenbaar een historisch werk en berust op een breed vooronderzoek (zie bibliografie). Maar de vlotheid van pen toont dat ook in dit werk de romancier zich niet verloochent. Dit is niet de definitieve biografie van Jan Bart maar wel een boek dat een breed geïnteresseerd publiek zal kunnen boeien. (L.V.)
| |
J.-L. van Gheluwe, Les petites communes du littoral face au transmanche, dans: Profils de l'économie Nord-Pas-de-Calais: revue trimestrielle. - 1992/2 (Numéro spécial), 40 p. - (Institut national de la statistique et des études économiques: direction régionale Nord-Pas-de-Calais)
L'évaluation de l'impact de projets comme le tunnel sous la Manche ou le TGV fait surtout la part belle aux grands pôles de croissance économique. La présente étude par contre s'intéresse aux attentes des centres mineurs de la zone côtière littorale du Nord de la France, à partir d'une enquête réalisée auprès d'une centaine de communes. Il en ressort une attitude positive qui s'exprime en particulier dans l'espoir d'emplois (tourisme, commerce et industrie légère). Mais par ailleurs, il est clair que ces centres mineurs ne pourront aborder ces évolutions que par le biais de coopérations plus larges et il y a tout lieu de craindre que le temps leur soit vraiment compté pour les mettre en place. (L.V.)
●
Bij de taxatie van het effect van projecten zoals de kanaaltunnel en de TGV, heeft men vooral oog voor de grote economische groeipolen. In deze studie wordt daarentegen ingegaan op het verwachtingspatroon van de kleinere kernen in de Noordfranse kuststreek. Dat gebeurt aan de hand van een enquête die bij een honderdtal gemeenten werd uitgevoerd. Daaruit blijkt een positieve houding, die zich onder meer uit in een optimistische kijk wat betreft de werkgelegenheid (toerisme, handel en lichte industrie). Anderzijds is het duidelijk dat deze kleinere kernen de veranderingen slechts zullen aankunnen via bredere samenwerkingsverbanden, en bestaat de vrees dat de voorbereidingstijd daartoe te kort is. (L.V.)
| |
M.-F. Gueusquin et L. Guillaut, Géants, fêtes et carnavals du Nord-Pas-de-Calais. - Béthune: Musée Régional d'Ethnologie; Cassel: Musée d'Art, d'Histoire et de Folklore, 1993. - (Documents d'ethnographie régionale du Nord-Pas-de-Calais, 1993, no 3).
| |
| |
Un joli livre et d'une lecture aisée qui s'articule autour de la culture de la fête populaire et plus particulièrement du rôle des géants. L'attention s'y focalise sur le carnaval de Cassel, une des plus belles fêtes populaires de la région du Nord de la France, et les géants cassellois. On y recherche les corrélations avec les fêtes à géants de Belgique, de France et d'ailleurs. Ce sujet a fait l'objet d'une exposition à Cassel du 26 juin au 18 octobre 1993. (L.V.)
●
Een mooi en vlot leesbaar boekje waarin de cultuur van de volksfeesten en met name de rol van de reuzen centraal staan. Veel aandacht gaat naar het carnaval van Kassel, een van de mooiste volksfeesten in de Noordfranse regio, en de Kasselse reuzen. Er wordt gepeild naar verbanden met reuzefeesten in België, Frankrijk en elders. Dit thema was het onderwerp van een tentoonstelling in Kassel, die plaatsvond van 26 juni tot 18 oktober 1993. (L.V.)
| |
Histoire et archéologie du Pas-de-Calais: Bulletin de la Commission départementale d'histoire et d'archéologie du Pas-de-Calais, XIII (1992) no 2, p. 221-552, ill.
Cette livraison comporte à nouveau une dizaine d'articles sur l'archéologie et l'histoire du Pas-de-Calais. Comme à l'accoutumée, les sujets archéologiques recueillent la plus grande attention avec notamment un compte rendu détaillé des fouilles avec trouvailles de l'âge du fer sur le tracé du TGV-Nord. Les lieux de trouvailles sont notamment Broxeele, Zuytpeene, Flêtre et Oxelaere (Y. Desfossés et G. Blancquaert, p. 221-275). La série de Y. Le Maner sur l'‘Histoire du Pas-de-Calais aux XIXe et XXe siècles’ en est à sa quatrième livraison; il y traite cette fois de la période de la guerrc 1940-1944 (p. 485-519). (L.V.)
●
Opnieuw bevat deze aflevering een tiental artikelen over de archeologie en de geschiedenis van Pas-de-Calais. Zoals gewoonlijk krijgen ook nu archeologische onderwerpen de grootste aandacht, met o.a. een uitgebreid verslag van de opgravingen met vondsten uit de IJzertijd op het tracé van de TGV-Nord. De vindplaatsen zijn o.a. Broxeele, Zuytpeene, Vleteren en Oxelaere (Y. Desfossés en G. Blancquaert, p. 221-275). De reeks van Y. Le Maner over ‘Histoire du Pas-de-Calais aux XIXe et XXe siècles’ is aan haar vierde aflevering toe; ditmaal is de oorlogsperiode (1940-1944) aan de orde (p. 485-519). (L.V.)
| |
A. Hoste, De handschriften van Ter Doest. - Steenbrugge: Sint-Pietersabdij, 1993. - 268 p., 32 gekleurde platen
De cisterciëncerabdij Ter Doest in Lissewege bij Brugge is een twaalfde-eeuwse stichting die van meet af aan veel aandacht besteedde aan het boek: er was een scriptorium en een goed gestoffeerde librije. De auteur traceert de bewaardgebleven middeleeuwse handschriften uit deze abdijbibliotheek en geeft van elk exemplaar een summiere beschrijving met bibliografie. Dit prachtige boek wordt hier vermeld omdat het negende hoofdstuk als titel heeft: ‘Nota over de handschriften van Vaucelles en Clairmarais’. Beide Noordfranse abdijen onderhielden contacten met de Vlaamse cisterciënzers en dat resulteerde ook in de uitwisseling van manuscripten. (L.V.)
