| |
| |
| |
De schrijftaal van de Westhoek in Frankrijk. ‘Het spel van zeghen ende mirakelen van den H. Goedewardus’, door L.J. Berreville (1781)
Lexicon ● 14
C. Moeyaert
Inspecteur Nederlands Ieper (B)
| |
Auteur
Leonard Joseph Berreville was geboren in Bollezele in het jaar 1732. Hij had zich in Arnijke gevestigd als ‘practisyn’ d.i. geneesheer. Hij was ‘componist’, d.i. schrijver van de Arnijkse Rederijkerskamer ‘De liefhebbers en beminders der Redenkunst, schuylende onder de vaste beschermynghe van den gegesselden Zaligmaker’. Alleen het hier besproken ‘spel’ dat hij geschreven heeft, is ons bekend. De plaats en datum van z'n afsterven kennen we niet.Ga naar eindnoot(1)
| |
Werk
‘Het spel van zeghen ende mirakelen van den H. Goedewardus’ is het enigste werk dat we van Leonard Berreville, en dan nog toevallig, kennen. René FlahautGa naar eindnoot(2) ontdekte het oorspronkelijke handschrift in 1893 op de boerderij van Desiré Boudeele in Rubroek. Hij heeft het gekopieerd en bezorgde die kopie aan de toenmalige president van het Vlaams Comité van Frankrijk (Comité flamand de France), A. Bonvarlet die die in zijn archief opborg. Later heeft Edmond Louis Blomme van Tetegem (o1828), die heel wat parochie-monografieën opgesteld heeft, o.m. die van Arnijke, deze kopie hierin overgeschreven. Deze monografie is gelukkig bewaard in de pastorie van Arnijke en we bedanken hier pastoor Marcel Bondueaux die ons de tekst heeft laten fotokopiëren. Op de rug van het handschrift staat ‘Arneke, Livre historique, 1889’.Ga naar eindnoot(3)
Op de laatste bladzij van de tekst lezen we: ‘Gerymt ende geEyndigt op den 25en maerte 1781 door Mre Leonardus Berreville, componist tot Arnicke.’ ‘L'avis de monsieur le curé, ce 13 mars 1781, signé Van Kempen, Bailly d'Angest.’
‘Le 15e mars 1781. Vu et approuvé, signé Depecker, curé d'Arnicque.’
‘Vertoont op het schauwburgh tot Arnicke op den 6en 13en en 14en meye 1781.’Ga naar eindnoot(4)
| |
| |
| |
Inhoud
Dit spel is geen eigenlijk toneelstuk maar brengt een reeks opeenvolgende taferelen. Toch zijn er drie bedrijven en het bevat 1086 alexandrijnen. De Vlaemsche Maeght brengt eerst een korte inhoud. Een herder en een herderin (Amaril en Daphne) houden dan een samenspraak (vraag en antwoord) over het leven van Goewaert. Nu volgen de taferelen mekaar op: over z'n studie, z'n wijding, z'n komst naar Arnijke als pastoor (in 999), z'n terugkeer naar Duitsland (in 1001) als bisschop van Hildesheim en abt van Altach, z'n dood en z'n vele mirakels voor en na z'n dood. Tussendoor worden vier liederen gezongen, de wijzen zijn: J'ay perdu mon très cher amant, van den Vynckenier, van Lisbona en Miserere.
De herders treden nog wel es op maar ter plezierige afwisseling verschijnt de Moeyal niet minder als negen keer met een of andere grap. Soms wordt ook vermeld: ‘Het veeltie speelt’ (vioolspel).
Er zijn 23 ‘personagien van 't spel’, o.m. christelijke en ketterse kinderen en volwassenen, stomme, dove, blinde en kreupele bedevaartgangers, dienaars en een gezant, naast Goewaert en de bisschop.
We zouden de inhoud een primitieve, moraliserende preek op het toneel kunnen noemen, met dreiging van hellestraffen incluis en een overdadig vertoon van mirakelen. Merkwaardig is ook dat er uit de inhoud helemaal geen integratie van de Westhoek in Frankrijk blijkt. We zijn er in Vlaanderen, zelfs in West-Vlaanderen, of in Nederland. Zelfs in Hildesheim wordt bij de dood van Goewaert glui (stro) gestrooid ten teken van rouw, net zoals in Vlaanderen... De auteur twijfelt er ook helemaal niet aan dat Goewaert twee of drie jaar pastoor van Arnijke geweest is (999-1001 of 1002).Ga naar eindnoot(5)
| |
Taal
L. Berreville schrijft een vrij algemeen Nederlands met enkele Westvlaamse of Zuidvlaamse woorden of wendingen en een opmerkelijk aantal Middelnederlandse woorden, waarvan we ons afvragen of ze in die tijd niet al tot de pure schrijftaal hoorden, (b.v. ende, ‘en’). Blijkbaar werkt de invloed van Vondel en Cats nog door (b.v. hauwen voor houden). De spelling lijkt wel die van Andries Steven, maar is lang niet consequent. De samenstellingen worden niet aan mekaar gespeld. Overigens blijkt Berreville wel geen echte dichter maar een vrij knappe rijmer te zijn zoals de rederijkers van zijn tijd.
| |
| |
| |
Lexicon
Afkortingen
De bladzij tussen haakjes verwijst naar het handschrift Monographie paroissiale. Livre historique, 1896, pastorie Arnijke.
