| |
| |
| |
Een portret van de jonge Dominique Vandamme.
| |
| |
| |
Dominique Vandamme
Militair enfant terrible van de Franse Revolutie
Luc De Vos/Peter Schrijvers
Koninklijke Militaire School Brussel (B)
Dominique Joseph René Vandamme wordt geboren te Kassel (Cassel) op 5 november 1770. Hij is het eerste kind van drie uit het huwelijk tussen chirurgijn Maurice Vandamme uit Moorslede en Barbe Baert. Dominique is vijf jaar wanneer zijn moeder overlijdt. Zes maanden later hertrouwt zijn vader met een veel jongere vrouw. Het wegvallen van zijn moeder en het opgroeien met een opvliegende vader verklaren misschien enigszins het rebelse karakter dat zich bij Dominique al als kind manifesteert.
Zijn opleiding begint in het Collège des Récollets. Daar laat hij zich kennen als een onhandelbare maar tevens intelligente leerling. Op 2 maart 1786 gaat hij naar de militaire school van maarschalk de Biron. Hij slaagt er echter niet en verlaat de school op 11 juni 1788. Als gevolg van het mislukken van zijn studie, en omdat zijn familie vreest dat zijn ontstuimige karakter hem moeilijkheden zal bezorgen in Frankrijk, wordt hij op 27 juli 1788 als gewoon soldaat ingelijfd bij het koloniale regiment van Martinique. Hij komt te Lorient aan boord van de ‘Uranie’. Op 14 september 1788 wordt hij benoemd tot korporaal en op 17 maart 1789 tot sergeant. Hij raakt in Martinique echter in de ban van het vrijheidsstreven dat daar net zoals in het vaderland de kop is gaan opsteken en deserteert op 29 augustus. Op 19 juni 1790 krijgt hij toestemming naar Frankrijk terug te keren en op 24 juli wordt hij geschrapt van de rol van zijn regiment.
| |
| |
Intussen is hij op 14 juli door de burgers van Kassel gekozen tot kapitein van de grenadierscompagnie van het plaatselijk garnizoen. Deze post vindt hij niet opwindend genoeg en op 7 juni 1791 voegt hij zich bij het 24ste Linierregiment Brie-infanterie te Rijsel, weer als gewoon soldaat. De familie Vandamme is echter verwant aan luitenant-generaal Labourdonnaye. Die is overtuigd van de kwaliteiten van de jonge Vandamme en geeft hem eind augustus 1792 toestemming een vrijwilligerscompagnie op te richten waarvan hij kapitein wordt en die zijn naam draagt. Zijn compagnie, onderdeel van het Armée du Nord onder bevel van Labourdonnaye, opereert aanvankelijk in de buurt van Kassel en vanaf december in België.
Tijdens de maanden maart en april 1793 wordt de compagnie toegevoegd aan de brigade Berneron, voorhoede van het expeditiekorps van Dumouriez dat een offensief voert tegen de Nederlandse Republiek. Het leger blijkt de roeping te zijn van Vandamme. Hier kan hij zijn intelligentie op een bevredigende manier aanwenden om zijn rebelse energie te kanaliseren in de richting van de vijand. Hij toont zich een militair natuurtalent. Zijn loopbaan komt in een stroomversnelling. Onder Berneron onderscheidt hij zich zozeer dat hij op 1 augustus reeds het bevel krijgt over het bataljon ‘du-Mont-de-Cassel’, gevormd uit vijf vrijwilligerscompagnies waaronder de zijne. Op 5 september 1793 krijgt hij de leiding van een brigade van 4300 soldaten die moet deelnemen aan de ontzetting van Duinkerke (Dunkerque). Die operatie leidt, niet in het minst dankzij de belangrijke bijdrage van Vandamme, tot de overwinning te Hondschote op de Engelsen en de Hannoveranen. Vlak daarna krijgt hij de opdracht het dorp Ruisbroek en het stadje Poperinge plat te branden. Dat hij dit bevel uitvoert, zal hem later, vooral tijdens de Tweede Restauratie in 1815, zwaar worden aangerekend. Maar de revolutionaire leiders zijn meer dan tevreden en benoemen hem tot brigade-generaal; Vandamme is dan amper 22 jaar. Tegelijkertijd mag hij het bevel over Duinkerke op zich nemen als vervanger van Souham, onder Davesne. Hij wordt verkozen boven de generaals Hoche en Roland, die een langere staat van dienst hebben en zijn bliksemcarrière zet dan ook kwaad bloed in bepaalde kringen.
| |
| |
Met de ontzetting van Maubeuge als doel neemt de divisie Davesne deel aan een afleidingsmanoeuvre in West-Vlaanderen. Op 21 oktober slaagt Vandamme erin de vijand uit Veurne te verjagen. In West-Vlaanderen houdt hij lelijk huis. Hij laat de veroverde plaatsen volledig plunderen, ook kerken worden leeggeroofd. Op 26 oktober 1793 beweert hij in een brief aan het ‘Comité de Salut Public’ voor zes miljoen francs te hebben buitgemaakt. Emigrés laat hij executeren. Tijdens de Restauratie zal het gerucht dat hij eigenhandig émigrés heeft omgebracht bij Nieuwpoort in 1793 hardnekkig aanhouden. Gedurende het beleg van die stad schrijft hij aan zijn overste, generaal Davesne, over het lot dat hij ze heeft toebedacht: ‘Je ne veux laisser aux habitants que les yeux pour pleurer’. Maar het beleg van Nieuwpoort mislukt. Vandamme kan er zich moeilijk bij neerleggen. Aan generaal Davesne schrijft hij: ‘Mes troupes se contiendront dans leur retraite comme à la charge, à l'exception qu'elles n'iront pas d'un même coeur’. Het revolutionaire ‘Comité de Salut Public’ duldt echter geen enkel falen en ontneemt Vandamme tijdelijk het bevel over zijn brigade.