●
| |
| |
L'abbaye cistercienne de Ter Doest à Lissewege près de Bruges est une fondation du douzième siècle qui marque d'emblée un grand intérêt pour le livre: on y trouvait un scriptorium et une ‘librairie’ bien achalandée. L'auteur évoque les manuscrits médiévaux conservés de cette bibliothèque abbatiale et donne de chaque exemplaire une description sommaire avec bibliographie. Ce magnifique ouvrage doit sa mention ici à son neuvième chapitre intitulé: ‘Nota over de handschriften van Vaucelles en Clairmarais’. (Note sur les manuscrits de Vaucelles et Clairmarais) Ces deux abbayes de l'actuel Nord de la France entretenaient des contacts avec les cisterciens flamands qui allaient jusqu'à l'échange de manuscrits. (L.V.)
| |
D. Hubbard Nelson en H. van der Werf, The Songs Attributed to Andrieu Contredit d'Arras. - Amsterdam, Atlanta: Rodopi, 1992. - 207 p. - (Faux titre, 59)
Andrieu Contredit d'Arras liet een poëtisch oeuvre na dat bestaat uit twintig ‘chansons d'amour’, een ‘lai’, een ‘pastourelle’ en een ‘jeu parti’. Hij maakte deel uit van het literaire milieu van Atrecht, waar hij omstreeks 1248 overleed. Zijn werk was tot nu toe toegankelijk via een teksteditie van 1903, maar sindsdien is er een aantal nieuwe tekstfragmenten gevonden. De teksteditie wordt ingeleid door enkele artikelen over o.a. de lyriek, het literaire milieu in Atrecht in de 13de eeuw, de handschriften waarin de liederen zijn overgeleverd, en het taalgebruik. Van de meeste liederen is ook de melodie bewaard gebleven en dat verklaart waarom tevens beroep werd gedaan op een musicoloog (Hendrik van der Werf). (L.V.)
●
Andrieu Contredit d'Arras a laissé une oeuvre poétique constituée de vingt ‘chansons d'amour’, un ‘lai’, une ‘pastourelle’ et un ‘jeu parti’. Il était actif dans le milieu littéraire d'Arras, où il mourut vers 1248. Son oeuvre était jusqu'à ce jour accessible dans l'édition de 1903, mais depuis lors on a découvert un certain nombre de nouveaux fragments de textes. L'édition textuelle est précédée par un certain nombre d'articles traitant notamment du lyrisme, du milieu littéraire arrageois du XIIIe siècle, des manuscrits qui nous ont transmis ses chansons et de la langue qu'il pratique. Pour la plupart des chansons nous possédons la musique, ce qui explique pourquoi on a également fait appel à un musicologue (Hendrik van der Werf). (L.V.)
| |
M. Jean, La chambre des comptes de Lille: l'institution et les hommes (1477-1667). - Paris: Librairie H. Champion; Genève: Droz, 1992. - 441 p. - (Mémoires et documents de l'École des Chartes, 36)
Cette solide étude de la Chambre des comptes de Lille recevra un accueil fort enthousiaste de larges cercles historiques mais aussi ailleurs. La Chambre des comptes fut en effet des siècles durant capitale pour l'histoire juridique et administrative de la Flandre. Aussi le rôle de la Chambre des comptes forme-t-il le premier panneau du diptyque: le contrôle des comptes des administrations inférieures, la gestion du domaine comtal et le contrôle des droits comtaux, ainsi que la juridiction afférente à l'exercice de ces tâches. Dans un deuxième panneau, on aborde l'homme derrière l'institution: le personnel, le recrutement et les possibilités de faire carrière, et l'ambiance de la vie privée de ces fonctionnaires. Un ‘répertoire
| |
| |
biographique’ s'y rattache (p. 277-358) qui comporte une biographie soignée et bien documentée de 154 fonctionnaires. Cette étude est munie d'une bibliographie et d'un index et va certainement intéresser aussi une foule d'historiens qui utilisent les riches archives de la Chambre des comptes, conservées maintenant aux Archives Départementales du Nord à Lille. Pour finir signalons que cet ouvrage s'inscrit dans la ligne de l'étude de Ph. Rosset sur le ‘bureau de finance’ lillois, lequel succéda à la Cour des Comptes (bibliographie 1992). (L.V.)
