| |
| |
| |
Tweetalige Petit Catéchisme du diocèse de Lille/Kleynen Catechismus van het Bisdom Ryssel, verschenen in Belle in 1925.
| |
| |
| |
De schrijftaal van de Westhoek in Frankrijk. Nederlandse catechismussen in Frans-Vlaanderen (1729-1932)
Lexicon ● 19
C. Moeyaert
Watou (B)
| |
Overzicht van de Nederlandse catechismussen in Frans-Vlaanderen
1. Catechismus van het bisdom van Sint-Omaers. Uitgegeven door Bisschop de Valbelle de Tourves in 1729. Ik heb alleen de herdruk kunnen gebruiken uit 1772 op bevel van Bisschop de Bruyères-Chalabre.Ga naar eindnoot(1.) Gedrukt in Sint-Omaars bij de ‘Weduwe Fertel’, in de ‘Ursulines straete’.
2. Kleynen Catechismus voor alle de kerken van het Fransch Keyserryk.Ga naar eindnoot(2.) Die werd overgenomen door Bisschop L. Belmas en gedrukt in Kamerijk in 1811 bij Hurez. De vertaling werd nagezien door Maquet, deken van Duinkerke, De Lancez, deken van Hazebroek, Bareel, deken van Wormhout en Palmaert, deken van Broekburg. Merkwaardig is het antwoord op de vraag: ‘... en welke zyn in het bezonder onze pligten ten opzigte van Napoleo den eersten, onzen keyzer? A. ‘... liefde, eerbied, gehoorzaemheyd, getrouwigheyd, krygsdienst, schattingen tot behoudenis en bescherming van het keyzerryk en van zynen throon; en bovendien zyn wy hem nog schuldig vierige gebeden voor zyne zaligheyd en voor den geestelyken en tydelyken voorspoed van den staet.’
3. Catechismus van het bisdom van Cameryck. Kamerijk 1816. Gedrukt op bevel van dezelfde bisschop L. Belmas. Het is een hele nieuwe tekst, waarvan de Nederlandse vertaling nagezien werd
| |
| |
door J.B. Keyser, deken van Kassel, M. De Lancez, deken van Hazebroek, Palmaert, deken van Duinkerke, Revel, deken en pastoor van de St.-Amandskerk, Degrave, deken en pastoor van de St.-Vedastuskerk, allebei in Belle, Bareel, deken van Wormhout. Ook deze catechismus werd bij A.F. Hurez gedrukt in Kamerijk.
4. Catechismus ten gebruyke van het aerts-bisdom Cameryk. Hiervan bezit ik twee exemplaren, één gedrukt in 1850 en het ander in 1852, allebei gedrukt in Rijsel bij L. of J. Lefort, allebei uitgegeven door Kardinaal Giraud, maar in 1852 al ondertekend door aartsbisschop Régnier...
Voor het lexicon verwijs ik naar de uitgave van 1852.
5. Catéchisme de Cambrai, seul texte français-flamand autorisé dans ce diocèse. Rijsel, 1890, bij J. Lefort. Vanaf 1853 moest de catechismus tweetalig zijn. De Nederlandse tekst is gedeeltelijk anders als die van 1852. Aartsbisschop Odon Thibaudier keurt de uitgave goed. Ik kreeg dit exemplaar van pastoor Hennebelle uit een verzameling catechismussen, gebruikt onder de catechismuslessen van pastoor Samsoen en Boddaert in Ledringem tot in 1963.
Ik bezit nog een zelfde catechismus, me gegeven door Elisabeth Rousseau uit Zermezele, maar zonder voorpagina. Hij is goedgekeurd in 1909 door Franciscus Delamaire, hulpbisschop van Kamerijk. In het deel kerkgeschiedenis wordt het verbreken van het concordaat in 1905 aan de kaak gesteld en er wordt ook met afschuw geschreven over de Franse Revolutie (in Lyon alleen werden 31.000 Fransen ter dood gebracht, zie blz. XVI).Ga naar eindnoot(3.)
6. Petit catéchisme du diocèse de Lille. Kleynen catechismus van het Bisdom van Ryssel. Belle, 1925, bij A. Ficheroulle. Hiervan bezit ik een exemplaar zonder kaft. De Nederlandse tekst werd nagezien door pastoor E. Delanghe, (1851-1931) maar tekst en spelling bleven ongewijzigd.Ga naar eindnoot(4.)
7. Catéchisme de Lille, seul texte français-flamand autorisé dans ce diocèse. Rijsel, 1932, bij A. Taffin-Lefort.
Het Imprimatur is van 29 december 1931. De spelling en soms het woordgebruik werden grondig gewijzigd door R. Persyn, pastoor van Winnezele. Pastoor M. Bonduaeux uit Arneke gaf me die. Hij kocht die zelf in 1943.Ga naar eindnoot(5.) We danken hem hiervoor.
| |
| |
| |
Welk Nederlands?
Voor het lexicon heb ik alleen gebruik gemaakt van nr. 1, 2, 3, 4 en 7. De andere bevatten meestal geen verschillende tekst.
1. De catechismus van Sint-Omaars. De taal is al vrij algemeen Nederlands met lichte Westvlaamse inslag maar met talrijke Middelnederlandse woorden. Westvlaams is b.v. ‘ik verstaen’ en het consequent toepassen van de dubbele negatie, b.v. ‘dat men den wille niet en hadde’. Eveneens Westvlaams is de doffe e op het eind van een zn: herte, voorspraeke, kerke enz. Middelnederlands zijn b.v. Maget, ende, schouwen (schuwen) enz. en zowat alle bijwoorden op -(e)lijk: vastelijk, strengelijk enz. Zelfs veel van de ontelbare bastaardwoorden zijn Middelnederlands: peryckel, generaelijk, regneeren, restitueeeren enz. Gallicistisch blijkt wel het verschuiven van het lijd. voorw. achter de eindgroep: ‘om te verkrygen de goederen’... De spelling is niet eens zo onvast en komt vrij dicht bij die van Des Roches die nog niet bestond. IJ wordt altijd y behalve in de uitgang -lijk. Waarom?
2. De keizerlijke catechismus. De taal is hierin veel minder Westvlaams en er zijn ook veel minder Middelnederlandse en bastaardwoorden. Hier zo goed als geen zn. met een doffe e achteraan: leering, ziel, zoon Gods (i.p.v. leeringe enz.), zelfs ‘act van geloof’. Wel krijgen we enkele bijwoorden op -lyk te lezen. Hebben de andere Nederlandse keizerlijke catechismussen hier invloed op gehad? Merkwaardig is b.v. ‘ter regter hand’ of ‘de H. kerk’ terwijl alle andere besproken catechismussen ‘regte hand’ en ‘Kerke’ spellen. De spelling is overigens consequent die van Des Roches.
