De Franse Nederlanden / Les Pays-Bas Français. Jaargang 1982
(1982)– [tijdschrift] Franse Nederlanden, De / Les Pays-Bas Français– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 209]
| |
Vlaamse preken in de Zuidvlaamse Westhoek.Door toedoen van Jaak Fermaut konden een honderdtal Vlaamse preken, Nederlandse boeken en andere documenten uit de pastorie van Bieren gered worden. Zeker tot onder de laatste oorlog preekten nog heel veel pastoors in de volkstaal, zowel in Halewijn en omgeving als in de Westhoek. Het spreekt vanzelf dat het hier alleen om een beperkte (en toevallige) keuze gaat. Ook de einddatum 1970 is enigszins willekeurig en betekent niet dat er niet meer in het Nederlands gepreekt wordt, al is het dan jammer genoeg in erg beperkte mate. Behalve echte preken heb ik ook een paar kerkdienstenboeken onderzocht omdat daarin ook preekaanlopen voorkomen. Ook de inhoud, die zoals bekend vooral moraliserend is, zou het onderwerp van een boeiende studie kunnen zijn, en laat zeker de edele persoonlijkheid van de auteurs aan het licht komen. Ook de frequentie van de Nederlandse preken in verhouding tot de Franse, zou uit bepaalde bewaarde documenten kunnen blijken. | |
De auteurs.Het oudste bijzonder keurig geschreven stel preken komt vermoedelijk van een Kasselse deken, omdat hij het heeft over ‘onzen stad van Cassel’ (zie lexicon s.v. ‘van’). Wel zijn de preken gedateerd, o.m. 1884, en een ervan spreekt van de H. Rochus die Kassel van de pest gered heeft in 1625. Daarom hebben we die onbekende predikant vermeld onder het symbool Kas. (voor Kassel). Een ander onbekende is hoogstwaarschijnlijk van Halewijn, begin 1900, want een paar preekfragmenten staan op een gedrukt formulier met ‘patronage Saint Louis, Halluin, le ... 190..’. Daarom hebben we hem aangeduid met O.H., d.i. Onbekend Halewijn. Hij spelt de Vries-te Winkel, heeft veel last met z'n schrijftaal en gebruikt een zuidelijk Westvlaams. Louis Verbèque (1858-1930), priester gewijd in 1884, was Bellenaar. Hij was kapelaan in Kassel (1884-1888) en in Torkwin (1888-1895), pastoor in Wilder (1895-1902), deken van Wormhout (1905-1923) en rustend priester in Frelinghien tot aan z'n dood in 1930. Hij heeft veel preken nagelaten en | |
[pagina 210]
| |
Jeroom Verdonck (1894-1974).
Een uitgeschreven preek in het Vlaamse dialect.