●
Deze degelijke studie over de Rekenkamer in Rijsel zal in brede historische kringen en ook daarbuiten met groot enthousiasme worden ontvangen. De Rekenkamer was immers eeuwenlang van grote betekenis voor de bestuurlijke en juridische geschiedenis van Vlaanderen. In het eerste deel staat dan ook de rol van de Rekenkamer centraal: controle op de rekeningen van lagere besturen, het beheren van het vorstelijk domein en de controle op de vorstelijke rechten, en de jurisdictie verbonden aan het uitoefenen van deze taken. In het tweede deel wordt de mens achter de instelling belicht: het personeel, de recrutering en de mogelijkheden om carrière te maken, en de privé-levenssfeer van deze ambtenaren. Aansluitend volgt een ‘répertoire biographique’ (p. 277-358) met verzorgde en goed gedocumenteerde biografieën van 154 ambtenaren. Deze studie is voorzien van een bibliografie en een index. De uitgave zal zeker ook de talrijke historici interesseren die gebruik maken van de rijke archieven van de Rekenkamer, nu bewaard in de Archives Départementales du Nord in Rijsel. Dit boek sluit aan bij de studie van Ph. Rosset over het Rijselse ‘bureau de finance’, de opvolger van de Rekenkamer (bibliografie 1992). (L.V.)
| |
Les salons retrouvés: éclat de la vie artistique dans la France du Nord 1815-1848. - Lille: Association des Conservateurs des Musées du Nord-Pas-de-Calais, 1993. - 2dl.: ill.
Cet impressionnant catalogue en deux tomes accompagnait la grande exposition artistique organisée à Calais, Dunkerque et Douai. Le thème de cette exposition est la floraison dans le Nord de la France de salons d'art entre 1815 et 1848, l'accent portant naturellement sur les artistes et leurs oeuvres exposées. Le premier tome rassemble cinq articles d'introduction: ainsi Annette Haudiquet donne-t-elle un aperçu historique général des salons tandis que Denis Coekelberghs notamment traite de la participation d'artistes belges aux salons du Nord de la France. Après un cahier en couleur (p. 71-90) aux excellentes reproductions vient la partie catalogue qui présente 70 oeuvres d'art, essentiellement des toiles. En annexe on trouve notamment une solide liste bibliographique et une liste de tous les salons organisés. Le second volume de ce catalogue se présente plutôt comme un ouvrage de référence. Il s'agit d'un répertoire de tous les artistes qui ont exposé dans les salons du Nord de la France au cours de période évoquée. Les notices comportent (1) une biographie succincte, (2) une liste de tous les salons où ils exposèrent leurs oeuvres (avec le titre de celles-ci et éventuellement leur prix de vente) et (3) une bibliographie. Cette richesse fait de ce catalogue un instrument de travail indispensable pour l'étude de la vie artistique du Nord de la France au cours du XIXe siècle. (L.V.)
●
| |
| |
Deze indrukwekkende, tweedelige catalogus begeleidde een grote kunsttentoonstelling die werd opgezet in Calais, Duinkerke en Douai. Het thema van deze expositie is de bloeiperiode van de Noordfranse kunstsalons tussen 1815-1848, met vanzelfsprekend vooral aandacht voor de kunstenaars en hun geëxposeerde werk. Het eerste deel omvat vijf inleidende artikelen: Annette Haudiquet geeft een algemeen historisch overzicht van de salons, terwijl o.a. Denis Coekelberghs het heeft over de deelname van Belgische kunstenaars aan de Noordfranse salons. Na een kleurenkatern (p. 71-90) met uitstekende reprodukties volgt het catalogusgedeelte waarin 70 kunstwerken (overwegend schilderijen) worden besproken. In de bijlage treffen we onder meer een gedegen literatuurlijst aan en een lijst van alle georganiseerde salons. Het tweede deel van deze catalogus moet meer gezien worden als een naslagwerk. Het betreft een repertorium van alle kunstenaars die in de genoemde periode in de Noordfranse salons hebben geëxposeerd. De notities bestaan uit: een beknopte biografie, een opsomming van alle salons waarin ze met werk aanwezig waren (met opgave van de titel van de kunstwerken en de eventuele verkoopprijs), en een bibliografie. Dit alles maakt van deze catalogus een werkinstrument dat onmisbaar zal zijn voor de studie van het Noordfranse kunstleven in de 19de eeuw. (L.V.)
| |
G. de Martel, La collection des sermons de Jacques de Furnes: le sermon sur Ruth 1,22 en Les deux sermons de Jacques de Furnes en l'honneur de Saint-Winnoc, in: Sacris Erudiri: jaarboek voor godsdienstwetenschappen, 32 (1991) p. 343-393 en 33 (1992-93) 343-367
Jacques de Furnes fut entre 1230 et 1237 abbé de l'abbaye de Saint-Bertin (Saint-Omer); il laissa une collection de sermons qui ne sont transmis que par un unique manuscrit du treizième siècle provenant de l'abbaye cistercienne de Clairmarais. Les sermons furent donnés par lui à l'intention de diverses communautés religieuses de Ten Duinen, Ourscamp, Cercamp. On conserve aussi deux sermons en l'honneur de saint Winoc prononcés par Jacques dans l'abbaye bénédictine de Bergues-Saint-Winoc; l'auteur présente une édition critique de ce dernier sermon. (L.V.)
●
Jacob van Veurne was tussen 1230 en 1237 abt van de Sint-Bertijnsabdij (Sint-Omaars). Hij liet een verzameling sermoenen na die slechts via één handschrift zijn overgeleverd: een dertiende-eeuws manuscript afkomstig uit de cisterciënzerabdij Clairmarais. De sermoenen waren door hem gegeven voor verschillende religieuze gemeenschappen in Ten Duinen, Ourscamp, Cercamp. Er bleven ook twee sermoenen bewaard ter ere van de H. Winnocus; Jacob hield die in de benedictijnenabdij van Sint-Winoksbergen. De auteur verzorgde van deze laatste preken een tekst-editie. (L.V.)
| |
B. Menager et C.-M. Wallon - Leducq, Atlas électoral Nord - Pas-de-Calais. - Lille: Presses Universitaires de Lille, 1993. - 238 p.: tab., crt.