Op 11 november wordt hij aan het hoofd geplaatst van een brigade van de divisie Ferrand. Tijdens de winter heeft hij zijn hoofdkwartier te Hazebroek en zijn voorposten langs de grens met de Nederlandse Republiek. Generaal Ferrand wordt al snel vervangen door Pichegru. Eind maart 1794 ontvangt Vandamme van de generaals van de Coalitie een geheim voorstel om zich aan hun zijde te scharen: hij weigert en plaatst zich hierdoor in een goed daglicht bij het ‘Comité’. Intussen is hij onophoudelijk bezig met het op sterkte brengen van zijn troepen voor de komende veldtochten. Vandamme, die weet wat het is gewoon soldaat te zijn, heeft oog voor de noden van zijn manschappen. Over de tekorten aan voedsel en kleding is hij niet te spreken. In een brief aan zijn meerderen schrijft hij: ‘Partout tu demandes, partout on te promet, et nulle part on ne tient parole. Dis donc à tous ceux qui l'ignorent que des promesses ne font pas les armées’. Wanneer eind april de operaties aan de grens in het noorden weer beginnen, laat de brigade Vandamme zich weer niet onbetuigd: op 28 april wordt Wervik ingenomen, op 30 april Menen. Op 30 mei wordt er zwaar slag geleverd bij Kortrijk. Vandamme weet de elite van het Oostenrijkse leger op
| |
| |
de vlucht te jagen. Op 16 juni heeft hij een belangrijk aandeel in de capitulatie van het garnizoen van Ieper: 4000 Oostenrijkers en 3000 Hessen worden afgevoerd als krijgsgevangenen. Vandamme toont zich revolutionair in hart en nieren: in een schrijven aan zijn korpscommandanten in mei looft hij enthousiast het Franse leger: ‘C'est d'elle qu'on attendait la destruction totale des tyrans’.
Het offensief van het Franse leger wint steeds meer aan kracht. Op 29 juni bezet de brigade Vandamme, na een geforceerde mars, Brugge, en een dag later het door de vijand verlaten Oostende. Op 1 juli begint een nieuw beleg van Nieuwpoort. Ditmaal capituleren de geallieerde troepen op 18 juli. Weer gaat Vandamme lelijk tekeer in West-Vlaanderen. Op 7 juli schrijft hij vanuit Westende aan generaal Moreau: ‘J'ai fait fusiller un émigré à la tête de chaque corps, le surplus fut assommé par nos soldats; on ne voit qu'habits rouges et cadavres au bord de la mer’. De Fransen dringen de Nederlandse Republiek binnen: Vandamme neemt het eiland Cadzand in op 27 juli en neemt deel aan het ten val brengen van Venlo op 24 oktober. Op 10 november wordt Buderich veroverd, waardoor de vijand wordt teruggeslagen op de rechteroever van de Rijn. Op 11 januari slaagt hij erin, na harde tegenstand van de Oostenrijkers, de bevroren Waal over te steken, en op 15 januari evacueren de Oostenrijkers Arnhem. Drie dagen later wordt de Lek overgestoken. De geallieerde troepen trekken zich terug en de Nederlandse Republiek is in handen van de Franse revolutionairen. April 1795 rusten de troepen van het Armée du Nord langs de IJssel: de eenheid van Vandamme strekt zich uit van Zwolle tot Zutphen.
Vandamme kan terugblikken op een reeks schitterende prestaties. Zijn moed is bekend geraakt in het hele leger en zijn militair talent is nog gegroeid door de ervaring. Maar zijn karakter heeft schaduwen geworpen op zijn prestaties, schaduwen die hem constant zullen blijven achtervolgen en die niet alleen heel wat van de glans van zijn carrière zullen wegnemen maar deze ook zullen afremmen. Door zijn opvliegendheid heeft hij veel vijanden gemaakt, zowel bij ondergeschikten als bij meerderen. Bovendien blijkt Vandamme het leger te beschouwen als een ideaal middel om zich snel te verrijken. Zijn naam wordt vaak genoemd in verband met corruptieschanda- | |
| |
len. In mei wordt hij naar Parijs geroepen. Hij moet er verschijnen voor het ‘Comité de Salut Public’ op beschuldiging van afpersing en het niet verhinderen van plunderingen te Veurne. Op 29 juni wordt hij ontheven van zijn bevel. Hij trekt zich verbitterd terug te Kassel. Het leger is zijn leven, en in een brief aan zijn vriend Moreau smeekt hij bijna om een nieuw commando: ‘Tu m'as vu sur la Lys, sur la Meuse, le Rhin, le Waal, etc. etc.; qui mieux que toi peut me juger? Et pour tout cela, je n'ai obtenu que la suppression. Ecoute ton coeur, Moreau. Je te conjure, au nom de l'attachement que je t'ai toujours voué, fais pour moi tout ce qu'il dépendra de toi pour me faire remettre en place’. Maar ook Moreau steunt hem niet meer en Vandamme begint met de gedachte te spelen in dienst te treden van een leger in Amerika.