3. Eerste catechismus van Kamerijk. (1816)
Deze hele nieuwe tekst is een vertaling van een Franse catechismus van Kamerijk, nagezien door Vlaamse dekens van de Westhoek. Dat is te merken aan de weer vrij algemeen Nederlandse maar toch weer wat Westvlaamser taal als die in de keizerlijke catechismus. Dus weer ‘leeringe, schriftuere’ enz. Bastaardwoorden die wel Middelnederlands zijn zoals ‘diluvie’ voor zondvloed, ‘tromfeerende Kerke’ voor zegevierende, ‘habitueele gratie’ naast ‘heyligmaekende gratie’ enz. wijzen op de invloed van de Franse catechis- | |
| |
mus. Dit is ook het geval met ‘Waerom is de vasten ingesteld geweest?’ (of is dat ook Westvlaams?) De spelling is zo goed als consequent die van Des Roches.
4. De Kamerijkse catechismus van 1852
De tekst van deze catechismus is niet alleen grotendeels anders als de voorgaande, maar er komen ook minder bastaardwoorden in voor behalve b.v. ‘conscientie, sacrificie, perykel,’ enz. De spelling is doorgaans consequent die van Des Roches: ‘ider, ontfangen, negenste’ enz. behalve ‘onkuyscheyd’ waarin een h ontbreekt.
We bespreken taal en spelling niet van de Kamerijkse tweetalige catechismus van 1890 en evenmin de tweetalige Kleynen catechismus van het bisdom van Ryssel, omdat de tekst weinig of niet verschilt van die van de Kamerijkse catechismus van 1852.
5. De laatste tweetalige Rijselse catechismus van 1932.
Pastoor R. Persyn heeft bij het nazien blijkbaar de tekst van de vroegere catechismussen overgenomen maar er toch nogal wat wijzigingen in aangebracht. Inzake woordgebruik merken we een zekere modernisering.
‘Houwelyk’ is huwelyk geworden, ‘dien middel’ i.p.v. ‘dienen middel’ en ‘mynen’ wordt ‘myn’. Maar vooral de spelling komt in veel opzichten dichter bij die van De Vries-Te Winkel. Zo wordt de uy overal ui, de ey wordt ei en de ae wordt in open lettergrepen a.B.v. ‘bruydegom’ wordt ‘bruidegom’, ‘heyligheyd’ wordt ‘heiligheid’, ‘geschaepen’ wordt ‘geschapen’ en ‘Paesschen’ wordt ‘Paschen’. Er komt soms uitspraakspelling voor, b.v. ‘vrake’ (wraak), ‘t'onderhouden’ (te...), ‘d'absolutie’ (de...) en één keer ‘Sinschen’ (elders Sinxen = Pinksteren).
Ook in deze catechismus blijkt dat de vertaling nogal slaafs gebeurd is. Er is sprake van Clovis en ‘zyn fransche oorlogsmannen’ van ‘Charlemagne’, van het Mahométisme, Christoph Colomb, van ‘den Griekschen schisme’. En in het Oude Testament lezen we over Néhémie (Nehemia), Juda Machabee (Judas de Makkabeeër) en zelfs van Idumeên Herodes (de Idumeeër Herodes)...
Opm. In alle vijf de besproken catechismussen wordt de inversie na een bijw. bep. niet toegepast, b.v. ‘anders het ware zig in perykel stellen...’ (S0, 100)
| |
| |
| |
Lexicon
Afkortingen
Mnl: Middelnederlands (Verdam) |
Zvl: Zuidvlaams: de streektaal van de Westhoek in Frankrijk |
Wvl: Westvlaams |
DB: De Bo, Westvlaamsch Idioticon. |
DR: J. des Roches, Nederduytsch-Fransch woordenboek (1821) |
Stal: Stallaert, Glossarium, voortgezet door F. Debrabandere. |
Kil: Kiliaen, Etymologicum teutonicae linguae |
Gal: Gallicisme |
SO: Catechismus van het bisdom van Sint-Omaers |
KN: Kleynen Catechismus voor alle kerken van het Fransch Keyserryk |
K: Catechismus van het Bisdom van Cameryck (1816) |
R: Catechismus ten gebruyke van het aertsbisdom van Kameryk (gedrukt in Rijsel) (1852) |
RC: Catéchisme de Lille, seul texte français-flamand autorisé dans ce diocèse. (1932) |
De getallen verwijzen naar de bladzij.
| |
| |
| |
A
- | achterdeel: Hy verbied ons eenig goed met zyn achterdeel te begeeren, SO, 64, ‘nadeel’, Mnl. |
- | aengelegen: het aengelegenste in het vieren van de Heyligen is de navolging, K, 141, ‘belangrijk’. |
- | aenkleventheyd: goederen gebruyken... zonder aenklevenheyd, K 81, ‘gehechtheid’ (Mnl aenclevenisse) |
- | aenmerken: wat aenmerkt gy in de geboorte van de heylige maegd? SO, 152, ‘aanmerken’ (scheidbaar) |
- | aenmoedigen: aenmoedigt u door d'hope, R.145. |
- | aerbeyd: kan men ook voldoen door den aerbeyd, SO, 103. |
- | aerm: bid voor ons aerme zondaers, SO, 17, Zvl, Mnl. |
- | af: 't is daer af alleenlyk te spreken aen... SO, 63, ‘over’, ‘van’, Mnl. |
- | afstand: Den Vrydag ende Saterdag zult gy met afstand van vleesch vereeren, SO, 16, ‘vlees derven’, Zvl. |
- | afweezend: voor onze afweezende broeders, KN, 161, Mnl. |
- | aldereerst: ten aldereersten, K, 128, ‘allereerst’, Mnl. |
- | allegaeder: om dat wy allegaerder hebben den zelven Vader, SO, 43, ‘allemaal’, Zvl, Mnl. |
- | alreede: die wy alreede ontfangen hebben, SO, 78, ‘al’, Mnl. |
- | altydduerzaemheyd: de altydduerzaemheyd ende Onfaelbaerheyd, R, 66, ‘eeuwigheid’, neologisme? |
- | Artsch-Engel: Sint Michiel, Artsch-Engel, SO, 18, ‘aarts-’ |
| |
B
- | bedachtelyk: noch liegen bedachtelyk, K, 147, ‘opzettelijk’, Mnl. |
- | bediedenisse: de bediedenisse van elken feestdag, K, 78, ‘betekenis’, Mnl. |