Cet ouvrage rassemble treize articles consacrés à autant d'élections organisées au cours des vingt dernières années dans la région Nord-Pas-de-Calais, depuis les élections législatives de 1973 jusqu'au référendum du 20 septembre 1992 compris.
| |
| |
Cet ouvrage s'inscrit ainsi dans la ligne des atlas consacrés aux périodes 1876-1940 (1977) et 1946-1972 (1973). Les résultats de chaque scrutin font l'objet d'une étude exhaustive et sont traduits en cartes et en tableaux. L'atlas présente de la sorte une bonne image des réactions du Nord de la France aux grands glissements politiques comme la ‘cohabitation’ et la percée de l'extrême droite. Le dernier petit chapitre consacré aux notices biographiques des parlementaires du Nord de la France sera lui aussi bien utile. Les collaborateurs à la rédaction de cet atlas sont attachés aux universités de Lille II et III et disposaient de beaucoup de matériaux non publiés. (L.V.)
●
In dit boek worden dertien bijdragen gebundeld over evenveel verkiezingen die de voorbije twintig jaar in de regio Nord - Pas-de-Calais werden gehouden, van de wetgevende verkiezingen van 1973 tot en met het referendum van 20 september 1992. Op deze manier sluit dit boek aan bij de atlassen over de perioden 1876-1940 (1977) en 1946-1972 (1973). De resultaten van elke verkiezing worden uitgebreid onderzocht, in kaart gebracht, en in tabellen geplaatst. Op deze manier geeft de atlas een goed beeld van de reactie van Noord-Frankrijk op de grote politieke verschuivingen zoals de ‘cohabitation’ en de doorbraak van uiterst rechts. Nuttig is ook het laatste hoofdstukje met biografische notities van de Noordfranse parlementsleden. De medewerkers aan deze atlas zijn verbonden aan de universiteiten Lille II en III en hadden veel ongepubliceerd onderzoeksmateriaal te hunner beschikking. (L.V.)
| |
R. Muchembled, Le temps des supplices: de l'obéissance sous les rois absolus, XVe-XVIIIe siècles. - Paris: A. Colin, 1992. - 259 p.: tab., graph.
Les thèmes que R. Muchembled traite ces dernières années dans son oeuvre historique sont universels et s'appuient généralement sur une base théorique solide. Il n'en va pas autrement de cette étude où il scrute les glissements en matière de pouvoir et de sujétion dans une société occidentale moderne en construction entre 1400 et 1789. L'auteur le fait en observant de quelle manière l'autorité a pratiqué et administré la sanction au cours des temps. Les sources utilisées se situent surtout au niveau local et l'on y discerne l'affinité de Muchembled pour l'histoire de l'Artois. L'essentiel de son argumentaire puise en effet aux sources historiques d'Arras. Celles-ci sont du reste rendues sous forme de tableaux dans les deux annexes (p. 245-261). (L.V.)
●
De thema's die R. Muchembled de laatste jaren in zijn historisch werk behandelt, zijn universeel en doorgaans sterk theoretisch onderbouwd. Ook in deze studie is dat het geval. Hij onderzoekt de verschuivingen op het gebied van gezag en onderdanigheid in een moderne westerse maatschappij in opbouw tussen 1400 en 1789. De auteur doet dit door na te gaan op welke manier de overheid in de loop der tijd straffen hanteerde en uitvaardigde. De bronnen die hij gebruikt, situeren zich vooral op lokaal niveau en hier komt Muchembleds affiniteit met de geschiedenis van Artesië tot uiting. Het belangrijkste bewijsmateriaal putte hij immers uit de gerechtelijke bronnen van Atrecht. Deze worden onder andere in de twee bijlagen in tabelvorm weergegeven (p. 245-261). (L.V.)
| |
| |
| |
Nord': revue de critique et de création littéraires du Nord/Pas-de-Calais, no 20 (décembre 1992). (Société de littérature du Nord, Lille)
Ce numéro de la revue littéraire Nord' est entièrement consacré à la relation entre littérature et guerre. La première comme la seconde guerre mondiale ont inspiré bien des écrivains. Onze études évoquent quelques-unes de ces oeuvres. La frontière entre littérature et histoire y est très difficile à tirer, certaines des oeuvres commentées présentant une valeur historique supérieure à leurs qualités littéraires. (D.v.A.)
●
Dit nummer van het literaire tijdschrift Nord' is volledig gewijd aan de relatie literatuur en oorlog. Zowel de Eerste als de Tweede Wereldoorlog heeft heel wat auteurs geïnspireerd. In elf studies worden enkele van deze werken besproken. De grens tussen literatuur en geschiedenis is vaak moeilijk te trekken; sommige van de besproken werken hebben meer historische dan literaire waarde. (D.v.A.)
| |
J. Pattou et Ph. Laidebeur, L'or des Flamands. - Lille: La Voix du Nord Édition, 1992. - ill.
Cet ouvrage magnifique et original est le résultat d'une collaboration entre un journaliste de La Voix du Nord conquis par les Pays-Bas français (Ph. Laidebeur) et un architecte qui s'est spécialisé dans l'aquarelle (J. Pattou). Le livre peut se lire comme un voyage à travers les Pays-Bas français: un récit alerte qui relie une trentaine d'illustrations pleine page, des aquarelles qui représentent des tableaux villageois d'Hondschoote, Cassel, Wormhout, Bergues, Bailleul, Ypres, Poperinge, etc. (L.V.)