Het ‘Comité’ heft uiteindelijk op 29 september zijn schorsing op en op 22 november krijgt hij van de minister van oorlog het bericht dat hij zich onmiddellijk naar het Rijn en Moesel-leger moet begeven dat onder bevel staat van Pichegru. Daar krijgt hij het commando over één van de brigades van de 11de Infanteriedivisie van Saint-Cyr. Vanaf 25 december zijn de oorlogvoerenden op dit front niet actief als gevolg van een wapenstilstand met de Oostenrijkers. In die periode begint Pichegru onder één hoedje te spelen met de geallieerden en probeert hij zijn troepen te demoraliseren door de discipline te laten verzwakken, de bevoorrading te doen stokken en zelfs overlopen te stimuleren. Uit bewondering voor die grote militair sluit Vandamme zijn ogen voor de feiten en brengt zo zijn eigen positie in gevaar. De verslechterde toestand in het leger schrijft hij toe aan het wanbeleid van de Franse overheid. Wanneer Pichegru door Parijs op het matje wordt geroepen, schrikt Vandamme er niet voor terug het Directoire verwijten naar het hoofd te slingeren die hem niet in dank worden afgenomen: ‘Est-ce parce qu'il a vaincu si souvent? Est-ce parce que son républicanisme à toute épreuve, ses vertus et ses talents portent ombrage aux ennemis de la France, que l'on veut écouter quelques lâches fripons ambitieux qui veulent avoir sa place, parce qu'il n'est plus à la mode d'abattre les têtes?’. Pichegru wordt op 19 april 1796 vervangen door Moreau. Moreau reorganiseert zijn leger en zendt Vandamme naar de 7de Divisie onder leiding van Duhesme. Met die divisie trekt hij weer ten strijde wanneer de Oostenrijkers de wapenstilstand opzeggen op
| |
| |
31 mei. Op 10 juni wordt de Oostenrijkse generaal Latour teruggedrongen naar de linkeroever van de Rijn. Wanneer de Oostenrijkers opnieuw in het offensief willen gaan leidt Vandamme zelf tweemaal de charges die hen bij Epstein tot staan brengen. De eerste actie van de 7de Divisie is meteen een succes, en in grote mate weer dankzij Vandamme. Op 11 augustus behaalt het leger van Moreau een overwinning bij Netesheim maar wordt de brigade Vandamme, waarin zich Duhesme zelf bevindt, bijna afgesneden en verpletterd door een Oostenrijkse overmacht. De brigade verliest 600 soldaten. Duhesme krijgt het vanuit Parijs zwaar te verduren, maar Vandamme ook, hij wordt er in rapporten aan het Directoire van verdacht bijna een miljoen franken te hebben verduisterd op het slagveld. Ditmaal blijven de beschuldigingen zonder gevolgen. Eind augustus vervangt Vandamme Duhesme tijdelijk als commandant van de 7de Divisie en levert hij belangrijke bijdragen tot de successen van Moreau in de Rijnvallei, het meest opvallend in de slag bij Biberach, waar 5000 soldaten gevangen worden genomen. De campagne van 1796 heeft Vandamme uitgeput en hij krijgt de toestemming de winterperiode door te brengen in Kassel. Ondanks de vele verdenkingen van onrechtmatige verrijking bestrijdt hij dat tijdens die periode in zijn brieven aan het Directoire ten stelligste en beweert hij dat hij nauwelijks kan rondkomen van de onregelmatige betalingen van de staat en dat hij zich daardoor zelfs gedwongen ziet sommige van zijn paarden te verkopen. Hij maakt meteen ook van de gelegenheid gebruik om in Parijs uit te zoeken wie er tegen hem intriges op touw zet. Hij doet hierover ontsteld verslag aan Moreau: ‘O temps! O moeurs! et plus haut encore: O infernale intrigue! Ô passions, Ô injustice, Ô ignorance. Je vous dirai mille Ô encore, et je n'en finirai pas’.
Op 1 april keert hij terug aan het hoofd van zijn brigade in Duitsland. Spoedig daarna zal de belangrijke oversteek van de Rijn plaatsvinden en hij bereidt die operatie zorgvuldig voor. De resultaten blijven dan ook uit maar Duhesme raakt tijdens de gevechten gewond. Vandamme neemt het bevel over en behaalt aan het hoofd van de 7de Divisie één van de schitterendste overwinningen uit zijn carrière wanneer hij er na zeer zware gevechten op 20 april in slaagt bij Diersheim de Rijn over te steken. Opnieuw ziet Vandamme zich
| |
| |
in zijn overwinningsroes ontnuchterd wanneer er bij het Directoire weer klachten binnenkomen die wijzen op zijn corrupt gedrag. Het gevolg is dat, van alle generaals die hebben deelgenomen aan het Rijnoffensief, hij de enige is die geen felicitatiebrief ontvangt van het Directoire. Vandamme reageert hierop zeer verbitterd en dreigt er zelfs mee het leger te verlaten: ‘Bonaparte et Hoche récompensent jusqu'aux trompettes; je semble être moins ici et c'est ce que je ne puis reconnaître avec indifférence’.
Wanneer op 4 september 1797 het verraad van Pichegru aan het licht komt, richt Vandamme zijn aandacht op de rijzende ster generaal Bonaparte, die op dat ogenblik op handen wordt gedragen als de held van Italië en die een grote invloed heeft op het Directoire. Hij is een bewonderaar van Napoleon, aan wiens aandacht hij als militair talent niet is ontsnapt. Eind juli verlaat Vandamme het Rijn en Moesel-leger. Hij trekt zich terug te Kassel, weet in contact te treden met Napoleon in Parijs en wordt danzij diens tussenkomst in april 1798 naar het Engeland-leger gestuurd. Hij wordt er verantwoordelijk voor het centrum met hoofdkwartier Cherbourg en later Caen. Maar het bewaken van kusten is geen kolfje naar zijn hand. Hij slaagt erin te worden overgeplaatst naar het Mainz-leger, waar hij het commando krijgt over een brigade van de 6de Divisie onder bevel van Sainte-Suzanne. Op 5 februari ontvangt hij het langverwachte nieuws van zijn benoeming tot divisiegeneraal. Intussen wordt het Mainz-leger omgedoopt tot dat van de Donau onder leiding van Jourdan. In dit leger onderscheidt Vandamme zich al onmiddellijk in de slag bij Stokach, waar hij meer dan 1000 gevangenen maakt. Op 10 april voegt het Directoire de legers van Donau en Helvetië samen onder leiding van Masséna. Die plaatst Vandamme aan het hoofd van de 1ste Divisie, met als opdracht de loop van de Rijn te bewaken van Stein tot Elliken. Weer wordt Vandamme geplaagd door aantijgingen inzake opeisingen, afpersingen en plunderingen in Duitsland. Hij wordt naar Straatsburg geroepen: daar moet hij twee maanden werkeloos doorbrengen. In een verdedigingsgeschrift poogt hij ‘avec la franchise d'un soldat et l'amertume d'un homme faussement accusé’ alle beschuldigingen als leugenachtig te weerleggen. Op 12 juli moet hij in Parijs verschij- | |
| |
nen maar Frankrijk heeft hem nodig en hij mag terugkeren in actieve dienst.