- | bedoken: de bedokenste gedachte, R, XXXVI, ‘verborgen’. |
- | been: zy hebben al myn beens geteld, R, XV, ‘beenderen’. |
- | beginnen: de afgodery begonst..., KN, 19, ‘begon’. |
- | beginsel: in het beginsel van de wereld, R, 116, Mnl. |
- | beier: op de grote beier, R, 131, ‘kraal’, Wvl., Zvl. |
- | bendeken: wat beteekent het bendeken dat men geeft aen dien die gevormt is? SO, 89, ‘bandje’, Mnl. |
- | berouw: hoe veel soorten berouwen zijnd'er? SO, 97, Gal. |
- | bestieringe: de bestieringe van de Goddelyke voorzienigheyd, SO, 32, ‘bestuur’, (bestier is Mnl). |
- | biechten: om zich daervan te biechten, SO, 61, Gal. |
- | bloed-loop: de vrouwe die den bloed-loop hadde, R, 101, ‘bloedvloeiing’. |
- | Burburg: Palmaert, deken Pastor van Burburg, KN, 163, ‘Broekburg’, Zvl (Fr. Bourbourg). |
- | but: die voor but heeft..., RC, XLII, ‘doel’, Gal. |
- | buyten staet: buyten staet zyn van voortgang te doen, SO, III, ‘niet in staat’, Gal. (hors d'état). |
- | bynaer: bynaer gelykerwys, KN, 40, ‘bijna’, Mnl. |
| |
C
- | Cananeensch: de Cananeensche vrouw, K, 81, ‘Kananese’. |
- | consent: met volle consent, SO, 72, ‘toestemming’, Mnl. |
- | continuatie: 'T is een continuatie van het Sacrificie..., SO, 94, ‘voortzetting’. |
| |
| |
| |
D
- | daer: daer de goddelyke voorzienigheyd hun zal stellen, SO, 111, ‘waar’, Mnl. |
- | derven: derven wy niet zeggen, SO, VII, ‘durven’, Mnl. |
- | dikmaels: en zelve dikmaels in het tegenwoordig leven, SO, 59, ‘dikwijls’, DR. |
- | dikwilder: ...moeten dikwilder biechten, K, 96, ‘vaker’. |
- | diluvie: eenen algemeynen water vloed ofte diluvie, K, 49, ‘zondvloed’, Mnl. |
- | dispentie: tenzy... met dispentie, RC, 79, ‘dispensatie’. |
- | dobbelheyd: de dobbelheyd en het bedrog, K, 79, ‘valsheid’, Mnl. |
- | doen: terwyl de priester de Messe dei, RC, XVIII, ‘deed’ (las), Zvl. |
- | dolinge: ziehier drie dolingen, RC, XLI, ‘dwaling’, Mnl. |
- | donderdags: 'T donderdags s'avonds, SO, 90, ‘donderdags’. |
- | doodslaeger: is men maer doodslaeger als men..., SO, 58, ‘moordenaar’, Mnl. VD. |
- | duist: 't is duist keer rechtveerdig, RC, XX, ‘duizend’, Mnl., Zvl. |
- | duyve jong: twee duyve jongers, KN, 153, ‘duivejongen’. |
- | dwers-weegs: al 't geen er niet toe strekt, ten minste dwers-weegs, K, VI, ‘indirect’. |
| |
E
- | eerbieden: om de zelve te eerbieden, KN, 69, ‘eerbiedigen’, Mnl. |
- | elde: ter wat elde beginde Jesus Christus zig laeten kenne, K, 48, ‘leeftijd’, Zvl. |
- | eynde: tot geen ander eynde als om..., SO, 117, ‘doel’, Mnl. |
| |
F
- | faelen: in perykelen... van de (sic) faelen aen eenige van onze plichten, SO, 10, ‘tekortkomen’, Mnl. |
- | fenyn: verzugtende om ons ziel-fenyn, R, 160, ‘boosheid’. |
- | figuere: het koleur, de figuere en de smaek, K, 109, ‘vorm’, Mnl. |
- | flauwmoedigheyd: flauwmoedigheyd en zorgeloosheyd van Heli, R, 68, ‘zwakheid van karakter’, Mnl. |
| |
G
- | gedoogendheyd: door gedoogendheyd, KN, 31, ‘lijdzaamheid’, ‘geduld’. |
- | geduerzaem: is de vereeniginge geduerzaem? K, 131, ‘duurzaam’. |
- | gemerkt dat: gemerkt dat men door die altyd God vergramt, SO, 73, ‘aangezien’, (Vd: verouderd) |
- | gemeyn: het gemeyn gebed, K, 135, ‘gemeenschappelijk’, Mnl. |
- | generalyk: het welk generalyk begrypt alle onze noodsaekelyk hebben (sic), SO, 46, ‘gewoonlijk’, Mnl. |
- | genoegte: zinnelyke en oneerlyke genoegten, K, 74, ‘geneugte’, Mnl. |
- | gevoelig: een gevoelig teeken van Jesus Christus ingesteld, R, 94, ‘waarneembaar’, ‘uitwendig’. |
- | gevoelyk: gevoelyke teekens, K, 30, ‘waarneembaar’, Mnl. |
- | gevolgsel: alle pynelijke gevolgsels van de zonde, SO, 84, ‘gevolg’. |
- | gevolgreeks: zy is alleenlyk een gevolgreeks van apologetische aenwyzingen, RC, XXIV, ‘serie’ (purisme). |
- | gewoonlyk: de gewoonlyke uytwerksels van den nyd, R, 90, ‘gewoon’, Mnl, Zvl, DR. |
- | goedertiere: goedertiere maegd, RC, X, ‘goedertieren’, Mnl. |
- | Goe-Weeke: van de Goe-Weeke, R, 133, ‘Goede Week’, Zvl, Wvl. |
| |
| |
- | gonne: 't gonne God geopenbaert heeft, SO, 19, ‘wat’, Mnl. |
- | graen: het gebed des Heeren op de groote graenen, R, 123, ‘kraal’ (van rozenkrans). |
- | grond-steen: de grond-steen van de zaligheyd, R, 82, ‘hoeksteen’, ‘grondslag’, DR. |
- | groot-agtinge: Hebt altyd... veel grootagtinge en eerbiedigheyd, R, 63, ‘hoogachting’, Mnl. |
| |
H
- | habitueel: de habitueele gratie, K, 100, ‘heilgmakende’. |
- | haest: dat zy haest... zullen vallen, SO, 74, ‘gauw’, Mnl. |
- | herkoopen: om ons te herkoopen van de slavernye der zonde, SO, 13, ‘vrijkopen’. |
- | hertimmeren: op de oude puynhoopen hertimmert, KN, 16, ‘wederopbouwen’, (timmeren is ‘bouwen’ in het Mnl). |
- | hondersten man: Het geloove van den hondersten man, R, 81, ‘honderdman’. |
- | hoogtyd: den hoogtyd van Kers-dag, R, 128, ‘hoogfeest’, Mnl, Zvl. |
- | hoverdye: door hoverdye, SO, 109, ‘hovaardij’, Mnl. |