DB: Westvlaamsch Idioticon van De Bo. |
DR: Nederduytsch-Fransch woordenboek van Des Roches (1812). |
Gal.: gallicisme. |
Kil.: Kiliaen, Dictionarium teutonico-latinum (1599). |
Mnl.: Middelnederlands (Verdam + supplement). |
Stal.: Stallaert, Glossarium. |
Wvl.: Westvl. |
Zvl.: Zuidvlaams. |
Zerm.: Zermezele, Elisabeth Dordogne. |
| |
A
- | abbedie: in de abbedie van Altach, 769, abdij, Zvl. (er is een Abbediestraete in Krochte). |
- | aen: en (die) dryven aen de stal van 's hemels vaderlant, 797, ‘in’, Zvl. verwarring: aan en in. |
- | aennemen: Daerom sal ick de reys aennemen met behagen, 778, ‘ondernemen’, Mnl., DR. |
- | aentrecken: K'en wil dees weirdigheyt van ampt niet trecken aen, 786, ‘aannemen’. |
- | aenwecken: ick sal den goeden Godt aenwecken door gebeden, 820, ‘opwekken’, Mnl. |
- | aerde bal: op desen aerde bal, 814, aardbol, hypercorrect? |
- | afgrysigh: De duyvels sullem hem afgrysich met getier, hem smyten in de hel, 792, ‘afgrijselijk’, nergens vermeld, Mnl. kent wel: afgrijs: afgrijzen. |
- | Amaril: myn liefste Amaril, men sal hier stellen vooren, 775, ‘eigennaam van een herder naar blauwgrauw gesteente’. |
- | Angest: Den Heer van Angest ende Mevrouw op hede, 830, ‘naam van heerlijkheid binnen Arnijke’. |
- | als: Daer sijnder meer als ick die oock wel connen dryncken, 780, ‘als’ na comparatief, ABN. |
- | Arenicke: tot Arenicke, 790, (ook Arnicke, 760) ‘Arnijke’, nu vaak Arneke gespeld zoals in 't Fr. |
- | Arenicksch: in 't Arenicksche dal, 722, ‘Arnijks’. |
- | Arneckigh: ô wat Arneckigh volk, 792, hardnekkig, met toespeling op Arnijke... |
| |
| |
| |
B
- | banck: gy trompheert in 's hemels bancken, 827, ‘zetel’, Mnl. |
- | bedelrye: In hunne bedelrye, als sy om stuyten gaen, 824, ‘bedelarij’, Kil. (ye = ie). |
- | bedien: wat men vertoonen sal of wel hier sal bedien, 770, ‘meedelen’, Mnl. |
- | beduyvert: Het doet beduyvert seer, 824, ‘verduiveld’, bastaardvloek (vermijden van ‘duivel’). |
- | beede: in beede myn voeten, 818, ‘beide’, Mnl. |
- | beelderye: met al die beelderye die sy daerin vergaeren, 789, ‘beeldwerk’, ‘beelden’, Mnl. |
- | begroeten: Jesus soet die... my daertoe begroet, 778, ‘aanspreken’, Mnl. |
- | beirhont: die beirhont spelen can, 783, ‘kwade hond’, Zvl., Zerm. (meerv. beirhonds). |
- | beminder: beminders van de kunst, 770, ‘liefhebber’. |
- | Berghen Ste Winnocx: de weirdige moninghen in de abbedie van Berghen Ste Winnocx, 769, St.-Winoksbergen. |
- | beseuren: maer den speelman moet eerst het vangen huys beseuren, 829, ‘ondergaan’, DR. |
- | beslaeft: besweet, vermoeyt, beslaeft, 791, ‘beslijkt’, DB. |
- | besteden (zich): 'k sal my in d'abbedie seer vlytigh gaen besteden, 780, ‘zich verhuren’, ‘zich inspannen’, Mnl. |
- | beugher: Klaey, gy beugher komt eens hier, 774, ‘nietsnut’, Zvl., Zerm. |
- | beusel sack: al fielten in een mael of in den beusel sack, 825, ‘prullenzak’, Kil. kent beuselmerkt. |
- | blauwers gast: maer eenen blauwers gast die roofde pack en sack, 784, ‘smokkelaar’. |
- | bleek: de bleeke doodt heeft desen man gevelt, 807, ‘vaal’, Mnl., (vgl. zo bleek als de dood). |
- | bloet hont: en teghen den bloet hont seer wel gevochten heeft, 829, ‘dog’, DR. |
- | boots gesel: dat hy den weg quaem te vraghen aen eenen boots gesel, 816, ‘matroos’ (of: reiziger). |
| |
C
- | caffé: Hoe eenen wynckelier die caffé nu verkoopt, 776, ‘koffie’, Zvl. (DR kent caffi). |
- | camp: om in den camp te vechten, 803, ‘hanengevecht’. |
- | campen: hoe dat tot Ouderwijck het campen is vergaen, 802, ‘het gevecht’, DR. |
- | caplaen: geen pastoor geen caplaen, 786, ‘kapelaan’, Zvl. en ABN, uitspraakspelling. |
- | cherusyn: boven alle chirusynen, 640, ‘chirurg’, Mnl. |
- | componist: door Mre Leonardus Berreville, componist tot Arnicke, 831, ‘schrijver’, Stal. |