| |
[pagina 211]
| |
o.m. ook in Ledringem, Zermezele of Boeschepe gepreekt. Onder z'n beschreven papier vinden we Nederlandse formulieren voor Vlaamse gezinnen (in Torkwin?). Jules Andouche (1887-1948) werd priester in 1911 en meteen leraar in Hazebroek tot 1929. Hij was vervolgens tot 1934 aalmoezenier in Zuidkote van het sanatorium en werd toen pastoor van Moerekerke (De Moeren) tot 1938. Uit die tijd dateren z'n aantekeningen, en z'n regisseren van Vlaams toneel. In 1936 laat hij klokken gieten met o.m. een Vlaams opschrift. Later wordt hij nog pastoor in Rozendaal (‘Rosendaal Maria's daal’ stond er op bepaalde parochieformulieren) en deken van Sint-Winoksbergen. Hij werd in z'n geboortedorp Berten begraven en kreeg op z'n graf Gezelles leuze: Wees Vlaming dien God Vlaming schiep. Emiel Delanghe (1851-1931). Deze Zuidpenenaar werd priester in 1875, kapelaan in Belle tot 1886, pastoor in Spijker tot 1898 en in Volkerinkhove tot 1903. Tot 1929 bleef hij pastoor in Gijvelde, hij stierf er in 1931. Hij gaf een Bulletin français-flamand uit van 17 maart 1912 tot oktober 1914 met Vlaamse epistel- en evangelievertalingen. In 1925 zorgde hij voor de kleine Vlaamse catechismus voor het bisdom Rijsel (3.000 ex. waarvan er in één jaar 700 verkocht waren). In 1932 kwam dan de grote Vlaams-Franse catechismus nog uit. Lucien Boddaert (1897-1963) van Morbeke, priester in 1924, kapelaan in Rijsel vanaf 1929, pastoor in Ledringem van 1945 tot 1963. Leon Schapman (1890-1962) van Soks, werd priester in 1916, vanaf 1917 leraar aan het O.L. Vr.-ter-Duinencollege, Duinkerke, kapelaan in Halewijn vanaf 1929, en pastoor in Moerekerke van 1938 tot 1945. Jerome Verdonck (1894-1974), rasechte Boeschepenaar, die priester werd in 1922, kapelaan in Fives bij Rijsel voor de Vlamingen aldaar tot 1925; hij werd de grote Vlaamse missionaris in het bisdom tot 1939, pastoor in Oostkappel tot 1951 en deken in Steenvoorde tot 1963. Ook als rustend deken in Boeschepe preekte hij jaren lang in Ekelsbeke op de cultuurdag. Hij schreef een keurig Nederlands. In 1933 preekte hij een Vlaamse missie in Halewijn. Als deken van Steenvoorde preekte hij vooral in het Vlaams op de wijk Rieveld. Z'n laatste preek is van 1970. | |
Taal.Het gebruikte Nederlands is sterk vermengd met Zuidvlaams of westelijk Westvlaams, behalve dat van de onbekende uit Halewijn dat zuidelijk Westvlaamse trekken vertoont. L. Schapman staat het dichtst bij de streektaal (hij schrijft vaak zoals hij spreekt) en gebruikt ook de meeste Zuidvlaamse gallicismes, zoals combattanten, consecratie (voor toewijding), pélérinage, maar soms vormt hij zelf purismes zoals oorloggevanger (krijgsgevangene). Verdonck staat het dichtst bij het ABN, maar gebruikt toch graag streektaal. Zoals in de vroegere lexicons hebben we nu weer heel wat Middelnederlands mogen ontdekken onder de Zuidvlaamse woorden. Inzake spelling schrijven alleen de Kasselse priester, Verbèque en Delanghe vrij consequent de oude (Desroches)-spelling. Schapman en Andouche spellen gemengd, en de Halewijnse priester heeft blijkbaar De Vries-te Winkel geleerd, maar doet het erg onhandig. Alleen Verdonck kent z'n De Vries-te Winkel-spelling uitstekend. | |
[pagina 212]
| |
Het tweetalige Bulletin Français-Flamand uit het bisdom Kamerijk, 1913.
De Groote Vlaamsche Missie in 1933.