- | houwelyk: het order en het houwelyk, K, 132, ‘huwelijk’, Stal, Kil. |
| |
I
- | iet: als men iet heeft gevonden, SO, 61, ‘iets’, Mnl. |
- | in: mits den engel g'heel den nacht aen myn bedde staet in waeken, RC 161, ‘te’, Zvl, westel Wvl, DB, 263 (‘en’). |
- | indouwen: ingedouwd in het verstand der kinderen, SO, IV, ‘inprenten’ |
- | inwendiglyk: inwendiglyk of uytwendiglyk, R, 64, ‘inwendig’, Gal, (onder invloed van het Franse bijwoord). |
- | inzigt: 't inzigt van de Kerke, K, 128, ‘bedoeling’, Mnl. |
- | ist dat: ist dat hy niet en kan zondigen, SO, 21, ‘indien’, Zvl. |
| |
J
- | Januarius: Drykoning-dag 6 Januarius, R, 130, ‘januari’ |
- | Jesum-Christum: ende in Jesum-Christum zynen eenigen zone, SO, 17, (Latinisme) |
- | Judeën: te Bethlehem, Kleyne stadt in Judeën, R, 48, ‘Judea’. |
| |
K
- | kaeksmet: de kaeksmet die den Bisschop geeft, SO, 68, ‘kaakslag’, Mnl. (caecsmete) |
- | keer: de dwaeling is op haeren keer de moeder der gebreken, K, VII, ‘beurt’, Mnl. |
- | Kers-Dag: gelijk Kers-Dag, SO, 66, Kerstdag, Mnl. |
- | koelzinnigheyd: zoo men zoodaenige koelzinnigheyd aenmerkt tot heylige zaeken, SO, IV, ‘onverschilligheid’ (Mnl ‘coelsinnig’ betekent ‘bedaard’). |
- | klippen: als men den Angelus klipt, KN, 89, ‘kleppen’, Mnl. |
- | kloppen: als de klokke klopt, R, 123, ‘kleppen’, DB, Mnl. |
- | koortabelle: in hun koortabelle, RC, 156, ‘kalender’, DB. |
- | krankheyd: versterkt onze krankheyd, SO, 116, ‘zwakheid’, Mnl. |
- | krygs-staet: het leven is eenen waeren krygs-staet, K, 67, ‘strijd’, ‘oorlogstoestand’. |
| |
| |
- | kwaed: eene kwaede biechte, K, 29, ‘slecht’, Mnl. |
- | kwynen: Myn hert kween, R, 157, ‘kwijnde’. |
| |
L
- | langdueriglyk: daat gy leev'langdueriglyk, R, 68, ‘lang’, Gal in de uitgang -lyk (Fr. -ment) |
- | ledig: als of het hun genoeg waere ledig te zyn, K, 88, ‘werkloos’, Mnl. |
- | lest: het lest Olysel, SO, 107, ‘heilig Oliesel’. |
- | liberlyk: dat de goddelyke leeringe... liberlyk voorkome, R, III, ‘vrij’, Gal. |
- | lichtveerdelyk: iet lichtveerdelyk beloven, SO, 55, ‘lichtvaardig’, Gal. in de uitgang. |
- | logen-taele: God verbied nog logen-taele, R, 75, ‘leugentaal’, (logen is Mnl). |
- | loosheyd: 't en is maer loosheyd des duyvels, SO, 53, ‘valsheid’, Mnl. |
| |
M
- | maerte: de knechten en de maerten, SO, 60, ‘dienstmeisje’, Mnl, DB, (in Fr.-Vl. ook ‘me(i)sen’). |
- | Maged: tot de H. Maged, SO, 17, ‘Maagd’, Kil. |
- | malie: de malien van een zelve keten, R, IV, ‘schakel’, DB. |
- | man: de verbintenissen van mans, SO, 56, ‘mannen’. |
- | maxime: de maximen... van de weireld, R, 96, ‘stelregel’, VD. |
- | misagtinge: de misagtinge van de kleyne fauten, K, 73, ‘onderschatting’, ‘verachting’, Mnl. |
- | misjonnen: de winste... misjonnen, KN, 73, ‘misgunnen’, Mnl. |
- | misnoegen: het geene ons misnoegt, R, 90, ‘mishagen’, Mnl. |
- | modestelijck: de Misse-Diender gaet modestelijck voor den Priester, SO, 121, ‘zedig’. |
- | mondelyk: mondelyke gebeden, RC, 74, ‘mondeling’, Mnl. |
- | moorder: de moorder Cain, R, 22, ‘moordenaar’, DR. |
| |
N
- | na: zoo na ziele als na lichaem, R, 71, ‘naar’, Mnl. |
- | naedrukking: verkoopers van naedrukking, K, IV, ‘nadruk’, ‘nagedrukte boeken’. |
- | naemen: hij naemde den man Adam, R, 20, ‘noemen’ Mnl. |
- | naer: naer al de arbeyd van zyn sterfelijk leven, SO, 32, ‘na’, Mnl. |
- | naerdruksel: verkoopen van die naerdruksels, KN, 162, ‘nagedrukt boek’. |
- | naer gebootst: .. zal aenzien worden als naer gebootst, KN, 162, ‘nagedrukt’. |
- | naerlaeten: en wilt noyt naerlatern van..., R, 78, ‘nalaten’. |
- | naer middag: ten dry ueren naer middag, R, 49, ‘middag’. |
- | naervolgen: volgt naer de gehoorzaemheyd, R, 49, ‘navolgen’. |
- | naerzaet: de naerzaeten van den moorder Cain, R, 22, ‘nakomeling’, DR. |
- | Napoleo: en wy in het byzonder aen Napoleo den eersten onzen keyzer, KN, 68, ‘Napoleon’, hypercorrect. |
- | nazanten: aen wie hy het recht liet alles na te zanten, RC, XXIX, ‘aren lezen’, Zvl, Wvl. |
- | negenste: den negensten artikel, K, 54, ‘negende’, Wvl, Mnl. |
- | niet: om dat er niet onbekent en kan zyn aen God, SO, 19, ‘niets’, ‘niks’, Wvl, Mnl. |
| |
| |
- | 's nugstens: 's nugstens en 's avons, RC, 75, ‘'s ochtends’, Wvl, ‘nuchtens’ is Mnl. |
- | nugteren: men moet nugetren zyn, K, 116, ‘nuchter’, Mnl. |
| |
O
- | oeffen: het oeffen der werken van bermhertigheyd, R, 68, ‘beoefenen’, uitspraakspelling. |
- | onbreekelyk: de vereeniginge van de getrouwden is... onbreekelyk, K, 132, ‘onverbrekelijk’, Mnl. |
- | onder graef: De Valbelle de Tourves, de onder graeven van Marseille, SO, II, ‘ondergraaf’. |
- | onderstaen: die zoo veel onderstaen heeft, R, 52, ‘verdragen’, ‘doorstaan’, Mnl. |
- | onderzaet: de pligten van de onderzaeten wegens hunne oversten, K, 25, ‘onderdaan’, Mnl., Zvl. |
- | oneyndelyk: de oneyndelyke goedheyd van God, R, 107, ‘oneindig’, Mnl. |