Op 3 september 1799 meldt Vandamme zich bij het Franco-Bataafse leger onder leiding van generaal Brune. Hij krijgt het bevel over de 1ste Franse Divisie. Op 27 augustus zijn er Engelse en Russische troepen in Nederland aan land gezet en de geallieerde invasie kan aanvankelijk moeilijk worden gestuit. Vandamme verliest 1100 man in de slag om Zijpe op 10 september. Maar het tij keert bij Bergen, waar hij zich een briljant legeraanvoerder toont en de vijand zeer zware klappen toebrengt. Brune is onder de indruk, schenkt hem als eerbewijs 100 Engelse en Russische geweren en plaatst hem aan het hoofd van twee divisies. Een Frans tegenoffensief wordt ingezet. Vandamme onderscheidt zich weer in de slag bij Alkmaar op 2 oktober en die bij Castricum op 6 oktober. Op 18 oktober tekent de hertog van York voor het staken van de vijandelijkheden. Vandamme krijgt de eer de tekst van het verdrag te overhandigen aan het Directoire van de Bataafse Republiek. Daarop krijgt hij drie maanden verlof om te herstellen van een tijdens een val met zijn paard opgelopen schouderverwonding.
Hoewel de vriendschap met Moreau enigszins is bekoeld, vraagt die hem na zijn schitterende overwinning toch een post te aanvaarden in het leger van de Rijn waarvan hij bevelhebber is. Napoleon zelf had er op aangedrongen Vandamme te betrekken bij de oversteek van de Rijn en de eerste operaties op de oever. Op 3 mei werkt hij de overwinning bij Stokach in de hand en wordt de Oostenrijkse infanterie massaal gevangen genomen. Ook in de slag om Moesskirch en Memmingen laat hij zich gelden. In de slag om Moesskirch verliezen de Oostenrijkers 8000 soldaten. Het Franse leger nadert de Donau en de eerste fase van de campagne is met succes afgesloten.
Op 23 mei 1800 wordt hem een commando aangeboden in het Armée du Nord om de Engelse dreiging aan de kust af te wenden. Hij blijft er slechts enkele weken omdat hij nu ook nodig blijkt in Italië, een voor hem geheel nieuw oorlogstheater. Op 8 augustus 1800 huwt hij Sophie-Marie T'Kint, dochter van een Gentse zaken- | |
| |
man; daarna vertrekt hij naar Italië, waar hij deelneemt aan enkele operaties in Tirol en Valtellina. Begin 1801 wordt een vrede bereikt met Engeland en Oostenrijk en Vandamme maakt van de gelegenheid gebruik om uitvoerig door Italië te reizen; vervolgens krijgt hij enkele maanden verlof in Frankrijk. Daar ontstaat een fikse ruzie met Brune, die hij ervan verdenkt een voor hem bestemd geschenk van 6000 franken van de Bataafse regering, als dank voor bewezen diensten, te hebben achtergehouden. Van Eerste Consul Bonaparte weet hij gedaan te krijgen aan het hoofd te worden geplaatst van de 16de Divisie met als hoofdkwartier Rijsel. Daar zal hij in zijn geboortestreek enkele jaren rust kennen.
Tijdens die periode ontvangt hij - van 6 tot 9 augustus 1803 - de Eerste Consul en Josephine. Napoleon schenkt hem uit eerbetoon een paar pistolen. Op 30 augustus wordt hij aan het hoofd geplaatst van de 2de Divisie in het kamp van Outreau. Onder Napoleon is het hele Franse leger gereorganiseerd en de discipline is versterkt, onder andere door de betalingen regelmatiger te laten verlopen, ook die voor de divisiegeneraals; deze laatste betalingen zijn bovendien verhoogd. Uit de brieven van Vandamme blijkt dat de republikeinse overtuiging van hij die soevereinen tirannen noemde, plaats heeft gemaakt voor een aanvaarding en bewondering van keizer Napoleon. Van september 1803 tot september 1805 blijft hij te Outreau aan de zee in afwachting van de oorlog tegen Engeland. In juni 1804 verneemt hij dat hij door Napoleon is benoemd tot Grand Officier van het nieuw opgerichte, zeer eervolle, Légion d'honneur. Wanneer een zoon van de oudste broer van Napoleon kolonel wordt van een regiment in zijn divisie maakt hij daarvan meteen gebruik. Hij probeert via hem van Napoleon de gronden uit de veroverde gebieden te krijgen die hij aan zijn generaals heeft beloofd. Hij wordt uitgenodigd de kroning van de keizer door de paus bij te wonen.
De verwachte oorlog tegen Engeland wordt er een tegen Oostenrijk. Op 23 augustus 1805 zet het indrukwekkende Grande Armée van bijna 200.000 man zich in beweging naar het oosten, met Vandamme aan het hoofd van de 2de Divisie van het 4de Corps onder Soult. Zijn divisie komt als één van de eerste in actie, maakt zich
| |
| |
De Slag bij Austerlitz in 1805.
op 6 oktober meester van een brug over de Donau bij Donauwörth, trekt door Wenen op 14 november en krijgt dan de opdracht zich naar Austerlitz te begeven. Daar verwerft Vandamme roem wanneer hij, als ervaren militair, met zijn divisie de tegenstand van de Oostenrijks-Russische troepen op diverse plaatsen weet te breken en de soldaten op de vlucht weet te drijven. Zijn naam zal voortaan aan de verovering van het plateau van Pratzen verbonden worden: de divisie Vandamme maakt er niet minder dan twaalf vaandels buit. Uit dank benoemt de keizer hem tot Grand Aigle van het Légion d'honneur. Hij krijgt bovendien een jaargeld van 20.000 francs opdat hij overeenkomstig zijn stand zou kunnen leven. Op 5 december 1805 wordt er een wapenstilstand gesloten tussen de Franse en Oostenrijkse keizer. Vandamme voelt zich moe en ziek en krijgt zes weken verlof. Eerst moet hij echter zijn troepen naar Augsburg brengen, zodat hij pas eind juli 1806 uitgeput te Kassel aankomt.