| |
[pagina 213]
| |
Opmerkingen:Opm. 1: In het Zuidvlaams is er geen inversie. Opm. 2: In het Zuidvlaams kan de niet-werkwoordelijke rest bij werkwoorden van beweging enz. wel naar de uitloop. Opm. 3: Het weglaten van de h die in het Wvl. niet uitgesproken wordt, of omgekeerd. Opm. 4: Zvl. en westel. Wvl. hebben verschillende volt. deelwoorden zonder voorvoegsel ge-. Opm. 5: Het hulpwerkwoord beginnen krijgt in het Zvl. nooit ‘te’ voor de onb. wijs. Tot slot wijs ik erop dat de kerkdienstboeken vanzelfsprekend heel wat persoonsnamen en toponiemen bevatten, en dat sommige preken geschreven zijn op oude rouwbrieven, aankondigingen in het Nederlands en het Frans voor een Vlaamse missie in Halewijn (1933) (zie illustratie), en op formulieren van het Werk der Vlamingen in Frankrijk waarschijnlijk, met als opschrift: ‘Zendelingschap in de Vlaemsche huisgezinnen door de Vlaemsche genootschappen van den H. Vincentius a Paulo’. Verder preekschema's, zoals al vermeld, met de verhouding tussen de Vlaamse en Franse preken tijdens een missie, evenals door kinderen overgeschreven Vlaamse Doopbeloften... | |
LexiconAfkortingen:Kas.: Kasselse priester 1880-1890. V.: Verbèque, het getal dat volgt is het jaar na 1900. OH: onbekende priester uit Halewijn, begin 1900. And.: Andouche, als pastoor in Moerekerke: 1934-1938. Schap.: Schapman, als pastoor in Moerekerke: 1938-1945. Bod.: Boddaert, als pastoor in Ledringem: 1945-1963. Del.: Delanghe, pastoor in Gijvelde: 1903-1929. Verd.: Verdonck, volksmissionaris en pastoor: 1925-1963. (Laatste Vlaamse preek in Ekelsbeke 1970). Mnl.: Middelnederlands (Verdam). Wvl.: Westvlaams. westel. Wvl.: Westelijk Westvlaams. Zvl.: Zuidvlaams, de huidige spreektaal van de westhoek in Frankrijk. DB: De Bo (Westvlaamsch Idioticon). Loq.: Gezelles Loquela. uitspraaksp.: uitspraakspelling. spr.: spreek uit. Gal.: Gallicisme. Opm.: verwijst naar de opmerkingen hiervoor. Zerm.: gebruikelijk in Zermezele (Elisabeth Rousseau). Boes.: gebruikelijk in Boeschepe (Hélène Verdonck). | |
[pagina 214]
| |
A- aan: aan wie anders zullen wij gaan, OH, ‘naar’, Zvl. (Gal.?). - aander: dat er inderdaad aandere weerden waren, Verd., ‘ander’, uitspraaksp. - aaschen: uitdeeling van aaschen, And., ‘asse’, uitspraaksp. - aelmoesse: door hun menigvuldige aelmoessen, Kas., ‘aalmoes’, DB. - aeschen kruis: en de priester heeft u met een aeschen kruis geteekt op u voorhoofd, V2O, ‘assekruisje’, uitspraaksp. - achter: achter de schoole, And., ‘na’, Wvl. - achter dat: achter dat hij ..., OH, ‘nadat’, Wvl. - achternaars: achternaars de kinderen zallen een gezang zeggen Schap., ‘nadien’, westel. Wvl., opm. 1. - achternaer: korte tijd achternaer, V27, ‘erna’, Wvl., DB. - achternoen: allemaal present t'achternoen, Verd., Wvl., DB. - aen: alles om de kinderen wel te bereiden aen hun eerste communie, V2O, ‘op’, Gal.; den zondag, zend ze aen de mis, V2O, ‘naar’, Zvl.; woensdagavond aen t'lof op 6 1/2, V18, ‘in’, Zvl. - aenmoedigen: onze moeder