●
Dit prachtige en originele boek is het resultaat van de samenwerking tussen een journalist van La Voix du Nord die zijn hart aan de Franse Nederlanden heeft verpand (Ph. Laidebeur) en een architect die zich heeft toegelegd op het aquarel (J. Pattou). Het boek kan als een reis door de Franse Nederlanden worden gelezen. Het is een luchtig verhaal dat de verbinding vormt tussen ongeveer dertig paginagrote illustraties. Die illustraties zijn aquarellen die dorpstaferelen weergegeven in Hondschote, Kassel, Wormhout, Sint-Winoksbergen, Belle, Ieper, Poperinge enz. (L.V.)
| |
Produits du terroir et recettes traditionnelles: Nord-Pas-de-Calais. - Paris: Albin Michel/Conseil national des arts culinaires, 1992. - 286 p.: ill. - (L'inventaire du patrimoine culinaire de la France)
Cet opuscule fait droit à la richesse de la cuisine traditionnelle du Nord de la France. Il comporte trois parties: les produits régionaux (bières locales et autres boissons, viande, fruits de mer, produits laitiers et pâtisseries), recettes traditionnelles (par exemple ‘potjesvlesch’) et recettes régionales. Il donne chaque fois la description et la composition du mets, puis un peu d'histoire et autres curiosités, et une bibliographie. Il est agréablement illustré et d'une consultation aisée. (L.V.)
●
| |
| |
In dit boekje wordt recht gedaan aan de rijkdom van de Noordfranse, traditionele keuken. Er zijn drie delen: regionale produkten (streekbieren en andere dranken, vlees, zeevruchten, zuivel en banket), traditionele recepten (b.v. ‘potjesvlesch’), en regionale recepten. Telkens wordt de beschrijving en de samenstelling gegeven, dan volgen een vleugje geschiedenis en andere wetenswaardigheden, en een bibliografie sluit het geheel af. Het boekje is sfeervol geïllustreerd en vlot te raadplegen. (L.V.)
| |
B. Pugo, Vauban. - Paris: Albin Michel, 1992. - 374 p.: ill.
Cette nouvelle biographie de Sébastien le Prestre, sieur de Vauban, mérite d'être mentionnée ici. Célèbre constructeur de forteresses, conseiller et plus tard maréchal au service du roi de France Louis XIV, il fut particulièrement actif dans la région frontalière. La biographie suit la chronologie (1633-1688; 1688-1701; 1702-1707); elle est pourvue d'un index et de quelques annexes (notamment un arbre généalogique et une liste lexicologique). (L.V.)
●
Deze nieuwe biografie van Sébastien le Prestre, heer van Vauban, verdient hier te worden vermeld. Als gevierd vestingbouwkundige, raadsman en later maarschalk in dienst van de Franse koning Lodewijk XIV was hij bijzonder actief in de grensstreek. De biografie is chronologisch opgebouwd (1633-1688; 1688-1701; 1702-1707) en is voorzien van een register en enkele bijlagen (o.a. een stamboom en een lexicologische lijst). (L.V.)
| |
Revue de la Socété dunkerquoise et d'archéologie, no 26 (novembre 1992).
Cette livraison comporte onze études sur des aspects de l'histoire du Dunkerquois. Bien sûr la plupart portent sur l'histoire de la marine; c'est ainsi qu'on y trouve des articles sur un accident naval en 1470, le transport de charbon de Dunkerque à Newcastle en 1513, la correspondance de Jean Penninck, greffier de l'Amirauté de Dunkerque, en 1635 et aussi une étude financière de la Compagnie des Bateaux à Vapeur du Nord (fondée en 1853). En outre ce numéro comporte aussi des articles sur l'histoire de la musique, la présence d'Écossais à Coudekerque, etc. (D.v.A.)
●
Deze aflevering bevat elf studies over aspecten van de geschiedenis van het Duinkerkse. Uiteraard hebben de meeste bijdragen de zeevaartgeschiedenis tot onderwerp. Men treft er artikelen in aan over een scheepsongeval in 1470, over het transport van steenkool van Duinkerke naar Newcastle in 1513, over de briefwisseling uit 1635 van Jean Penninck, griffier van de Admiraliteit van Duinkerke, en ook een financiële studie van de Compagnie des Bateaux à Vapeur du Nord (opgericht in 1853). Daarnaast bevat dit nummer eveneens artikelen over muziekgeschiedenis, de aanwezigheid van Schotten in Coudekerke enz. (D.v.A.)
| |
| |
| |
Revue du Nord: archéologie, 84 (1992) no 296. - 239 p. (Villeneuve d'Ascq: Université Charles de Gaulle).
Le numéro spécial archéologie de la Revue du Nord est peu à peu devenu une valeur sûre. Cette livraison comprend 13 articles, y compris la rubrique numismatique annuelle. Comme toujours, la ville gallo-romaine de Bavay reçoit sa large part d'intérêt. Intéressante également l'étude comparative de J. Demeulemeester (La fortification de terre et son influence sur le développement urbain de quelques villes des Pays-Bas méridionaux.) qui traite surtout de la Flandre et de l'Artois. Il distingue deux sortes de fortifications: les enceintes de terre qui remontent à la période carolingienne et les mottes qui datent des XIe et XIIe siècles. Il cite comme exemples et/ou étudie notamment Aire-sur-la-Lys, Hesdin, Bergues et Saint-Omer. (L.V.)