Na die rustperiode wordt Vandamme onmiddellijk ingeschakeld in een nieuwe campagne en wel die tegen Pruisen. Op 20 oktober
| |
| |
wordt hij door de keizer naar het 6de Corps gestuurd, waar hij het bevel krijgt over de 6de Divisie. Met die divisie zal hij de belangrijke stad Maagdenburg omsingelen en, na zware beschietingen op 11 november 1806, doen capituleren. Dankzij hem komen niet minder dan 30.000 krijgsgevangenen (waaronder 20 generaals en 800 officieren), 800 kanonnen en 62 vaandels en standaarden in Franse handen.
Die prachtige overwinning levert Vandamme niet alleen gronden op in Zeeland bij Oostburg, maar doet de keizer besluiten hem tweede in bevel te maken van het 9de Corps, dat is samengesteld uit ongeveer 23.000 Beieren en Wurtembergers, en dat onder leiding staat van de keizers jongste broer Jérôme, die hij heeft belast met de verovering van het grondstofrijke Silezië. Vandamme schittert tijdens de Silezische campagne, die één van zijn meest trotse herinneringen zal worden. Eerst snelt hij Jérôme te hulp bij het beleg van Glogau, welke plaats hij snel tot capitulatie dwingt. Vervolgens trekt hij op naar Breslau (nu Wroclaw in Polen) en weet na zware strijd ook de Silezische hoofdstad tot overgave te dwingen op 4 januari 1807.
Schweidnitz en Neisse is hetzelfde lot beschoren. Op 21 juni begint Vandamme met het beleg van Glatz, dat hij moet afbreken door het Verdrag van Tilsit van 7 juli 1807. Hij krijgt persoonlijk felicitaties van Napoleon en ontvangt het Grand Croix de l'Ordre Royal de Hollande van Louis Bonaparte.
Maar de campagne heeft voor Vandamme ook een bittere nasmaak. De samenwerking met Jérôme gaat hem niet goed af, wat te verwachten was van een man die zich thuisvoelt in confrontaties maar niet in de diplomatie. Nu wordt hij geconfronteerd met een jonge prins die zich al te goed bewust is van zijn bijzondere status, droomt van militaire eer, maar totaal onwetend is op het vlak van oorlogvoering te land, omdat hij daarvoor bij de vloot was ingedeeld. Jérôme kan niet verwerken dat veel van de eer nu naar Vandamme gaat, en Vandamme is er niet de man naar om die eer te laten aan iemand die ze niet verdient, al is dat dan de broer van de keizer. Nog grotere problemen krijgt Vandamme wanneer hij weer wordt achtervolgd door verdenkingen van geldverduistering in veroverde gebieden. Ditmaal zou hij onmiddellijk na de slag bij Auster- | |
| |
litz verscheidene wagens vol waardevolle voorwerpen, onder andere een grote hoeveelheid massief zilver, naar huis hebben gesmokkeld. Hij zou, die vracht hebben laten begeleiden door ‘Vlaamse wachten’. Hoewel er geen harde bewijzen zijn, ziet de minister van oorlog zich gedwongen in geheime orders aan Jérôme, Vandamme ervan te weerhouden de nieuw veroverde steden aan te doen. Hij wordt tot zijn eigen grote woede niet toegelaten tot Breslau. Wat later snijdt Jérôme hem de pas af wanneer hij grote sommen poogt los te krijgen om, naar eigen zeggen, zijn spionnen te kunnen betalen. Na de Silezische campagne keert Vandamme weer terug naar Kassel. Op 11 november 1807 wordt hij voor de tweede keer tot commandant van de 16de Divisie te Rijsel gemaakt. In maart 1808 wordt hij benoemd tot graaf van het gebied Unsebourg in Saksen. Nog in datzelfde jaar ontvangt hij gronden in Westfalen die hem een jaarlijkse rente van 30.000 francs opbrengen.
Begin 1809 doet Napoleon opnieuw een beroep op Vandamme om Wurtembergse troepen aan te voeren in de aankomende strijd tegen Oostenrijk aan de oevers van de Donau. Hij wordt bevelhebber van het 8ste Corps op 20 maart. Ook aan het hoofd van dat corps weet hij de vijand belangrijke klappen toe te brengen. Na de overwinning te Abensberg raakt hij vrij ernstig gewond tijdens de bestorming van het kasteel van Eckmühl. Vandamme blijft echter doorvechten met zijn intussen beruchte energie zodat zijn wonde verscheidene keren weer opengaat. Hij wordt belast met de verdediging van Wenen en bewaakt er de Donau-overgangen, waar hij een belangrijke Oostenrijkse tegenaanval weet af te slaan. Maar, zijn troepen slaan aan het plunderen en terroriseren de bevolking. Hij probeert dit wel te verdoezelen, maar het nieuws lekt uit en doet Napoleon ontstemd reageren. Vandamme keurt de plunderingen niet echt af en voert tegenover Napoleon aan dat het nodig is voor het welzijn van zijn soldaten. Maar hij krijgt ook persoonlijk last van verdenking van plundering en afpersing. Hij is zich goed bewust van zijn reputatie en ziet zich genoodzaakt zich te verdedigen in een brief aan de keizer omdat ‘on essaye sans doute de me faire passer pour riche et bien avide’. Wat later schrijft hij Napoleon zelfs dat hij met bloedend hart moet vaststellen hoe zijn gelijken immense fortuinen vergaren, terwijl hij zijn inkomen eerder
| |
| |
bescheiden vindt en dan ook de indruk heeft te worden achtergesteld. Hij probeert meer geld los te krijgen: ‘Que dois-je penser maintenant, Sire? Que penseront ma famille et tous ceux qui me connaissent? Suis-je frappé de disgrâce ou m'est-il encore permis de compter que je conserve les bontés de Votre Majesté?’. Vandamme probeert elke succesvolle veldtocht onmiddellijk in harde munt om te zetten.