de H. kerk aenmoedigt haer kinderen, V2O, ‘moedigt... aan’. - aenveeren: ik vraeg aen het Kind Jesus u goede voornemens te willen aenveeren, V11, ‘aanvaarden’, uitspraaksp. - aerbeid: die armoede en dien aerbeid, V1O, ‘arbeid’, Wvl., uitspraaksp. - aerbeyden: wij hebben den ganschen nacht geaerbeyd, Del., Wvl., uitspraaksp. - Aetrecht: de schoone cathedralen van Mechlene, Leuven, Ypres, Aetrecht, V15, ‘Atrecht’, alledaags Zvl. - afgrijzig: 't hed afgrijzig veel volk aweest, Verd., ‘ontzettend’, Zvl. - afjonstig: ziet hoe dat de gierigaert afjonstig is, V27, ‘afgunstig’, Wvl., DB. - afkappen: alle fruytboom die goed vrucht niet en geeft zal afgekapt zijn, V27, ‘vellen, omhakken’. - afstand: afstand van vleesch, Schap., ‘vleesderving’, Zvl. - al: al dandere kant van Cassel-berg, V27, ‘aan’, Wvl. - algelijk: maar 'k gaan mijn volste macht gebruiken en algelijk zeggen..., Verd., ‘toch’, Wvl., DB. - alitje: om alitje te rusten, V27, ‘wat’, spr. e lietje, Zvl. - alleenlijks: het geloof bestaet niet alleenlijks in waerheden, V27, ‘alleen’, Zvl. - alleynskens: alleynskens te gaere de kinderen en lezen niet meer, V16, ‘allengskens’, uitspraaksp., Opm. 1 (lezen = bidden). - almoes: die een almoes gegeven hebben, V28, ‘aalmoes’. - als: en als zij een keer zin op dien weg, V27, ‘als ... een keer’, ABN, Opm. 2. - al te gader: gij zijt zuiver maar niet al te gader, Del., ‘allemaal’, spr. allegare, westel. Wvl. - amuseeren: ik heb mij amuseert, V27, ‘geamuseerd’, Opm. 4. - arme menschen bloed zuiper: die misschien jaren lang niets anders waren dan arme menschen bloed zuipers, Verd., ‘uitbuiter’, (bloedzuiper staat in DB). - arschbisschop: Sonnois, arschbisschop van Cameryck, Schap., ‘aartsbisschop’, uitspraaksp. | |
[pagina 215]
| |
- attaqueeren: alle die groote schoone zaken zin attaqueert, V15, ‘gebombardeerd’, (hier), Opm. 4. | |
B- bedevaert: communie, processie en bedevaerts, V33, ‘bedevaarten’, Zvl. meervoud. - bedriegerij: vrij van alle bedriegerij, V10, ‘bedrog’. - bedrieven: en zij bedrieven de zonde, V27, ‘bedrijven’, Wvl., uitspraaksp. - begriepen: hij ziet en begriep de waerheid niet, V27, ‘begrijpt’, Wvl., uitspraaksp. (eind-t wordt ook niet gehoord). - begunnen: den dezen begunde ze ondervragen, V27, ‘begon’, Zvl. ovt., Opm. 5. - bejarig: en hoeveel bejarige menschen, Verd., ‘oudere’, Zvl. - bemoeidheid: dat wij te veel bezigheden en bemoeidheid hebben, Verd., ‘bemoeienissen’. - benauwdelijk: ... die nochtans zoo benauwdelijk is, Kas., ‘beangstigend’, Wvl., benauwelijk, DB. - benin: benin d'erste communie, Schap., ‘beneden’, uitspraaksp. - beschik: mijn beschik is van u een keer kort en klaar onder oogen te stellen..., Verd., ‘plan’, Zerm. - beschikken: ze beschikke van hen te doodigen, Verd., ‘besluiten’, Zvl. - bestaen: die bestogen hier nog over 30 jaer, V11, ‘bestonden’, westel. Wvl., (veelal: bestoegen). - beteken: ... die zijn riekdom beteekt, OH, ‘betekenen’, Zvl. - beuze: steekt uw handen in u beuze, V27, ‘zak’, westelijk