- | onfaelbaerlyk: zy geven ze onfaelbaerlyk, K, 33, ‘onfeilbaar’, Gal. in de uitgang -lyk. |
- | onnoozel: een misdaed van het welk hy onnoozel is, SO, 62, ‘(waaraan hij) ‘onschuldig’ (is), Mnl. |
- | onnoozelheyd: de onnoozelheyd van Maria, R, 142, ‘onschuld’, Mnl. |
- | onregt: door onregte verwyzingen, K, 91, ‘onterecht’, Mnl. |
- | ontbreeken: kan God aen zyne beloften ontbreken? K, 78, ‘te kort komen’, Mnl. |
- | ontroeren: de herstelling van het order ontroerd door de zonde, RC, XXXI, ‘stuurloos maken’, Mnl. |
- | ontschuldigen: om zich t'onschuldigen, K, 93, ‘verontschuldigen’, Mnl. |
- | opdoen: de vruchten der aerde... opdoen, SO, 67, ‘oogsten’, Wvl, Znl. |
- | op een nieuw: zyne belydenisse op een nieuw moeten doen, R, 110, ‘opnieuw’, Mnl. |
- | opleggen: iemand eenige misdaed opleggen, SO, 63, ‘te laste leggen’, Mnl. |
- | opper-dienst: den opper-dienst die hem toekomt, R, 104, ‘hoogste eredienst’. |
- | opperheer: onze pligten wegens onze opperheeren, R, 69, ‘hoogste meerdere’, ‘oppervrouwe’ is Mnl. |
- | oprechtelyk: oprechtelyk vergeven, SO, 46, ‘oprecht’, Gal. |
- | opregten: hy regte een altaer op, R, 23, ‘oprichten’, Mnl. |
- | opzet: een vast opzet maken, SO, 15, ‘voornemen’, Mnl. |
- | opzicht: uyt een goed opzicht, SO, 63, ‘bedoeling’, Mnl. |
- | order: die aen God door de H.H. Orders toegewyd zyn, K, 131, priesterwijding’, Gal. |
- | over: hem te bedanken over zyn weldaeden, K, 113, ‘voor’. |
- | overbrengen: als men de reste van den dag overbrengt in baldadigheyd, SO, 55, ‘doorbrengen’, Mnl. |
- | overschikkelen: maer z'overschikkelen, RC, 161, ‘overslaan’, Wvl, ‘overschricken’ is Mnl. |
- | overzettinge: de tegenwoordige overzettinge in het Vlaemsch, K, 158, ‘vertaling’, Mnl. |
| |
P
- | Paesschelijk: de Paesschelijke communie, SO, 68, ‘van Pasen’, Mnl. |
- | paradeschyning: boeken die bedrukt zyn met paradeschyningen, RC, 162, ‘hersenschim’ (in het Frans ‘fantasmagories’). |
- | perykel: zig in perykel stellen, SO, 68, ‘gevaar’, Mnl. |
| |
| |
- | perykeleus: in eenen perykeleuzen staet, SO, 73, ‘gevaarlijk’, Mnl. |
- | piscine: piscine of waterbad, RC, 115, ‘zwembad’, Mnl. |
- | pint-jen: hy neemt de pint-jens, SO, 124, ‘ampul’. |
- | pligtig: pligtig van de helle, K, 73, ‘schuldig’, Mnl. |
- | plomp: alle menschen, hoe plomp zy ook zyn, SO, II, ‘dom’, Mnl. |
- | plompigheyd: de vermeynde plompigheyd der volkeren, SO, II, ‘dwaasheid’, (‘plompheit’ is Mnl). |
- | ployen: om den Boeck te ployen, SO, 124, ‘openvouwen’. |
- | pompe: te verzaeken aen den duyvel, aen zyne pompen en aen zyne werken, R, 95, ‘praal’, Mnl. |
- | pracht: den duyvel te verzaeken en zyne pracht ende zyne werken, SO, 85, ‘praalzucht’. |
- | preuve: de sterkste preuve van zyn godheyd, R, 136, ‘bewijs’, Mnl. (ook: proeve) |
- | propoost: ik maeke een vast propoost, SO, 100, ‘voornemen’, Mnl. |
- | prosemium: wat is het prosemium? R, 126, ‘herderlijke onderrichting van de pastoor in de hoogmis’. |
- | publicaen: waer berouw vanden publicaen, R, 106, ‘tollenaar’, Mnl. |
| |
Q
- | quaed: alle andere quaeden, SO, 70, ‘slechte daad’, Mnl.i van quade biechten te doen, SO, 68, ‘slecht’, Mnl. |
| |
R
- | reden: men leidt d'andere tot zonde door slecht reden, RC, 82, ‘gesprek’, Wvl, (‘redene’ is Mnl) |
- | regneeren: dat God zoude willen regneeren in onze herten, SO, 44, ‘heersen’, Mnl. |
- | regt: ter regte hand Gods, R, 51, ‘rechts’, ‘rechter’, Mnl. |
- | regts-bank: valsche getuygenissen voor de regts-banken, R, 75, ‘rechtbank’. |
- | reken: God reekt hem toe alle schelmstukken: R, 70, ‘toerekenen, Zvl, Mnl. |
- | reys-spyze: H. Communie als reys-spyze, K, 116, ‘viaticum’, ‘communie voor stervenden’. |
- | reyze: ter verscheyde reyzen: SO, 108, ‘maal’, Mnl. |
| |
S
- | schatting: schatting tot behoudenis... van het keyzerryk, KN, 68, ‘belasting’, Mnl. |
- | schikken: geweerdigt... te schikken... onze herten, K, 147, ‘richten’, Mnl. |
- | schouwen: de zonden te schouwen, SO, 73, ‘schuwen’, Mnl. |
- | schroom: een plaetse van schroom, K, 19, ‘vrees’, Mnl. |
- | slink: de slinke schouder, K, 37, ‘linker’, Mnl. |
- | staen: ziekte... die met het vasten niet en kan staen, SO, 67, ‘samengaan met’. |
- | stieren: een gebed stieren tot, SO, 46, ‘sturen’, Mnl. |
- | stigtbaer: stigtbaere eerbiedigheyd, R, 145, ‘stichtelijk’. |
- | straffigheyd: met eene redelijke straffigheyd gemengelt met zoetigheyd, SO, 112, ‘strengheid’. |
| |
| |
| |
T
- | tenemael: teenemael noodsaekelyk, K, 20, ‘helemaal’, Kil, DB. |
- | terwyl: terwyl de misse, R, 105, ‘gedurende’. |
- | toebetrouwen: dat God toebetrouwt heeft den scht, K, 77, ‘toevertrouwen’, Mnl. |
- | tot: tot Sint Omaers, K, 127, ‘in’, Mnl. |
| |
U
- | uytdoen: een geestelyk teeken die noyt en kan uytgedaen worden, K, 104, ‘uitwissen’, Mnl. |
- | uytgevrogt: Wat heeft de H. Geest uytgevrogt in de apostelen? R, 54, ‘uitgewerkt’, Wvl, Zvl. |