- | cranck: dat ick ben out en cranck, 785, ‘ziek’, Zvl., Mnl. |
- | cranckheyt: versterkt al myn cranckheyt, 825, ‘ziekte’. |
- | croone: den prys die was gestelt voor 't Recht vyf hondert croonen, 770, ‘gouden of zilveren munt’. |
- | cureeren: Hy quaem myn kreupel been met plaester te cureeren, 829, ‘verzorgen’, Mnl. |
| |
| |
| |
D
- | dael: in 't Arnicksche dael, 772, ‘dal’, Zvl. |
- | daghwerck: en naer syn daghwerck gaen, 811, ‘dagtaak’, Mnl. |
- | danck: als ick Abt moet syn, 't wort teghen mynen danck, 785, ‘tegen wil en dank’ Mnl., DR. |
- | Daphne: wel Daphne soete maeght, 775, ‘dochter van Ladon’ (Griekse mythologie). Hier naam van een herderin. |
- | deughdich: Het is een deughdich man, 800, ‘deugdzaam’, Mnl. |
- | dogghe: hy heeft dien vreeden hont of dogghe doodt gebeten, 829, ‘dog’, Zvl., Zerm.: ook doghoend. |
- | dommen: dat sy nu wort gedomt, 781, ‘verdoemen’ of ‘dempen’ (nl. de ketterij), Mnl. |
- | dooft: zowel stom, dooft als blind, 773, ‘doof’, Zvl., Zerm. |
- | doorpraemen: die mynen geest doorpraemt, 778, ‘doordringen’, DR heeft ‘praemen = dringen’! |
- | doorwaghen: o weirden predikant, die soo veel can doorwaghen, 795, ‘ondernemen’, (waegen is Mnl.) |
| |
E
- | eerweirdigheyt: om syn eerweirdigheyt die nu is overleden, 784, ‘Zijne Hoogwaardigheid’, Mnl. |
- | ende: den goeden Godt wel loven ende dancken, 799, (en passim), ‘en’ Mnl. |
- | Erchanbertus: siet Erchanbertus daer als Abt in hem verblyden, 776, abt van de abdij van Altaich. |
- | ercommen: dat hy ercommen can van desen grooten val, 810, ‘beter worden’, Zvl., Zerm. |
| |
F
- | fielt: al fielten in een mael of in den beuselsack, 825, ‘schelm’, Zvl. en ABN. |
- | fraey: die met caffé tracteert, fraey suycker in gedaen, 777, dronck fraey op syn gemak, 784, ‘stil’, ‘nogal’, Zvl., Zerm. |
| |
G
- | gaeyol: is op een klaeren dagh uyt de gayol gevlogen, 774, ‘kooi’, Zvl., Zerm. (gajoole). |
- | galgheboom: die aen den galghe boom gehecht is aen het Cruys, 791, ‘kruisboom’, Guido Gezelle's dichtwerken II, p. 784. |
- | galmen: door Pallas opgehitst, gegalmt en oock beschreven, 830, ‘voordragen’ (rederijkerstaal). |
- | genegentheyt: den priesterlyken staet is myn genegentheyt, 778, ‘verlangen’, ‘hartstocht’, DR. |
- | genucht: al 's weirelts genuchten, 781, ‘geneugte’, DR (alleen in het meerv.). |
- | gesint: hy was tot my gesint, 784, ‘mij genegen’, DR. |
- | gestaedigh: om al die christen lien gestaedigh hier te hauwen, 809, ‘standvastig’, DR. |
- | gestaedigheyt: om myn gestaedigheyt, 771, ‘volharding’, DR. |
- | gicht: 't schynt dat het flerecyn en gicht my wil verpletten, 818, ‘jicht’, Zvl., Zerm. |
| |
| |
- | gley: daer is veel gley gestroyt die men op straete smyt, 826, ‘glui of glei’ teken van rouw! |
- | goedertier: maer Goewaert goedertier hem wel bekeeren sal, 804, ‘goedertieren’, Mnl. |
- | greffier: d'heer pastoor en caplaen, bailliu, schepens... benevens den greffier, 830, ‘secretaris’, Zvl. |
| |
H
- | haest: en alle myn droefheyt die ware haest gedaen, 810, ‘vlug’, Mnl. |
- | hapetyt: met goeden hapetyt, 813, ‘eetlust’, volksetymologisch (vgl. happen)? |
- | haeve: ick sal in d'haeve staen, 797, ‘haven’, DB. |
- | hauwen: om al die christen lien gestadigh hier te hauwen, 809, ‘houwen’, Noordned. invloed! |
- | hersen huys: Apollo nu gedraeft in 't hersen huys verheven, 830, ‘huis van het brein’? |
- | Hildeshem: tot Hildeshem voorwaer, 800, ‘Hildesheim’. |
- | Hoogh Duytslant: Daer naer sy hebben my in Hoogh Duytslant geleyt, 819, ‘Duits bergland’. |
- | hooghman: Hooghmans en pointers oock, 830, ‘hoofdman’, hypercorrect (vgl. hooftijd i.p.v. hoogtijd, Zvl.). |
- | indaghen: wanneer dat den gezant my 's morgens quaem indagen, 809, ‘roepen’, Mnl. (ook: ‘dagen’). |