●
Het afzonderlijke archeologienummer van de Revue du Nord is intussen een gevestigde waarde geworden. Deze jaargang bevat dertien artikelen, inclusief de jaarlijkse numismatische kroniek. Zoals steeds krijgt de Gallo-Romeinse stad Bavay veel aandacht. Interessant is ook het vergelijkende onderzoek van J. Demeulemeester (‘Aarden versterkingen en stadsontwikkeling in de Zuidelijke Nederlanden’) met vooral gegevens uit Vlaanderen en Artesië. Hij onderscheidt twee soorten versterkingen: aarden ringwallen, die teruggaan tot de Karolingische periode, en mottes, die uit de 11de en de 12de eeuw dateren. Als voorbeeld worden o.a. Aire, Hesdin, Sint-Winoksbergen en Sint-Omaars aangehaald en/of uitgewerkt. (L.V.)
| |
Revue du Nord: histoire et archéologie: Nord de la France, Belgique, Pays-Bas, 74 (1992) no 3-4, p. 455-969, 75 (1993) no 1-2, p. 1-260, 261-492 (Villeneuve d'Ascq: Université Charles de Gaulle)
La Revue du Nord travaille de plus en plus avec des numéros à thème. Les livraisons 3 et 4 de 1992, un numéro double, contiennent exclusivement des articles d'histoire de l'art. Les 29 articles traitent de techniques muséologiques, d'architecture, de statuaire et d'arts appliqués (notamment l'orfèvrerie à Dunkerque, aux XVIIe et XVIIIe siècles), des arts graphiques et de peinture (notamment des relations d'Henri Le Sidaner avec la région du Nord de la France). La première livraison de 1993 intitulée: ‘Armées et campagnes de la Révolution’, est introduite par L. Trenard et s'inscrit dans le mouvement de renaissance de l'histoire militaire. L'article de H. Marquis (Espions et agents secrets pendant la campagne des Flandres (1793-1794), p. 121-132) s'appuie sur des recherches dans les archives anglaises. La destruction des archives pour la fabrication de gargousses au cours des années révolutionnaires - un article de P. Delsalle, p. 113-120 - est illustrée par des exemples d'archives du Nord de la France (Cambrai et Boulogne). J.-P. Hirsch rassemble enfin dans la livraison 2 (1993) des articles sur l'histoire sociale de l'époque moderne: ‘Le groupe pétrolier du Nord’, les problèmes de la modernisation de l'agriculture dans le Pas-de-Calais, le constructeur de locomotives Cail, etc. (L.V.)
●
| |
| |
De Revue du Nord werkt hoe langer hoe meer met themanummers.
De afleveringen 3 en 4 van 1992, een dubbelnummer, bevatten uitsluitend kunsthistorische bijdragen. De 29 artikelen gaan over museologische technieken, architectuur, beeldhouw- en toegepaste kunst (o.a. edelsmeedkunst in Duinkerke, 17de-18de eeuw), grafische kunst en schilderkunst (o.a. de relatie van Henri Le Sidaner met de Noordfranse regio). De eerste aflevering van 1993 kreeg als titel mee: ‘Armées et campagnes de la Révolution’, wordt ingeleid door L. Trenard en kadert in de heropleving van de krijgsgeschiedenis. Aan het artikel van H. Marquis ‘(Espions et agents secrets pendant la campagne des Flandres (1793-1794)’, (p. 121-132) ligt bronnenonderzoek in Engelse archieven ten grondslag. De vernietiging van archieven om kardoeshulzen te maken in de Revolutiejaren - een artikel van P. Delsalle (p. 113-120) - is o.a. gedocumenteerd met voorbeelden van Noordfranse archieven (Kamerijk en Bonen (Boulogne)). J.-P. Hirsch tenslotte verzamelde in aflevering 2 (1993) artikelen over de sociaal-economische geschiedenis van de moderne tijd: ‘Le groupe pétrolier du Nord’, de problematiek van de modernisering van de landbouw in de Pas-de-Calais, de locomotiefbouwer Cail enz. (L.V.)
| |
Jean Sadyn, Fables et Contes Flamands. - Steenvoorde: le Foyer Culturel de l'Houtland, 1993. - 78 p.
Le romancier Jean Sadyn, auteur notamment de La nuit des Mutants, veut évoquer le caractère de la Flandre française dans quelque vingt-cinq courts récits et fables. Son objectif est de brosser un tableau clair et gai de cette région. Il s'est inspiré pour ce faire de l'oeuvre de Daudet, Mistral ou Marcel Pagnol qui, et avec quel succès!, en avaient fait de même pour la Provence. (D.v.A.)
●
De romancier Jean Sadyn, auteur van o.a. La nuit des Mutants, wil in ongeveer 25 korte verhalen en fabels het karakter van Frans-Vlaanderen evoceren. Het is zijn bedoeling een helder en vrolijk beeld te schetsen van deze streek. Hij heeft zich daarbij geïnspireerd op werk van Daudet, Mistral en Marcel Pagnol, die met groot succes hetzelfde hebben gedaan voor de Provence. (D.v.A.)
| |
H. Soly en R. Vermeir, Beleid en bestuur in de oude Nederlanden: liber amicorum prof. dr. M. Baelde. - Gent: Vakgroep Nieuwe Geschiedenis UG, 1993. - XVIII, 515 p.: ill., tab., krt.