- | uytsluyt: ter uytsluyt van, K, VIII, ‘uitsluiting’. |
| |
V
- | van langs te: van langs te meer, RC, XVIII, ‘hoe langer hoe (meer)’, Wvl. |
- | van meer tot meer: dat zy van meer tot meer zuyvert, R, 116, ‘hoe langer hoe meer’. |
- | van nieuws: ik offer my op... van nieuws, ‘opnieuw’, K, 144, Mnl. |
- | verbinden: omdat wy verbonden zyn te gebruyken..., SO, 86, ‘verplichten’, Mnl.; een der verbondenste pligten, K, 34, ‘meest verplichte’, Mnl. |
- | vergezelschappen: niet vergezelschap van, SO, 98, ‘samengaan met’, ‘vergezellen’, Mnl. |
- | verkranken: 'T is te verkranken onze quaede genegentheyt, SO, 91, ‘verzwakken’, Mnl. |
- | vermetentheyd: de vermetentheyd, R, 89, ‘driestheid’, Mnl. |
- | vertoog: op dat dit vertoog u mag leeren wel te sterven, R, 114, ‘schouwspel’, Mnl. |
- | verwachten: zy verwachteden, SO, 31, DB, blz. 401. |
- | verzaeden: verzaed al dat leeft, K, 151, ‘verzadigen’, Mnl. |
- | verzaeminge: de wettelijke verzaeminge van den man en de vrouwe, SO, 110, ‘vereniging’, Mnl. |
- | verzoeten: zy verzoeten de pynen, RC, 68, ‘verzachten’, Mnl |
- | Vier-Tyden: de Vier Tyden ofte Quater Temperdagen, SO, 67. |
- | vinden: men moet zig nog vinden in d'andere Goddelijke Diensten, SO, 66, ‘zich bevinden’, Mnl. |
- | voester vader: den voester vader, K, 17, ‘voedstervader’. |
- | volgsel: welke zyn de volgsels van de Erf-zonde? SO, 72, ‘gevolg’. |
- | voorleden: het voorleden, K, 12, ‘verleden’, Mnl. |
- | voortsdeuren: Hoe doet het Sacrifcie der misse voortsdeuren... K, 111, ‘voortduren’, Zvl. |
- | Vrankryk: in Vrankryk, RC, 83, ‘Frankrijk’, Wvl, Zvl. |
| |
W
- | waer het zaeke dat: waer het zaeke dat men maer de helft van de hostie ontfangde, SO, 90, ‘ingeval’, Mnl. |
- | waer't dat: waert 't dat iemand eene doodzonde... verzweeg, R, 110, ‘ingeval’, Mnl. |
- | wegens: de pligten wegens hunne oversten, K, 25, ‘jegens’. |
- | welkers: de zonden welkers belydenisse..., R, 119, ‘waarvan’. |
- | wereldsch: wereldsche personen, R, 115, ‘wereldlijk’. |
| |
| |
- | werkelyk: de werkelyke gratie, K, 101, ‘dadelijke gratie’. |
- | werken: de werken der apostelen, RC, 46, ‘handelingen’, Gal. |
- | wie: wie zyn bischopen, RC, 64, ‘wat’, Zvl (wie, wiene) |
- | woekerie: door woekerie, K, 91, ‘woeker’, Mnl. |
- | wygwater: zig dienen van wygwater; RC, 134, ‘wijwater’, Zvl. |
| |
Y
- | ydelyk: ydelyk te zweiren, R, 65, ‘lichtvaardig’, Mnl. |
| |
Z
- | zeegbaer: het zeegbaerste... uytwendig, SO, 92, ‘ingetogen’, Mnl. |
- | zevenste: het zevenste gebod, SO, 64, ‘zevende’, Wvl, Zvl, Mnl. |
- | ziellast: ziellast hebbende in ons Bisdom, K, V, ‘zielzorg’. |
- | zienelijk: onze zienlijke vyanden, SO, 116, ‘zichtbaar’, Mnl. |
- | zondaerig: den zondaerigen mensch, K, 48, ‘zondig’. |
| |
Résumé:
Aperçu des catéchismes en néerlandais en Flandre française
1. Catechismus van het bisdom van Sint-Omaers (Catéchisme du diocèse de Saint-Omer). Édité par Monseigneur de Valbelle de Tourves en 1729. Je n'ai eu à ma disposition que la réédition de 1772 réalisée sur l'ordre de Monseigneur de Bruyères-ChalabreGa naar eindnoot(1) et imprimée à Saint-Omer chez la ‘Veuve Fertel’, ‘rue des Ursulines’.
2. Kleynen Catechismus voor alle de kerken van het Franse KeyserrykGa naar eindnoot(2) (Petit catéchisme pour toutes les églises de l'Empire français). Ce dernier fut adopté par Monseigneur L. Belmas et imprimé à Cambrai en 1811 chez Hurez. La traduction fut contrôlée par Maquet, doyen de Dunkerque, De Lancez, doyen d'Hazebrouck, Bareel, doyen de Wormhout et Palmaert, doyen de Bourbourg. Remarquable est la réponse à la question: ‘... et quels sont nos devoirs particuliers à l'égard de Napoléon premier, notre empereur?’
Réponse: ‘..., l'amour, le respect, l'obéissance, la fidélité, le service militaire, les impôts pour le maintien et la sauvegarde de l'empire et de son trône; et en outre nous lui devons encore d'ardentes prières pour son bonheur éternel et pour la prospérité spirituelle et temporelle de l'État.’
3. Catechismus van het bisdom van Cameryck (Catéchisme du diocèse de Cambrai) Cambrai 1816.
Imprimé sur ordre du même Monseigneur P. Belmas. Il s'agit d'un texte tout nouveau, dont la traduction a été contrôlée par J.B. Keyser, doyen de Cassel, M. De Lancez, doyen d'Hazebrouck, Palmaert, doyen de Dunkerque, Revel, doyen et curé de l'église Saint-Amand, Degrave, doyen et curé de l'église Saint-Vaast, tous deux à Bailleul, Bareel, doyen de Wormhout. Ce catéchisme fut lui aussi imprimé à Cambrai chez Hurez.
| |
| |
4. Catechismus ten gebruyke van het aerts-bisdom Cameryk (Catéchisme à l'usage de l'archevêché de Cambrai). J'en possède deux exemplaires, l'un imprimé en 1850, et l'autre en 1852, tous deux à Lille chez L. ou J. Lefort, tous deux édités par le cardinal Giraud, mais en 1852 déjà signé par le cardinal Régnier... Pour le lexique, je fais référence à l'édition de 1852.