- | in gedreven: want g'heel ons heydendom en wet is in gedreven, 788, ‘ingeheid’, niet vermeld. |
- | insetten: de valsche wet die van den duyvel selfs moet wesen ingeset, 802, ‘verordenen’, Mnl. |
- | instelleeren: hy is geinstelleert als Bisschop general, 818, ‘installeren’, volksetymologisch. |
| |
J
- | jonghman: Daerom hier jonghmans al op uw affairen let, 809, ‘jongelui’, Zvl. meervoud. |
- | Jooren: van onsen braven Jooren, 783, ‘Joris’, Zvl. (en Wvl.) (Sint-Joren of Tjoren in Krochte). |
| |
K
- | kaertien: hy mag een kaertien doen, 808, ‘een kaartje leggen’, Zvl. verkleinvorm. |
- | keure: hy zal keuren genoeg gaen trecken hier ter hant, 788, (misschien) ‘wetten maken’ (ter hand trekken is Mnl. ‘voor de dag brengen’) |
- | kleet: 'k sagh Pier syn beste kleet en oock syn coussen scheuren, 782, ‘pak’, ‘kostuum’, Zvl. |
- | klompen: 't wort aen de deur geklompt, 788, ‘kloppen’ (niet vermeld). |
- | klutterbillen: Pier liep terstont naer huys, vergramt al klutterbillen, 702, ‘met bevende benen staan’, DB. |
- | kreupelaer: de kreupelaar sal dat wel verkeert uyt legghen, 825, ‘kreupele man’, Zvl. (o.m. volkslied). |
- | kyntsch: In myne kyntsche daghen, 818, ‘kinderjaren’, Mnl. |
| |
| |
| |
L
- | lammigheyt: den flauwen ganck van myne lammigheyt, 816, ‘lamheid’, DR. |
- | legghen: Hy legt in 't duyster graf, 784, ‘liggen’, Zvl. (en noordwestelijk Wvl.). |
- | (liggen): weet dat uw sonde quaet op syne schouders leyt, 792, ‘ligt’, Mnl. |
- | lende sweir: de lende sweir is weg: 821, ‘lendepijn’, Mnl (swere), Zvl. (zweir). |
- | lestmael: ick hebben (sic) nu lestmael de brieven hooren lezen, 817, Zvl., Zerm. ‘onlangs’. Ik hebben = Wvl. |
- | let: wat een groote pyn gevoel ick in myn letten, 816, ‘gewricht’, Zvl. en Wvl., Zerm.. |
- | lieken: lieken, stemme Miserere, 827, ‘liedje’, Zvl. |
- | Lisbona: stemme: van Lisbona, 790, Lissabon, Kil. Lisbone. |
| |
M
- | magesteyt: van syne magesteyt, 815, ‘majesteit’, uitspraaksp. (g = zj). |
- | maele: de maele los gedaan, 779, ‘Koffer met halfrond deksel’, Zvl., Zerm. |
- | ma foy: men sag, ma foy, dien boer niet meer syn handen vryven, 803, tussenwerpsel, Gal. |
- | meesterie: tot geene meesterie sal hy hem begeven, 775, ‘geneeskunst’, Mnl. |
- | moey: sy is moey gekleet en proper opgestelt, 808, ‘uiterlijk mooi’, Zvl. (en ABN) (spr. mooi). |
- | mogentheyt: door Godts mogentheyt, 826, ‘macht’, Mnl. |
- | moningh: in 't clooster van Altaich de moninghen, 771, ‘monnik’, Mnl (moninc). |
- | musical: alwaer de enghelen in al de kooren singhen het soet musical, 789, ‘muzikale uitvoering’ (Engels: musical(e)) of music-hall?) |
| |
N
- | Nederlant: hier in ons Nederlant, 788, ‘het grote Nederland of de Nederlanden’. |
- | Neder-Saxen-landt: De Bisschop van de stad in 't Neder-Saxen-landt: 814, ‘Neder-Saksen’ waar de vorige bisschop van Hildesheim stierf. |
- | netelagtig: den netelagtigen staet, 862, ‘beroerd’, Mnl. |
- | niet met'al: 'k en voele niet met'al, 811, ‘niemendal’, DR (niet-met-al). |
| |
O
- | om: de brieven zyn... gezeghelt om Goewaert, 785, ‘voor’, Mnl, Zvl. |
- | onderlaghen: schroomt gy geen onderlaghen, 793, het Mnl. ww. onderlagen betekent ‘belagen’. |
- | onderstant: doet my nu onderstant, 794, onderstand doen = ‘bijstaan’, DR. |
- | onderwaeghen: dien wel gepresen haen moet alles onderwaeghen, 803, ‘wagen’, nergens vermeld. |
- | onmetendheid: word raedsman van d'onmetendheid, 640, ‘onmetelijkheid’, Mnl. |
- | ontfaen: alles in danck ontfaen, 823, ‘ontvangen’, Mnl. |
- | ontsegghen: en aen den weirden prins dat weirdigh ampt ontsegghen, 785, ‘weigeren’, Kil. |
| |
| |
- | onvoorsien: van leeraers onvoorsien, 771, ‘verstoken van’, Mnl. DR. |
- | onwetens: onwetens van den doven, 788, ‘in onwetendheid’, Mnl., DR. |
- | opgeset: gy wort moey opgeset, 809, ‘gekleed’, Mnl., Zerm. |