In november krijgt hij verlof om thuis van de opgelopen verwondingen te herstellen. In februari 1810 wordt hij tot commandant van het kamp van Boulogne benoemd. Een nieuw incident doet zich voor. Generaal Hugel beweert tijdens de Oostenrijkse campagne te zijn beledigd door Vandamme. Generaal Wollwarth vraagt hem in een brief zijn verontschuldigingen aan te bieden zodat de zaak van de baan is. Vandamme antwoordt hem op zijn typerende bitse en ondiplomatische manier: ‘Que penser de vous, Monsieur le général, qui avez vous signé cette lettre? A qui donc croit-on avoir affaire? Le général Hugel ignore-t-il qui je suis?’. In het tempo waarmee Vandamme met zijn zwaard buitenlandse vijanden uitschakelt, maakt hij er met zijn mond bij in eigen land. Zijn reputatie van enfant terrible groeit met de dag. Dat dit alles geduld blijft worden, dankt hij aan het feit dat het land hem nodig heeft. Daardoor kan hij zich dingen veroorloven die anderen niet kunnen. Dat blijkt opnieuw wanneer hij in Boulogne onder dwang het huis van de burgemeester betrekt als zijn residentie. Vandamme wordt door de minister van binnenlandse zaken gedwongen de woning te verlaten en moet 24 uur in arrest blijven. Wanneer de burgemeester persoonlijk zijn beklag gaat doen bij Napoleon zelf, anwoordt die hem, volgens een gerucht dat hardnekkig de ronde doet in het leger: ‘Ecoutez, monsieur le maire, voyez-vous, si j'avais deux Vandamme, j'en ferais fusiller un, mais j'en ai qu'un et je le garde pour moi, parce que j'en ai besoin et que je ne pourrais pas le remplacer’. Vandamme kan intussen rekenen op een bezoldiging van 40.000 francs die is toegekend aan alle corpscommandanten.
Wanneer Napoleon zijn Grande Armée klaar begint te maken voor de oorlog tegen Rusland wordt Vandamme benoemd tot bevelhebber van het 16.000 man sterke Westfaalse 8ste Corps dat behoort
| |
| |
tot de rechtervleugel onder leiding van Jérôme. Deze aanvaardt de beslissing van zijn broer met tegenzin. Ook Vandamme ziet op tegen een nieuwe samenwerking met Jérôme, maar hij durft niet te weigeren. Op 2 maart 1812 neemt hij het commando op zich en in april bevindt hij zich reeds in Polen. Maar de slechte relatie tussen Vandamme en Jérôme escaleert en komt tot een uitbarsting. Ook de Westfaalse soldaten gaan onder Vandamme aan het plunderen. Weer beweert hij dat ze wel moeten omdat ze honger lijden maar hij is zo onvoorzichtig te laten doorschemeren dat dit een gevolg is van de slechte organisatie. Jérôme doet zijn beklag bij Napoleon over de onhandelbare persoonlijkheid van Vandamme en ontneemt hem op 3 juli zijn commando. Vandamme volgt Napoleon tot in Bielorusland in een poging zich persoonlijk bij hem te rechtvaardigen. Ook de keizer geeft hem zijn commando echter niet terug en stelt hem ter beschikking van de minister van oorlog.
Pas op 17 maart 1813 wordt hij weer aan het hoofd geplaatst van drie divisies. Hij laat onmiddellijk van zich horen door met die eenheden de Russen uit Hamburg te jagen. In juli wordt hij aan het hoofd geplaatst van het 1ste Corps, dat een belangrijke rol moet spelen in een nieuw offensief tegen de Russen en tot het leger behoort dat onder direct bevel staat van Napoleon. Verwacht wordt dat Vandamme met die campagne de maarschalkstitel zal behalen, hét doel van zijn ambitie, dat nog steeds niet is gerealiseerd omdat hij één van de meest omstreden figuren is in het Franse leger. Op 26 en 27 augustus bewerkstelligt Napoleon een grote overwinning te Dresden. Vandamme draagt in belangrijke mate bij tot dit succes door in het kader van een afleidingsmanoeuvre Pirna en Hollendorff te veroveren op 26 augustus, maar toont voor de eerste keer in zijn carrière gebrek aan initiatief door na te laten de vluchtende Russische en Pruisische troepen af te snijden. Vandamme is erop gebrand, vooral met het oog op de maarschalkstitel, die nalatigheid goed te maken en begint aan een snelle en gewaagde aanval in de richting van Toeplitz. Al vlug blijkt hij zich in een wespennest te hebben gestoken. Op 30 augustus bevindt hij zich geïsoleerd in de vlakte bij Kulm, waar de Russen omkeren en zich op hem storten, terwijl een Pruisische colonne de val langs de achterkant sluit. Ditmaal is er zelfs voor Vandamme geen uitweg mogelijk. Het Franse
| |
| |
leger verliest 12.000 soldaten en een zestigtal kanonnen. Het oordeel van Napoleon over Vandamme in een brief van 1 september is niet mals: ‘Ce malheureux Vandamme, il s'était engouffré dans un fond, sans s'éclairer en aucune façon’. Zijn overwinning te Dresden wordt erdoor tenietgedaan en de weerslag op het verloop van de oorlog is aanzienlijk. Vandamme is schuldig, ook al deelt hij die schuld met Napoleon, die de coördinatie heeft overgelaten aan een falende Berthier, en met Mortier en Saint-Cyr, die hebben nagelaten hem rugdekking te geven. Hoe dan ook, de enige echte nederlaag die Vandamme in zijn loopbaan moet incasseren, is meteen groter dan de meeste die hij de vijand ooit heeft toegebracht en kost hem de maarschalksstaf.