Wvl. - bevichten: dat de legers op het punt waeren zich te bevichten, Kas., ‘tegen mekaar strijden’, Wvl., + Gal. - beweenlijk: met eene beweenlijke stemme, V5, ‘droevig’, (Zerm., nog gehoord). - bezien: wee aen degene die zouden bezien om ze af te nemen, V10, ‘proberen’, Zvl. - bezonder: ik moet u bezondere wenschen doen, V33, ‘bijzonder’, uitspraaksp. - biechten: ik heb ze gebiecht, V27, ‘d'r biecht horen’, Zvl. - bij: bij een maend, V33, ‘over’, westel. Wvl., DB. - bijbrengen: wat zal het nieuwe jaer bijbrengen, V15, ‘met zich meebrengen’, Wvl. - bijnaer: mijn dogter is bijnaer dood, Del., ‘bijna’, Wvl. - bijtoerings: gij gaat gijder daar bijtoerings komen, Verd., ‘om beurten’, Zvl., Boes. - bitche: gij ziet daer zelfs niet het minste bitche van groenigheid, V27, ‘beetje’, (spr. ch als sj uit). - blijven: dat er geen acher en bleven en zijn, Verd., spr. ‘ebbleven’, ‘gebleven’, westel. Wvl. - bluiven: dat zij enigste minuten in de kerk zouden willen bluiven, Schap., ‘blijven’, hypercor. voor bluven. - boomvelder: lijk die boomvelder, Verd., ‘houthakker’, Wvl., DB. - bottigheid: wij maakten ons schuldig aan een zekere bottigheid, Verd., ‘onbeleefdheid’, Wvl., DB. | |
[pagina 216]
| |
- boven: hij ligt boven aerde, V27, ABN (Wvl. = over eerde). - brannen: de stokken hielden op van te brannen, V33, ‘branden’, uitspraaksp. - breden: zij breedden over die (wegen) hunne mantels, Del., ‘openspreiden’, Wvl., DB, Zerm. - brieftje: e n brieftje papier, Verd., ‘stukje’, Wvl. - brokke: uwe reputatie bij brokken trekken, Verd., ‘kapot’. - buiten ordinaire: ... is een jaar geweest buiten ordinaire, Verd., Wvl. - busse: uit de busse, Bod., ‘offerblok’, Zvl. | |
C- canon: de macht van de canons, V27, ‘kanonnen’, Wvl. meerv. - canoning: canoning Beun, deken van Hondschoote, Schap., ‘kanunnik’, Zvl. - combattant: de oude combattanten, Schap., ‘oud-strijder’, Zvl., Gal. - consecratie: ik zal de consecratie doen van al onze soldaten, Schap., ‘toewijding’, Gal. - continuatie: continuatie van de negen dagen, Schap., ‘voortzetting’, alledaags Zvl., Gal. - contrarie: contrarie, hoe meer dat de menschen geleerd zijn, hoe noodiger dat is, Verd., ‘integendeel’, Wvl. - convultien: bezonderlijk aanroopen tegen de convultien, And., ‘stuipen’, Wvl. | |
D- daar: daar de docteurs en d'apothekers, t'zijn kostelike gasten, V27, ‘want’, (meestal ‘deur’), Zvl. - daernaer: komt daernaer uwe offerande opdragen, Del., ‘daarna’, Wvl. - defendeeren: t'is te zeggen, van ze te defendeeren, V26, ‘verdedigen’, Wvl. - derweers: van t'derweers, Verd., ‘overdwars’, Zvl. - dichtbij: twee is al dichtbij te veel, Verd., ‘bijna’. - die en dat: hetgene die maekt, V10, degene dat hij gehoopt had, OH, ‘dat’ en ‘die’, Wvl., betr. vn. is ‘die’ als onderwerp en ‘dat’ als niet-onderwerp. - deuren: de schoonheid en deurt niet, V27, ‘blijven duren’, Zerm., Zvl. - dienen: zij moet zich dienen van hunne positie, V10, ‘zich bedienen van’, Zvl., (Gal.?), Zerm. - diender: van dewelcke ik ben hier den diender, V11, ‘bedienaar’. - dispentie: met eene bezondere dispentie van zijne heiligheid den Paus, V25, ‘dispensatie’. - doen: ik noodigen al te gaere om u biddag te doen, V11, ‘te communie gaan ter gelegenheid van biddag’, Zvl. - donckerlauden: te 7 uur donckerlauden, Schap., ‘lauden op Witte Donderdag’, Zvl. - donderslagt: gelijk een donderslagt, V6, ‘donderslag’. - doodigen: die de Zoon Gods gedoodigd hebben, Verd., ‘doden’, Zvl. - doodlessen, doodlissen: de doodlessen 't dags dervoor, Schap., ‘officie voor de overleden daags voor de begrafenis’, Zvl. - dooglissen: de dooglissen zullen gezongen worden maandagavond, Schap., id. - doogetijden: gezang der doogetijden, And., id. (lees dood-getijden). | |
[pagina 217]
| |
- droomerachtig: vroeger zoo geestig en nu zoo droomerachtig, Verd., ‘neerslachtig’, ‘droefgeestig’. - droppel: k'en hooren zeggen dat nu een droppel 12... franken kost, And., ‘borrel’, Zvl. (Wvl. meestal druppel), Opm. 3. - duyken: zij duyken hun, V27, ‘zich verbergen’, Wvl. - Dütschland: oorlogsgevangers en werkers in Dütschland, Schap., ‘Duitsland’, spellinguitspr., Duutsjland. - duwen: somtijds gaan wij een Vlaamsch woord daar door duwen, Verd., ‘tussendoor voegen’. - dweers door: dat wij hier te doen hebben met dweers door christelijke menschen, Verd., ‘door en door’, Wvl. DB. | |
E- eende: t'eende de kerke, Verd., ‘eind’, ‘achter in’, Wvl. - eenigste: bij eenigste uren, V6, ‘enige’, Wvl. - eenigte: t'waren eenigte menschen in de leste processie, Schap., ‘enige’, Wvl. - eentwad: wij moeten eentwad meer doen, Schap., ‘wat’, Wvl. - eentwien: zonder dat eentwien tegensprak, Verd., ‘iemand’, Wvl. - eervader: eervader Alidor Verhille ov., And., ‘vader van een priester’ (lees: heervader, Opm. 3), Zvl. - egen vinden: niettegenstaende de moeyelijkheden die wij egen vinden, V10, ‘tegenkomen’, Zvl. - Egyptiaansch: Egyptiaansche koopmannen, Verd., ‘Egyptische’, Gal.? - eld: onder hun, er zinder die zin van een groot eld, V10, ‘leeftijd’; Jezus ging voort in elde en gratie, Del., ‘jaren’, Zvl. - en: hij zond ze twee en twee, Del., ‘aan’, Wvl. - ends tends: hun leven is van ends tends... Verd., ‘helemaal’, ‘van het begin tot het eind’, Wvl. - enkel: gij weet dat de enkele sous geen weerde meer hebben, Schap., munt van één sou (5 cent.), t.o. dobbele sou (2 sous), Wvl. - eten: en zij haete daervan, V27, ‘aten’, Opm. 3, en nauweliks hadden zij daervan eten, V27, ‘gegeten’, Zvl., Opm. 4. - eynselen: nooit eynselen voor de vijand, V15; de Ingelsche soldaeten hadden moeten eynselen voor de Deutschen, V27, ‘wijken’, Zvl. (eigenlijk eerzelen). - ezelsjong: een gebonden ezelinne en haer ezelsjong, Del., ‘ezelsveulen’, Zvl. | |