- | opgestelt: en proper opgestelt, 808, ‘gekleed’, Zvl., Zerm. |
- | optellen: in d'eeuwen opgetelt van negen hondert jaeren negen en 't negentich, 783, ‘in het jaar’. |
- | Ouderwijck: hoe dat tot Ouderwijck het campen is vergaen, 802, ‘Ouderwijk’ (Audruicq), toen nog Vlaamse stad bij Kales. |
| |
P
- | pael: in d'afgeleghen paelen, 807, ‘grens’, ‘gebied’, Mnl., altijd meervoud in die zin. |
- | paperye: en g'heel de paperye van wien men wort geplaeght, 788, ‘'t werk van de papen’, spr. -rie. |
- | pauver: het is al pauver volck doortrocken in het lieghen, 824, ‘armzalig’. |
- | paisibelyck: zy hadden sich paisibelyck gedraegen, 861, ‘vreedzaam’, Mnl. is paisivelyk... |
- | pelgherim: voor de pelgherims in hunne bedevaert, 769, ‘pelgrim’ (ook: pilgrim), Mnl. |
- | placker: ick hebbe placker Jan met stocken fraey begaen, 829, ‘iemand die pleisters “plakt”’. |
- | Plutos poel: moet gy in Plutos poel ten gronde syn gestelt?, 793, ‘hel’, ‘onderwereld’. |
| |
R
- | ransoenneeren: geransoenneert aen 't cruys om onse saligheyt, 792, ‘tegen een losprijs vrijkopen’, Mnl. |
- | rauwe kleet: als sy het rauwe kleet daer saghen hangen, 807, ‘zwarte doeken’, Zvl.' Zerm., (rauwe = rouw). |
- | recht: den prys die was gestelt voor 't recht, 770, (hier) ‘terechtstelling’, ‘strafoefening’, Mnl. |
- | redenaer: verweckt de redenaers te treffen d'helder bron, 830, ‘rederijker’? of ‘redenaar’. |
- | regieren: o Godt die 't al regiert, 828, ‘besturen’, Zvl., Zerm. (spr. g = zj). |
- | Rentike: o Rentike, aenhoort eens mild, 633, ‘Arnijke’ (oude, historische naam). |
- | rullen: sy hebben wat gerult met hunne slichte keuren, 829, ‘morren’, Zvl., Zerm. |
| |
S
- | saeyen: al 't onkruyt daer gesaeyen, 772, ‘zaaien’, vd op -en is Zvl. |
- | schavaut: om eenen Ioode daer op het schavaut te vlaen, 770, ‘schavot’, Mnl. (scavaut). |
- | schermynckel: Cupido can misschien nog jaghen schermynckel, 825, ‘aap’, Mnl., ‘magere vent’, DR, DB geeft allebei de betekenissen en ook ‘lawaai’. Hier waarschijnlijk ‘magere bedelaar’. |
- | simpelier: Dien grooten simpelier sal noch syn mutse scheuren, 770, ‘onnozele’, Zvl., Zerm. |
- | smyten: hy draeide en hy sprongck, smeet teghen 't scheene been, 789, ‘achteruitslaan’, Wvl. (van paard of ezel). |
| |
| |
- | soo haest: soo haest hy hier sal zyn, 817, ‘zodra’. |
- | speelman: den speelman die daer was..., 829, ABN. |
- | spie: toegeschreven aen het misleyden van een spie, 872, ‘spion’, Mnl. |
- | spil: om 't spil te aensien, 830, ‘toneelspel’, Zvl. uitspraaksp. |
- | spotten: nogh syn doodt-cleet en sal in 't graf eens connen spotten, 808, ‘vlekken krijgen’, DB. |
- | stael: Die beul... met messen in de schee, stael iser en gewaet, 770, ‘wetstaal’. |
- | stammené: in onsen stammené, 780, ‘herberg’, Zvl. en Wvl., (verwant met stam, stamkroeg?). |
- | stellen: sent my met brieven hier te stellen in uw handen, 785, ‘overhandigen’, Zvl., Zerm. |
- | stemme: stemme van den vynckenier, 784, ‘wijze’, Zvl. |
- | stuypen: om aen syn valsche wet te stuypen en te nyghen, 788, ‘buigen voor’, Mnl. en Wvl. (bukken). |
| |
T
- | thelogant/thelogie: in de thelogie, 778, of wel een thelogant, 778, ‘theologie’, Mnl. vermeldt tologie! |
- | toeversaecken: syn dit nu toeversaecken? 813, ‘toverij’, niet vermeld. |
- | Trouaenen/Truwaen/Truwaenen: naer Trouaenen heeft hy gereyst, 640, het geen Truwaen raekt, 772, den Bisschop van Truwaenen, 709, ‘Terenburg’, ‘Terwaan’, (Fr. Thérouane). |
| |
U
- | uyt: Gezant (uyt), 814 en passim, ‘komt op’ (toneel). |
- | uw: het is om uw versocht, 785 (en passim): ‘u’. |
| |
V
- | van gelyck: myn handen van gelyck die waeren opgeswollen’, 822, ‘eveneens’, Mnl. |
- | vangen huys: maer den speelman moet eerst het vangen huys beseuren, 929, ‘gevangenis’ (vangenisse is Mnl en Zvl.). |