Na Kulm blijkt hij spoorloos. Het gerucht gaat dat hij zelfmoord heeft gepleegd. Enkele dagen later blijkt dat hij gevangen is genomen. Op 31 augustus 1813 wordt hij overgebracht naar Moskou: daar verblijft hij vijf maanden. Hij wordt er goed behandeld door graaf Rostopchine en wordt ontvangen door keizer Alexander I. In januari wordt hij naar Wiazma gebracht. Tijdens zijn gevangenschap verleent hij financiële hulp aan verscheidene officieren zonder middelen. De meesten zullen hem nooit hoeven terug te betalen. De ondertekening van de vrede betekent de vrijlating van de gevangenen. Om zijn terugkeer te versnellen, huurt hij op eigen kosten een schip van een Deense reder voor zichzelf en 50 andere officieren. Vanuit Riga komen zij op 18 juli 1814 aan te Duinkerke. Vandamme raakt betrokken in een financieel geschil met de reder dat pas in 1820 beslecht zal worden na een vergoeding door de generaal.
Nauwelijks terug in Frankrijk wordt hij het mikpunt van aantijgingen uit de royalistische kringen. Vooral zijn aandeel in het ombrengen van de émigrés in 1793 wordt hem erg kwalijk genomen. Hij vraagt een onderhoud aan met de koning, die hem op 22 september 1814 op non-actief stelt en demi-solde toekent. Op dat ogenblik draagt Vandamme de titel van luitenant-generaal, die was toegekend aan alle divisiegeneraals door de verordening van 12 mei 1814, en die hij zal behouden tot aan zijn dood. Hij moet residentie houden in zijn kasteel te Kassel, dat in februari 1814 is geplunderd
| |
| |
Een portret van Dominique Vandamme op rijpere leeftijd.
| |
| |
door de troepen van von Geismar en daarna als verblijfplaats is gebruikt door de Pruisische generaal von Phümen.
De ster van Vandamme rijst weer met de terugkeer van Napoleon van het eiland Elba. Op 20 april 1815 wordt hij aangesteld als commandant van het 3de Corps van het door Napoleon persoonlijk geleide Armée du Nord. Op 2 juni wordt hij tot pair de France benoemd. Twee weken later is hij volop betrokken bij de Belgische veldtocht. Hij krijgt de opdracht de Samber over te steken bij Charleroi. Opnieuw toont hij een gebrek aan initiatief en de operatie verloopt te traag. Het lijkt alsof Vandamme zijn beruchte vuur heeft laten uitdoven sedert de wrange ervaring met de praalzuchtige broer van Napoleon. Toch speelt hij opnieuw een beslissende rol in de overwinning bij Ligny. Even hoopt hij weer op de maarschalkstitel, maar de keizer plaatst hem onder bevel van Grouchy, een pas tot maarschalk benoemde cavaleriegeneraal. De verbittering van Vandamme is groot en hij trekt zich van de orders van Grouchy weinig aan. Vlak nadat hij de Pruisische troepen heeft verjaagd bij Waver verneemt hij het nieuws uit Waterloo. Grouchy doet hem afzien van het idee naar Brussel op te rukken en er de achterhoede aan te vallen om het verslagen leger bij te staan. Op 20 juni raakt hij gewond in de slag om Namen. Het leger trekt zich terug, richting Parijs. De generaals stellen hem voor het opperbevel van het leger over te nemen van de minister van oorlog Davout en de hoofdstad te verdedigen, maar Vandamme weigert. Wanneer het leger zich terugtrekt achter de Loire staat Vandamme aan het hoofd van het 3de en 4de Corps.
Op 24 juli komt hij terecht op de lijst van generaals en gezagsdragers van het keizerrijk die onder toezicht worden gesteld tot dat beslist is wie voor de rechtbank moet verschijnen en het koninkrijk moet verlaten. Op 7 augustus geeft hij zijn commando op. Hij mag zich op niet minder dan 120 kilometer van Parijs vestigen en krijgt toestemming in Kassel te verblijven. Op 17 juni 1816 wordt hij uit het koninkrijk verbannen. Eerst vestigt hij zich te Gent met hulp van de familie van zijn vrouw. Daar wordt hij weggestuurd omdat met de regering van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden is overeengekomen dat die geen potentiële tegenstanders op haar
| |
| |
grondgebied zal toelaten. Vandamme eindigt zijn carrière zoals ze begonnen is: door zijn geluk weer overzee te gaan beproeven. In juni 1817 vertrekt hij naar de Verenigde Staten. Hij verblijft er in Philadelphia en Savannah, waar hij nog steeds in staat blijkt verscheidene Franse ballingen financiële hulp te verlenen en hij het niet kan nalaten Joseph Napoleon openlijk te verwijten de ramp van Waterloo te hebben veroorzaakt. Hij verlaat Amerika twee jaar later en gaat zonder toestemming in Le Havre aan wal op 10 juni 1819. Pas nadat zijn vrouw stappen heeft ondernomen en hij zich heeft onderworpen aan Lodewijk XVIII krijgt hij weer toestemming in Frankrijk te verblijven.
Hij trekt zich terug te Kassel, waar zijn fortuin het hem toelaat een rustig renteniersleven te leiden, hoewel hij geplaagd blijft door geruchten en anonieme brieven die hem zijn verleden verwijten en ook de bevolking van Kassel verdeeld reageert op zijn aanwezigheid. Na een korte ziekte overlijdt hij op 15 juli 1830 in zijn geboorteplaats, waar hij ook begraven wordt. Vandamme wist het van eenvoudige soldaat net niet tot maarschalk te schoppen. Niettemin prijkt zijn naam op de Arc de Triomphe van de Etoile (Charles de Gaulle).
| |
Bibliografie
Bronnen
Correspondentie van generaal Vandamme. Fonds De Swarte-Revel. Bibliothèque Municipale, Rijsel.