5. Catéchisme de Cambrai, seul texte français-flamand autorisé dans ce diocèse. Lille, 1890, chez J. Lefort. A partir de 1853, le catéchisme devait être bilingue. Le texte néerlandais est partiellement différent de celui de 1852. L'archevêque Odon Thibaudier donne son imprimatur à l'édition. J'ai reçu cet exemplaire de Monsieur le curé Hennebelle; il venait d'une collection de catéchismes employés au cours des leçons de catéchisme donnés par les curés Samsoen et Boddaert à Ledringhem jusqu'en 1963. Je possède un autre exemplaire, qui m'a été donné par Élisabeth Rousseau de Zermezeele, mais sans première page. Il est approuvé en 1909 par Franciscus Delamaire, évêque coadjuteur de Cambrai. Dans la partie d'histoire de l'Église, on dénonce la rupture du Concordat en 1905 et témoigne de son horreur pour la Révolution française (à Lyon seulement, on tua 31 000 Français, voir page XVI).Ga naar eindnoot(3)
6. Petit catéchisme du diocèse de Lille. Kleynen catechismus van het Bisdom van Ryssel. Bailleul, 1925, chez A. Ficheroulle. J'en possède un exemplaire sans couverture. Le texte néerlandais a été contrôlé par Monsieur le curé Delanghe, mais le texte et l'orthographe en sont restés inchangés.Ga naar eindnoot(4)
7. Catéchisme de Lille, seul texte français-flamand autorisé dans ce diocèse. Lille, 1932, chez A. Taffin-Lefort. L'imprimatur est du 29 décembre 1931. L'orthographe et parfois le style en ont été radicalement modifiés par R. Persyn, curé de Winnezeele. Monsieur l'abbé Bonduaeux, curé d'Arnèke, me l'a donné. Il l'avait acheté lui-même en 1943.Ga naar eindnoot(5) Je l'en remercie ici.
| |
Quel néerlandais y trouve-t-on?
Pour le lexique, j'ai seulement utilisé les catéchismes 1, 2, 3, 4 et 7. Les autres ne présentent la plupart du temps pas de texte différent.
1. Le catéchisme de Saint-Omer. La langue est déjà un néerlandais assez conforme à la norme commune avec une légère touche west-flamande mais avec beaucoup de mots moyen-néerlandais. West-flamande par exemple, la forme verbale ‘ik verstaen’ et l'utilisation systématique de la double négation, par exemple ‘dat men den wille niet en hadde’ (qu'on n'avait pas la volonté). West-flamand également le e muet à la fin d'un substantif: herte (coeur), voorspraeke (intercession), kerke (église), etc. Moyen-néerlandais sont par exemple Maget (vierge), ende (et), schouwen (schuwen - craindre) etc, et pratiquement tous les adjectifs en -(e)lijk: vastelijk (solide(ment)), strengelijk (sévère(ment)). Même beaucoup de mots d'emprunt sont moyen-néerlandais: peryckel, generaelijk, regneeren, restitueeren, etc. Par contre le déplacement du complément d'objet direct après le groupe verbal final semble bien être un gallicisme: ‘om te verkrygen de goederen’ (pour obtenir les biens)...
A tout prendre, l'orthographe n'est pas si hésitante et se rapproche assez de celle que Des Roches ne tarderait pas à utiliser. IJ est toujours écrit y sauf dans la finale -lijk sans qu'on puisse deviner pourquoi.
| |
| |
2. Le catéchisme impérial. La langue y est bien moins west-flamande et comporte beaucoup moins de mots moyen-néerlandais et empruntés. On n'y trouve quasiment aucun substantif doté d'un e muet final: leering (doctrine), ziel (âme), zoon Gods (fils de Dieu - au lieu de leeringe, etc.), on y trouve même un hypercorrect ‘act van geloof’ (acte de foi). Par contre, on rencontre quelques adjectifs à suffixe -lyk. Les autres catéchismes impériaux ont-ils exercé une influence sur celui-ci? Remarquables par exemple les expressions ‘ter regter hand’ (à main droite) ou ‘de H. Kerk’ (la sainte église) alors que tous les autres catéchismes présentés ici écrivent de ‘regte hand’ et ‘Kerke’.
L'orthographe est du reste strictement celle de Des Roches.
3. Premier catéchisme de Cambrai. 1816
Ce tout nouveau texte est une traduction d'un catéchisme de Cambrai en français, corrigé par les doyens flamands du Westhoek. On le remarque par un usage linguistique assez proche de la langue commune mais toutefois plus marqué par le west-flamand que le catéchisme impérial. On y retrouve donc ‘leeringe, schriftuere’ etc. Les emprunts étrangers qui sont moyen-néerlandais comme ‘diluvie’ pour ‘zondvloed’ (déluge), ‘triomfeerende Kerke’ pour ‘zegevierende’ (Église triomphante), ‘habituele gratie’ (grâce habituelle) à côté de ‘heylig-maekende gratie’ etc, témoignent de l'influence du catéchisme français. C'est aussi le cas de la tournure ‘Waerom is de vasten ingesteld geweest?’ (pourquoi a-t-on institué le jeûne?) à moins que cela aussi ne soit west-flamand?).
L'orthographe suit assez précisément celle de Des Roches.
4. Le catéchisme de Cambrai de 1852.
Le texte de ce catéchisme n'est pas seulement en grande partie différent du précédent, mais on y rencontre également moins de mots d'emprunt hormis par exemple conscientie, sacrificie, perykel, etc. L'orthographe suit généralement fidèlement Des Roches: ider, ontfangen, negenste, etc., hormis dans onkuyscheyd (impureté) où il manque un h.
Nous ne traitons pas de la langue et de l'orthographe du catéchisme de Cambrai bilingue (1890) pas plus que de celles du petit catéchisme bilingue du diocèse de Lille, parce que le texte diffère peu ou pas du catéchisme de Cambrai publié en 1852.
5. Le dernier catéchisme bilingue de Lille publié en 1932.
Lors de sa révision, le curé Persyn a manifestement repris le texte des catéchismes mais il y a apporté bon nombre de modifications.
En ce qui concerne le vocabulaire, on note une certaine modernisation. Houwelyk est devenu huwelyk, dien middel remplace dienen middel, et mynen devient myn. Mais surtout l'orthographe est à beaucoup d'égards plus proche de celle de De Vries-Te Winkel. C'est ainsi que le uy devient partout ui, le ey, ei, et le ae en syllabe ouverte a, par exemple bruydegom (futur époux) devient bruidegom, heyligheyd (sainteté), heiligheid, geschaepen (créé), geschapen et Paesschen (Pâques), Paschen. On y trouve parfois une graphie reflétant la prononciation courante, par exemple vrake (vengeance - wraak), t'onderhouden (te - l'entretien), d'absolutie (de...) et une fois Sinschen (ailleurs Sinxen = Pinksteren - Pentecôte).