- | vast: de keyser legt hem nu de vaste brieven vooren, 817, ‘bindend’, Mnl. |
- | veelken: de speelman... naem 't veelken in syn handt, 829, ‘viool’, Mnl. |
- | veeltie: het veeltie speelt, 782, ‘viool(tje)’, Zvl. |
- | verjaghen: de lammigheyt is van myn lichaem verjaeghen, 821, ‘vd’ van ‘verjagen’, Zvl. vd. |
- | vernuft: vernufte redenaeren, 770, ‘vernuftig’, Mnl. |
- | versaeden: tot gy versaeden wordt, 812, ‘verzadigen’, Kil, Zvl. vd. op -en. |
- | vertooghen: vertooghen van 1e deel, 775, ‘opvoeren’ siet desen jonghelynck ootmoedigh sich vertooghen, 776, ‘te voorschijn komen’, Zvl. |
- | vertoogh: om het leste vertoogh seer wel te doen verstaen, 803, ‘toneelbedrijf’, Mnl. (vertoning). |
- | vervromen: myn lichaem is vervroomt, 821, ‘versterken’, Zvl., Mnl. |
- | verwecken: verwecken van de doodt, 810, ‘opwekken’ uit de dood, Mnl. |
- | verwoest: by de verwoeste schaeren, 787, ‘berooid’, Mnl. |
- | Vlaender: dat er geen onkruyt meer in Vlaender en mag groeyen, 801, ‘Vlaanderen’, bepaald ‘Vlaanderen in Frankrijk’. |
| |
| |
- | Vlaenderling: komt dan byzonderlyk Vlaenderlingen, 640, ‘Vlaming’, Zvl., Zerm. |
- | volcktie: al volcktie van een wynkel, 825, ‘volkje’, Zvl. verkleinvorm; de uitdrukking betekent ‘één pot nat’. |
- | vooren staen: men sal het vooren staen soo langhe men sal leven, 788, ‘verdedigen’, ‘voorstaan’. |
- | voys: den voys en oock het lot viel terstont op Goewaert, 818, ‘stem’, Zvl., Mnl. |
- | vraghe: en oock den zeghen vraghe, 821, ‘vragen’, gewestel. Zvl. (het zgn. n-etersgebied). |
- | vroom: klimpt als eenen vromen, 783, ‘sterk’, Zvl., Mnl. Hier ‘een sterke man’. |
| |
W
- | wal: ick sal hun onderwys oock bringhen aen den wal, 796, ‘beginnen’? |
- | water dyck: viel in een water dyck, 782, ‘sloot’ in westelijk Wvl. gewoon: dijk. |
- | weerlegghen: dat ick dit gebodt oock niet en can weerlegghen, 812, ‘weigeren’, Stal. |
- | West Vlaenderlant: Ghy komt in het West Vlaenderlant, 790, ‘West-Vlaanderen’. Frans-Vlaanderen was toen ook nog West-Vlaanderen. |
- | Wet: waer ick hun leeren sal altyt de Roomsche wet, 800, ‘godsdienst’, Mnl. |
- | wynckel: al volcktie van een wynckel, 825, ‘wijk’, Mnl., (hier ongunstig: minder befaamde uithoek). |
| |
L'auteur:
Léonard Joseph Berreville naquit à Bollezeele en 1732. Il s'était fixé à Arnèke en tant que ‘praticien’ c'est-à-dire médecin. Il était ‘compositeur’, ce qui signifie en l'occurrence qu'il était écrivain de la Chambre de Rhétorique d'Arnèke, ‘De liefhebbers en beminders der Redenkunst, schuylende onder de vaste beschermynghe van den gegesselden Zaligmaker’ (Les amateurs et amoureux de l'art du bien dire, placés sous la ferme protection du Sauveur flagellé). On ne connaît de lui que le ‘jeu’ dont nous traitons ici. Nous ignorons le lieu et la date de son décès.Ga naar eindnoot(1)
| |
L'oeuvre:
‘Het spel van zeghen ende mirakelen van den H. Goedewardus’ (Le jeu de la grâce et des miracles de St. Gohard) est la seule oeuvre de Léonard Berreville que nous connaissions, encore est-ce par le plus pur des hasards. René FlahautGa naar eindnoot(2) découvrit le manuscrit original en 1893, à Rubrouck, dans la ferme de Désiré Boudeele. L'ayant copié, il envoya la copie au président du Comité flamand de France de l'époque, A. Bonvarlet, qui la rangea dans ses archives. Plus tard, Edmond Louis Blomme de Teteghem (o 1828), qui a rédigé nombre de monographies paroissiales, notamment celle d'Arnèke, l'y transcrivit. Heureusement, cette monographie a été conservée au presbytère d'Arnèke. Nous remercions vivement Monsieur l'Abbé Bondueaux, curé d'Arnèke, qui
| |
| |
nous a permis de photocopier ce texte. Le manuscrit porte au dos la mention ‘Arnèke, Livre historique, 1889’.Ga naar eindnoot(3).