Met deze mooie en lijvige bundel historische artikelen brachten talrijke collega's en vrienden hulde aan prof. dr. M. Baelde, hoogleraar aan de faculteiten Letteren en Wijsbegeerte en Rechten van de Universiteit van Gent. Aanleiding daartoe was zijn emeritaat. Enkele bijdragen bestrijken ook de Franse Nederlanden. Zo peilt H. De Ridder-Symoens (p. 105-126) naar de aantrekkingskracht van de universiteit van Orléans op studenten in de rechten afkomstig uit Vlaanderen en Artesië (1444-1546). De lijsten bevatten namen van studenten uit Rijsel, Atrecht, Sint-Omaars, Sint-Winoksbergen, Dowaai en Le Quesnoy. Via de correspondentie van Jacob Martens, koopman en burgemeester van Sint-Winoksbergen, geeft L. Vandamme (p. 363-381) een kijkje vanuit het dagelijks leven op de politieke en religieuze onrust van de laat-16de eeuw in de Nederlanden. De beschouwingen tenslotte van
| |
| |
J. Van de Wiele (p. 415-422) over de bestrijding van ‘ketterij’ in de 16de-eeuwse Nederlanden zijn gekruid met voorbeelden uit het Vlaamse Westkwartier. (L.V.)
●
Avec ce bel et volumineux recueil d'articles historiques, de nombreux collègues et amis ont rendu hommage au docteur M. Baelde, professeur à la faculté des Lettres, Philosophie et Droit de l'Université de Gand, à l'occasion de son départ en retraite. Quelques articles couvrent également les Pays-Bas français. C'est ainsi que H. De Ridder-Symoens (p. 105-126) tente d'évaluer l'attraction exercée par l'université d'Orléans sur les étudiants en droit originaires de Flandre et d'Artois (1444-1546). Les listes comportent des étudiants originaires de Lille, d'Arras, de Saint-Omer, de Bergues, de Douai et de Le Quesnoy. A partir de la correspondance de Jacob Martens, marchand et maire de Bergues, L. Vandamme (p. 363-381) nous offre une vue d'en bas sur les troubles politiques et religieux dans les Pays-Bas à la fin du XVIe siècle. Enfin les considérations de J. Van de Wiele (p. 415-422) sur la lutte contre l'‘hérésie’ au XVIe siècle sont pimentées d'exemples tirés du Westquartier flamand. (L.V.)
| |
Trois ports, une même porte pour l'Europe: le littoral Nord-Pas-de-Calais face à son devenir: - Lille: Préfecture de Région Nord-Pas-de-Calais/Centre d'Études et de Prospective du Secrétariat Général aux Affaires Régionales, 1992. - 226 p.: crt., tab.
Le Nord de la France dispose d'une importante infrastructure maritime: Dunkerque, troisième port de France pour le transport de marchandises, Calais premier port pour le trafic passagers et Boulogne premier port de pêche. Si l'on y ajoute les atouts d'une côte variée et du Tunnel sous la Manche + TGV, il est clair que la région côtière, avec la métropole lilloise, est et sera l'atout essentiel dans le développement économique de la région du Nord de la France. Cet ouvrage, résultat d'une étude commandée, fournit des informations utiles et des idées pour le développement du littoral. On y tient compte d'une population jeune, du marché du travail et des moyens financiers. Mais on y évoque également les défis: le besoin de nouvelles structures de communication et le contrôle et la réorganisation des espaces (vides). L'étude qui est à la base de cette publication a été réalisée en 1990-1991. Toutefois, en cours de rédaction, on a tenu compte des données les plus récentes. (L.V.)
●
Noord-Frankrijk beschikt over een belangrijke maritieme infrastructuur: Duinkerke als derde Franse haven inzake goederentransport, Calais als eerste haven wat betreft het reizigersvervoer, en Bonen (Boulogne) als eerste vissershaven. Wanneer daar de troeven van een gevarieerde kust en de kanaaltunnel + TGV aan worden toegevoegd, is het duidelijk dat de kuststreek, samen met de Rijselse metropool, de grote spil is en wordt voor de economische ontwikkeling van de Noordfranse regio. In dit boek, het resultaat van een studieopdracht, worden nuttige informatie en ideeën aangereikt in relatie tot de ontwikkeling van dit kustgebied. Er wordt rekening gehouden met de jonge bevolking, de arbeidssituatie en de financiële middelen. Ook de uitdagingen komen aan bod: de behoefte aan nieuwe communicatiestructuren en een beheersing en reorganisatie van de (open) ruimte. Het
| |
| |
onderzoek dat aan de basis van dit rapport ligt, werd uitgevoerd in 1990-1991. Tijdens de redactie werd bovendien rekening gehouden met de meest recente gegevens. (L.V.)
| |
J.F. Verbruggen, De Slag bij Guinegatte, 7 augustus 1479. - Brussel: Koninklijk Legermuseum, 1993. - 162 p.
De Belgische krijgshistoricus J.F. Verbruggen heeft een groot aantal publikaties op zijn naam staan. Ze variëren in onderwerp van studies over de Gulden Sporenslag tot beschouwingen over de oorlogen in onze moderne tijd. Door middel van een kritisch bronnenonderzoek wordt in dit boekje de Slag van Guinegatte (Enguinegatte, bij Calais) behandeld. Deze veldslag kaderde in het succesvolle militaire optreden van Maximiliaan van Oostenrijk tegen de Franse koning Lodewijk XI. (L.V.)