Dans ce catéchisme aussi la traduction se révèle assez servile. On y parle de Clovis et ‘zyn fransche oorlogsmannen’ (ses hommes de guerre français) de ‘Charle- | |
| |
magne’, du Mahométisme, de ‘Christoph Colomb’, du ‘Griekschen schisme’. Et dans l'Ancien Testament, on nous parle de Néhémie (Nehemia), de Juda Machabee (Judas de Makkabeeër) et même de Idumeên Herodes (de Idumeeër Herodes)... Remarque. Dans les cinq catéchismes étudiés ici, l'inversion après un complément circonstanciel n'est pas appliqué, par exemple ‘anders het ware zig in perykel stellen...’ (SO, 100).
(Traduit du néerlandais par Jacques Fermaut)
|
-
eindnoot(1.)
- Er heeft voor de Franse Revolutie, ook een catechismus van het bisdom Ieper bestaan die in het oostelijk deel van de Westhoek gebruikt werd, maar ik beperk me tot catechismussen die in Frans-Vlaanderen zelf gedrukt werden. De Sint-Omaarse catechismus van 1729 was een tweede verbeterde en vermeerderde uitgave van een vroegere eerste druk (?). Want op blz. VII schrijft Valbelle ‘Zy heeft zig haest verleent door de noodsaekelykheyd, in dewelke wy ons gevonden hebben van den Catechismus van het bisdom te doen herdrukken om in dien eenige vermeerderinge te doen, die wy noodig geoordeelt hebben om uyt te leggen het gene duyster was...’
Achter in m'n exemplaar, een fotokopie van het oorspronkelijke in het bezit van de Z.E.H. Paul Monsterleet in Hazebroek, die ik hier van harte bedank, staat te lezen ‘desen boeck behort toe aen Carolus mathieu ropital, die desen boecq sullen vingen, 1793.’ en ‘Ce livre apartient à Charles luis mathieu ropital... St pierrebroucq le 12 may 1793.
-
eindnoot(2.)
- Het exemplaar waarvan ik de fotokopie bezit, berust in het archief van de Bibliotheek van de Franse Nederlanden aan de KULAK in Kortrijk, waarvan ik het personeel hierbij vriendelijk bedank.
-
eindnoot(3.)
- Een vroegere uitgave van deze catechismus werd nagezien door de E.H.A. Dehaese (1852-1943) in 1903. Zie E. Bresin, ‘Historique du mouvement intellectuel flamand’, in: Le Beffroi de Flandre, mars 1928, p. 9.
-
eindnoot(4.)
- Jan Larmec (= Marcel Janssen) schrijft in Le Beffroi de Flandre (mei 1926) na een loflied op pastoor E. Delanghe van Gijvelde, een vrij scherpe kritiek op de spelling van deze catechismus: ‘l'orthographe en est ancienne et le style quelque peu suranné’. Ofschoon Delanghe vóór 1905 z'n wedde ontnomen werd omdat hij doorging met in het Vlaams te preken en catechismusles te geven, zou hij zich uit patriottisme aan de oude taal en spelling gehouden hebben om zeker niet te maken te hebben met de ‘flaminganten’ uit België... (zie a.a. blz. 17-23) De drukker van deze ‘kleynen catechismus’, A. Ficheroulle van Belle, was vanaf 1929 ook drukker, beheerder en penningmeester van ‘Le Lion de Flandre’, het blad van het Vlaamsch Verbond van Frankrijk, en dit tot eind 1930, waarna hij er beheerder van bleef tot eind 1936.
-
eindnoot(5.)
- R. Persyn (o 1882 in Abele, + 1954 in Winnezele), was kapelaan in Abele (1914-1926) en pastoor in Winnezele (1926-1954). Hij schreef ‘Un mystique flamand, Charles Grimminck (1676-1728)’, Rijsel 1925.
-
eindnoot(1)
- Il a également existé avant la Révolution française un catéchisme du diocèse d'Ypres, qui a été utilisé dans la partie orientale du Westhoek, mais je me limite aux catéchismes imprimés en Flandre française même. Le catéchisme de Saint-Omer de 1720 était une deuxième édition revue et augmentée d'une première édition antérieure (?). En effet, page VII, Valbelle écrit: ‘Zy heeft zig haest verleent door de noodsaekelykeheyd, in dewelke wy ons gevonden hebben van den Catechismus van het bisdom te doen herdrukken om in dien eenige vermeerderinge te doen, die wy noodig geoordeelt hebben om uyt te leggen het gene duyster was...’ Au bout de mon exemplaire, une photocopie de l'original qui appartient à l'abbé Paul Monsterleet d'Hazebrouck, que je remercie ici de tout coeur, on peut lire ‘desen boeck behort aen Carolus mathieu ropital, die desen boecq sellen vingen, 1793.’ et ‘ce livre apartient à Charles luis mathieu ropital... St pierrebroucq le 12 may 1793’
-
eindnoot(2)
- L'exemplaire dont je possède une photocopie se trouve aux archives de la Bibliothèque des Pays-Bas français à la KULAK (antenne universitaire de l'université flamande de Louvain à Courtrai), dont je remercie amicalement le personnel.
-
eindnoot(3)
- Une édition antérieure de ce catéchisme, a été revue par l'abbé A. Dehaese (1852-1943) en 1903. Voire E. Bresin, ‘Historique du mouvement intellectuel flamand’, dans: Le Beffroi de Flandre, mars 1928, p. 9.
-
eindnoot(4)
- Jan Larmec (= Marcel Janssen) écrit dans Le Beffroi de Flandre (mai 1926), après un concert de louanges à l'adresse de l'abbé E. Delanghe de Ghyvelde, une critique assez acerbe de l'orthographe de ce catéchisme: ‘l'orthographe en est ancienne et le style un peu suranné’. Bien que Delanghe ait été privé de ses émoluments avant 1905 pour avoir continué à prêcher et à faire le catéchisme en flamand, il s'en serait tenu par patriotisme à l'ancienne langue afin d'éviter à tout prix d'avoir à faire avec les ‘flamingants de Belgique’... (voir notamment pp. 17-23).
L'imprimeur du ‘kleynen catechismus’, A. Ficheroulle de Bailleul, fut aussi à compter de 1929 imprimeur, administrateur et trésorier du Lion de Flandre, la publication du Vlaamsch Verbond van Frankrijk, et ceci jusqu'à fin 1930, après quoi il en resta administrateur jusqu'à fin 1936.
-
eindnoot(5)
- R. Persyn (o1882 à l'Abeele, † 1954 à Winnezeele), fut vicaire à l'Abeele (1914-1926) et curé de Winnezeele (1926-1954). Il écrivit ‘Un mystique flamand, Charles Grimminck (1676-1728’, Lille 1925.
|