On lit en dernière page: ‘Gerymt ende geEyndigt op den 25en maerte 1781 door Mre Leonardus Berreville, componist tot Arnicke’. (Rédigé en vers et terminé le 25 mars 1781 par Maître Leonardus Berreville, compositeur à Arnèke). ‘L'avis de monsieur le curé, ce 13 mars 1781, signé Van Kempen, Bailly d'Angest.’
‘Le 15e mars 1781. Vu et approuvé, signé Depecker, curé d'Arnicque.’
‘Vertoont op het schauwburgh tot Arnicke op den 6en 13en en 14en meye 1781.’ (Représenté au théâtre d'Arnèke les 6, 13 et 14 mai 1781)Ga naar eindnoot(4).
| |
Contenu:
Ce jeu n'est pas vraiment une pièce de théâtre mais se compose d'une succession de tableaux. Il comporte cependant trois actes et compte 1086 alexandrins. La Vierge Flamande présente d'abord l'argument. Puis un berger et une bergère (Amaril et Daphné) se lancent dans un chassé-croisé de questions et de réponses sur la vie de Gohard. Les tableaux se succèdent alors, évoquant ses études, son ordination, son arrivée à la cure d'Arnèke en 999, son retour en Allemagne en 1001 en qualité d'évêque d'Hildesheim et d'abbé d'Altach, sa mort et les nombreux miracles qui la précédèrent et la suivirent. Au cours de la représentation, on exécutait quatre chants sur les airs suivants: J'ay perdu mon très cher amant, van den Vynckenier, van Lisbona, et Miserere. Les bergers se produisent encore de ci de là mais, en vue de ménager de plaisantes diversions, le Mêle-tout n'apparaît pas moins de neuf fois pour raconter telle ou telle blague. Parfois on mentionne aussi: ‘Jeu de violon’.
Le jeu comporte 23 personnages, notamment des enfants et des adultes chrétiens et païens, des pèlerins muets, sourds, aveugles et boiteux, des serviteurs et un messager, outre Gohard et l'évêque.
On pourrait caractériser l'oeuvre comme un prêche primitif et moralisant porté à la scène, vibrant de menaces de peines infernales et émaillé d'innombrables miracles. On ne peut qu'être frappé par le fait que le Westhoek n'y apparaît pas le moins du monde intégré à la France. Nous sommes en Flandre, en Flandre occidentale même, voire aux Pays-Bas. Même à Hildesheim, lors du décès de Gohard, on jonche le sol de chaume (paille) en signe de deuil, tout comme en Flandre... Aussi l'auteur ne doute-t-il pas un seul instant que Gohard ait été deux ou trois ans curé d'Arnèke (999-1001 ou 1002)Ga naar eindnoot(5).
| |
La langue:
L. Berreville écrit un néerlandais assez commun qui comporte quelques termes ou tournures empruntés au flamand occidental ou méridional et un nombre remarquable de mots moyen-néerlandais, dont nous nous demandons s'ils n'appartenaient pas déjà à l'époque à la seule langue écrite, (par exemple ende au lieu de en - et). L'influence de Vondel et de Cats se manifeste encore clairement (par exemple hauwen pour houden - tenir). Si la graphie semble bien être celle d'Andries Steven, elle n'est pas toujours employée avec rigueur. Les mots composés ne sont pas écrits d'une seule traite. Du reste Berreville se révèle ne pas être un authentique poète mais un rimailleur assez habile comme les rhétoriqueurs de son temps.
| |
| |
(Traduit du néerlandais par Jacques Fermaut)
|
-
eindnoot(2)
- Auteur van heel wat heiligenvereringen in Fr.-Vlaanderen, (o.m. over Sint-Goewaert in Annales CFF, t. XXII, 1895, pp. 93-140) (+ 4 maart 1905).