●
L'historien militaire belge J.F. Verbruggen peut s'enorgueillir d'une bibliographie riche et variée allant d'études sur la bataille des Éperons d'or aux considérations sur les guerres de l'époque moderne. Par le biais d'une étude critique des sources, il traite dans cet opuscule de la bataille d'Enguinegatte près de Calais). Cette bataille s'inscrivait dans une campagne heureuse de Maximilien d'Autriche contre le roi de France Louis XI. (L.V.)
| |
J.W. de Vries, R. Willemyns en P. Burger, Het verhaal van een taal: negen eeuwen Nederlands. - Amsterdam: Prometheus, 1993. - 293 p.: ill.
In dit verzorgde en vlot geschreven boek wordt de geschiedenis van de Nederlandse taal belicht vanuit een chronologische en een thematische invalshoek. Een van de thematische hoofdstukken heeft als titel ‘De grenzen van het Nederlands’ meegekregen (hoofdstuk 12). Hierin staan onder meer de taalevolutie en de taalsituatie in Frans-Vlaanderen centraal. (L.V.)
●
Ce livre soigné et rédigé d'une plume alerte brosse l'histoire de la langue néerlandaise d'un point de vue chronologique et thématique. L'un des chapitres thématiques s'intitule ‘Les frontières du néerlandais’ (chapitre 12). On y évoque en particulier l'évolution et la situation linguistiques de la Flandre française. (L.V.)
| |
J. Watrin, De Boulogne à Condette: une histoire d'amitié: Charles Dickens - Ferdinand Beaucourt-Mutuel. - Aire-sur-la-Lys: impr. Mordacq, 1992. - 126 p.: ill.
Au milieu du siècle dernier Boulogne était déjà une ville balnéaire mondaine qui attirait beaucoup d'hôtes étrangers. L'un d'entre eux était l'écrivain anglais Charles Dickens qui y vint en transit pour la France et y séjourna également quelques étés (1853, 1854, 1856). Dans la correspondance de Dickens, les allusions à sa prédilection pour Boulogne sont légion et il y avait du reste une foule d'amis. Dans ce petit livre, on s'intéresse particulièrement à une de ces amitiés, celle qu'il entretenait avec M. Beaucourt Mutuel, personnage d'ailleurs passablement inconnu. L'auteur
| |
| |
cite abondamment les documents d'époque et s'est livré à une étude des sources exhaustive et détaillée (notamment dans les archives notariales de Boulogne). Intéressante également l'annexe qui présente la liste biographique d'amis cités dans l'ouvrage. Un charmant petit livre sur un sujet original et convenablement illustré de photos noir et blanc. (L.V.)
●
Bonen (Boulogne) was omstreeks het midden van de vorige eeuw een mondaine badplaats die veel buitenlandse gasten aantrok. Een van hen was de Engelse schrijver Charles Dickens, die er kwam op doorreis naar Frankrijk maar er ook enkele zomers verbleef (1853, 1854, 1856). In de correspondentie van Dickens zijn de verwijzingen naar zijn voorliefde voor Bonen (Boulogne) legio; hij had er trouwens vele vrienden. In dit boekje wordt dieper ingegaan op een van deze vriendschappen, met name die met de overigens vrij onbekende M. Beaucourt Mutuel. De auteur citeert kwistig uit eigentijdse documenten en verrichtte uitvoerig en gedetailleerd bronnenonderzoek (o.a. in de notariële archieven van Bonen (Boulogne)). Interessant is ook de bijlage met een biografische lijst van vrienden die in het boek worden vermeld. Een leuk boekje over een origineel onderwerp en passend met zwart-wit foto's geïllustreerd. (L.V.)
| |
Zannekin, Jaarboek 15. - Ieper, Mijdrecht: Vereniging/Stichting Zannekin, 1993. 176 p.: ill.
De eerste vier artikelen in dit jaarboek hebben betrekking op de Franse Nederlanden. In de eerste bijdrage bestudeert Kristof Papin de stedelijke bevolking binnen de instellingen van Sint-Winoksbergen tijdens de Bourgondische periode. Ward Corsmit heeft het over Rijsel aan het eind van de zestiende en begin zeventiende eeuw. C. Moeyaert bespreekt ‘Het Nederlands onderwijs in de Frans-Vlaamse westhoek vanaf de 16e eeuw’.
Ten slotte beschrijft A. Lowyck de geschiedenis van ‘de kapel van de drie maagden’ in Kaaster. Hij heeft het daarbij ook over het werk van de Gezelliaan Vincent Lefere, die over deze kapel een gedicht heeft geschreven. (D.v.A.)
●
Les quatre premiers articles de ces annales concernent les Pays-Bas français. Dans le premier, Kristof Papin étudie la population urbaine au sein des institutions de Bergues pendant la période bourguignonne. Ward Corsmit traite de Lille à la fin du XVIe et au début du XVIIe siècle. C. Moeyaert présente ‘L'enseignement néerlandais dans le Westhoek de Flandre française à partir du XVIe siècle.’ Enfin A. Lowyck raconte l'histoire de la ‘chapelle des trois vierges’ à Caestre. Il y évoque aussi l'oeuvre du gezellien Vincent Lefere qui consacra un poème à cette chapelle. (D.v.A.)
(Traduit du néerlandais par Jacques Fermaut)
|
|
Auteursrechtelijk beschermd