Persoonlijk dossier van generaal Vandamme. Nr. 303/GD, 2de reeks. Archives de l'Armée de Terre, Vincennes.
| |
Studies
A. DU CASSE, Le général Vandamme. Parijs, 1870. 2 dln.
A. GERARD en J. MILOT, Le général Vandamme. Sa vie, ses campagnes, sa correspondance. Exposition, Bibliothèque Municipale de Lille, 18 janvier - 15 mars 1980. Rijsel, 1980.
G. SIX, Dictionnaire biographique des généraux et amiraux français de la Révolution et de l'Empire (1792-1814). Parijs, 1934.
| |
| |
| |
Résumé:
Né à Cassel le 5 novembre 1770, Dominique Vandamme est un enfant de caractère difficile. En 1786, il entre à l'École militaire du maréchal de Biron, mais son peu de goût pour l'étude le fait échouer. Il quitte l'école le 11 juin 1788 et s'engage alors comme simple soldat au régiment colonial de la Martinique où il ne reste guère. Après plusieurs péripéties, il fait retour au pays et est élu capitaine de la compagnie de grenadiers locale par les bourgeois de Cassel.
En août 1792, il commande une compagnie de l'Armée du Nord, qui opère dans les Pays-Bas à partir de décembre, puis prend part sous Dumouriez à l'offensive menée contre la République batave. C'est alors qu'il montre de réelles dispositions militaires.
Dominique Vandamme est bientôt nommé général de brigade; il a à peine 22 ans et devient un de ces généraux révolutionnaires qui se font haïr dans les pays conquis en raison de leurs exactions. Soucieux du ravitaillement de ses troupes mais impitoyable envers les populations, Vandamme n'est pas le dernier à autoriser le franc pillage.
Fin mars 1794, Vandamme est contacté secrètement par les généraux de la coalition, qui lui proposent de se ranger à leur côté; il refuse et se met par là en bons rapports avec le ‘comité’. Ceux-ci ne durent pas car, si les talents militaires du jeune général ne sont pas douteux, son caractère ombrageux lui vaudra beaucoup d'ennemis et, à plusieurs reprises, il sera relevé de son commandement.
Comme la guerre se prolonge et qu'il faut à la France de bons chefs, il est toutefois rappelé au service et se trouve en opérations en Rhénanie au printemps 1796. Il continue à s'y distinguer contre les Autrichiens et se trouve pour la première fois investi du commandement d'une division. Lorsque son ancien chef Pichegru est convaincu de trahison en septembre 1797, Vandamme se tourne vers l'étoile montante de l'époque, qui n'est autre que le général Bonaparte. Après un bref passage à l'armée d'Angleterre, il rejoint toutefois l'armée de Mayence, sous Jourdan; là encore il se distingue et est d'ailleurs élevé au grade de général de division.
En 1800, il est envoyé à l'armée d'Italie; il a eu le temps, juste avant son départ, de contracter mariage avec Sophie-Marie T'Kint, la fille d'un homme d'affaires gantois.
Après la paix d'Amiens, il connaît quelques années tranquilles dans sa région natale. Il y reçoit même en août 1803 le Premier Consul et Joséphine. Napoléon lui offre une magnifique paire de pistolets. Mais cette période calme ne dure guère. Une fois la paix d'Amiens rompue, Vandamme rejoint l'armée que Napoléon réorganise en vue d'envahir la Grande-Bretagne.
| |
| |
En réalité, c'est contre l'Autriche que la Grande Armée entre en opérations. A la tête de sa 2e Division, Vandamme se couvre de gloire dans la vallée du Danube puis, à la bataille d'Austerlitz où son unité joue un rôle-clé en s'emparant du plateau de Pratzen. Vandamme revient de Moravie avec le Grand Aigle de la Légion d'honneur et une rente de 20.000 francs.
Il se comporte encore brillamment en Prusse l'année suivante, mais son caractère entier le fait entrer en conflit avec le jeune frère de l'Empereur, Jérôme, une tête brûlée que son aîné a fait roi de Westphalie.
En 1809, l'Autriche reprend les armes et Napoléon fait appel, une nouvelle fois, à son enfant terrible. Il lui donne un corps d'armée du Wurtemberg. Vandamme est grièvement blessé à Eckmühl mais malgré sa brillante conduite, ses déprédations en territoire occupé le font tomber en disgrâce.
La disgrâce est de courte durée car la grande offensive de 1812 le rappelle au service; il commande alors un corps westphalien, sous l'autorité de Jérôme avec qui les relations ont toujours été difficiles. Ce dernier tente d'ailleurs de lui enlever son commandement et Napoléon place Vandamme à la disposition du ministre de la Guerre, qui lui confie un nouveau Corps. Vandamme s'illustre encore à Dresde; il espère bien obtenir un bâton de maréchal qui va pourtant lui échapper parce que, pour la première fois, il commet une bourde tactique qui lui vaut d'être fait prisonnier par les Russes.
La fin des combats et la Restauration le ramènent en France; il s'y trouve naturellement en butte à l'hostilité des milieux royalistes qui font de lui un demi-solde. Rien d'étonnant dès lors à son railliement à l'Empereur pendant les Cent-Jours. Il reçoit le commandement du 3e Corps de l'Armée du Nord et est fait pair de France le 2 juin 1815.
Quelques jours plus tard, il est une nouvelle fois en campagne. Il espère encore le bâton de maréchal mais, après Ligny, il est placé sous le commandement de Grouchy, lui-même fraîchement promu. Après la bataille de Wavre, il apprend le désastre de Waterloo et rallie Paris avec l'armée. A la tête des 3e et 4e Corps, il se retire au sud de la Loire. La défaite de Napoléon signifie naturellement une nouvelle disgrâce; Dominique Vandamme est banni du royaume de France le 17 juin 1816 et se réfugie un temps à Gand. Il ne peut toutefois y demeurer et part pour les États-Unis. Sans autorisation, il revient en France en juin 1819; Louis XVIII lui donne alors la permission d'y résider et le général se retire à Cassel où il meurt le 15 juillet 1830. Son nom est gravé sur l'Arc de triomphe.
(Résumé par L. De Vos et P. Schrijvers)
|
|