-
eindnoot(3)
-
Edmond Louis Blomme (oTetegem, 15-2-1828) vertaalde het eerste boek van de Navolging van Christus in verzen (Livre historique, niet genummerd), in 1890-91 in Armboutskappel. Hij schreef: Ik zogte zoete rust in eenig heylzaem houxken / En rijmde zoo het eerst Navolging Christi bouxken. Hij vertaalde ook een ode aan St.-Goewaert, en een aan het H. Kruis en dichtte een Nederlands welkom voor een feest in Wormhout in 1901 (een klaaglied over de afschaffing van het gebruik van het Vlaams in de scholen, de kerk en de catechismuslessen) (Aantekeningen gekregen van Pastoor Bondueaux van Arnijke).
-
eindnoot(4)
- Dit ‘spel’ is niet het enigste stuk dat de Arnijkse rederijkerskamer, voor zover we weten, opgevoerd heeft. In het vermelde Livre historique staat op pp. 753-764 de kopie van een mysteriespel: De toekomste van den H. Geest over de Apostelen met hunne eerste werken ende mirakelen, tot hunne vervolgynge door geheel de wereld. Als ook de verjagynge der zeven hooft-zonden door de zeven tegenstrijdige Vrugten van den Heyligen Geest. Tot Sint-Omaers. Dominicus Fertel, Vlamschen boeck-drucker, in 't teeken van Sinte Bertinus, in de Dêgen-maekers straete (1750). Het spel werd in 1750 en 1776 opgevoerd, door 80 spelers, o.m. (in 1750) de in Langemark geboren molenmaker Engelbert de Smyter (zie grafsteen aan de kerkmuur van Arnijke).
-
eindnoot(5)
- Over Sint-Goewaert schreef Fulgentius Hellynckx een leven (1741). Zie hierover meer bij A. Lowyck. ‘Fulgentius Hellynckx, Laatste Nederlandstalige predikant in Vlaams-Artezië’. De auteur van ‘Saint Gohard, Vie, miracles, culte’, Rijsel, 1884, zoekt naar gronden voor het pastoorschap in Arnijke
-
eindnoot(1)
-
Annales du Comité flamand de France, t. XXII, page 117, note 5.
-
eindnoot(2)
- Auteur de toute une série de commémorations de saints de Flandre française, notamment de Saint Gohard dans les Annales du Comité flamand de France, t. XXII, 1895, pp. 93-140) (+ 4 mars 1905).
-
eindnoot(3)
-
Edmond Louis Blomme (oTeteghem, 15-02-1828) traduisit en vers, en 1890-91, à Armbouts-Cappel, le livre un de l'Imitation de Jésus-Christ (Livre historique, non numéroté). Il écrivit: Je cherchai un doux repos dans un petit coin salutaire / Et mis ainsi en vers le premier livret de l'Imitation de Jésus-Christ.
Il traduisit également une ode à St Gohard et une à la Sainte Croix et composa un discours de bienvenue en néerlandais pour une fête qui eut lieu à Wormhout en 1901 (une complainte sur la suppression du flamand à l'école, à l'église et dans les leçons de catéchisme) (Notes communiquées par l'Abbé Bondueaux, Curé d'Arnèke).
-
eindnoot(4)
- Pour autant qu'on sache, ce ‘jeu’ n'est pas la seule oeuvre que la chambre de rhétorique d'Arnèke ait représentée. Dans le Livre historique précité, on trouve aux pages 753 à 764 une copie d'un mystère intitulé: ‘De toekomste van den H. Geest over de Apostelen met hunne eerste werken ende mirakelen, tot hunne vervolgynge door geheel de wereld. Als ook de verjagynge der zeven hooft-zonden door de zeven tegenstrijdige Vrugten van den Heyligen Geest’ (la descente du Saint-Esprit sur les Apôtres avec leurs premiers actes et miracles, jusqu'à leur persécution à travers la terre entière. Ainsi que la chasse aux sept péchés capitaux par les sept fruits antagonistes du Saint-Esprit). A Saint-Omer, Dominicus Fertel, imprimeur flamand, à l'enseigne de Saint Bertin, dans la rue des Couteliers (1750). Le jeu fut représenté en 1750 et en 1776 par 80 acteurs, notamment (en 1750) par le charpentier de moulins né à Langemark Engelbert de Smyter (voir sa pierre tombale au mur de l'église d'Arnèke).
-
eindnoot(5)
-
Fulgentius Hellynckx écrivit une vie de Saint Gohard (1741). Pour en savoir plus, consultez A. Lowyck, Fulgentius Hellynckx, Laatste Nederlandstalige predikant in Vlaams-Artesië (Fulgentius Hellynckx, dernier prédicateur néerlandophone de l'Artois flamingant). L'auteur de ‘Saint-Gohard, vie, miracles, culte’ (Lille - 1884) cherche à établir le pastorat à Arnèke.
|