F- familie: aen de vaders en de moeders van familie, V10, ‘huisvader, - moeder’, Gal. - faut: bij faut van medewerking, Verd., ‘gemis aan’, Zvl. - flaemsch: ik zal prediken in t'fransch aen de mis en in t'flaemsch aen het lof, V29, ‘Vlaams’, uitspraaksp. - fleien: den dezen begunde fleien, V33, ‘vleien’, uitspraaksp., Opm. 5. - fluytspeelder: ziende de treur fluytspeelders, Del., ‘fluitspeler’, Wvl. - fraai: fraai dikwils, Verd., ‘vrij’, westel. Wvl. - frank: dat zij frank en rechtzinnig moeten zin, V2,. ‘openhartig’, Wvl., DB (hier toch ongunstig). | |
[pagina 218]
| |
- franschman: dat de franschmans moeten overeen komen te gaeren, V21, ‘Fransen’, Zvl., meerv. - fresch: hij zag de fresche en jeugdige jongedogter, V27, ‘fris’, spr. frisj. - frontieren: op de 2 zijde van de frontieren van Frankrijk de canons staen greeit om te schieten, V6, ‘grenzen’, Wvl., Gal. (greeit = gereed). | |
G- gaan: de tijd van 't jaar waar de menschen in hun eigen zelven gaan, Verd., ‘tot inkeer komen’. - gaanstok: de distancie meten met hun gaanstok, Verd., ‘wandelstok’, Wvl. - gaan: en dezen beschaemd gongen weg, V5, ‘gingen’, Wvl. - gaderen: de jong'dochters gaderen na de hoogmis, Schap., ‘congregatie hebben’. - garetje: een papiertje door een garetje steken, verd., ‘gleufje’, Wvl. - gedurende: feestdag van de gedurende aanbidding, Bod., ‘eeuwigdurende’, Zvl. (Wvl. ‘gedurige’). - gehuchte: op dit gehuchte, Verd., ‘gehucht’, Wvl. - gelik of: gelik of het waere om de laetste keer dat gij zoude te biechten gaen, V14, ‘alsof’, Wvl., spr. geliek of. - gelijkerwijs: gelijkerwijs het onkruid uitgewied is, Del., ‘evenals’, Zvl., Mnl. - gemeyn: dat de kinderen, in t'gemeyn, niet wel op en letten, V2, ‘in 't algemeen’, Zvl. Zerm.; bid in 't gemeyn, V10, ‘gezamenlijk’. - geneesmeester: de gezonde en hebben geen geneesmeester noodig, Del., ‘geneesheer’, Zvl., schrijftaal? - gepeis: verre van mij zulcke gepeis, V10, ‘gedachte’, Zvl. en Mnl. - geven: hij braek de brooden en gaef ze, Del., ‘gaf’, Zvl., uitspraaksp. - gewarig: de moeder hadde het niet gewarig geweest, V27, ‘gewaar’, Zvl. en Mnl. - gewoonig: die gewoonig zin van te leven in doodzonde, V27, ‘gewend’, Zvl., DB. - gewijdwaterpot: boven ieder gewijdwaterpot zijnd'er bussen, Schap., ‘wijwatervat’, hypercorrecte vorm? - gezang en klank: wat zal bestaan voor uw kinderen van gezang en klank te zijn, V10, ‘plezier te maken’? - gezontigheid: wij wenschen... de genezing en de gezontigheid, V17, ‘gezondheid’, Zvl. - goordijn: een kleine goordijn ervoor, V14, ‘gordijn’, uitspraaksp., (soms ook: voordijne). - gram: alswanneer dat ik gram ben, V14, ‘boos’, Zvl., Mnl. - groeiste: ... zoo ook geen groeiste onder dat minimum, Verd., ‘wasdom’, westel. Wvl., DB. - groep: alle die deel maken van de groeps, And., Zvl., meerv. - grondsteen: het huwelijk is de grondsteen waarop dat de familie gebouwd is, Verd., ‘grondslag’. | |
H- haert: een mensch zonder haert, V27, ‘hart’, Zvl., uitspraaksp. - haankamp: haankamp? Neen, paterkamp, Verd., ‘hanenkamp’. | |
[pagina 219]
| |
- hauw: een klok zonder klepel, zonder hauw en zal nooit konnen luyden, V27, ‘klepel’, Zvl.? - hebben: hebt gij het ongeluk had..., V27, ‘gehad’, westel. Wvl., vd., Opm. 4. - Heer vader: Heer vader Saelen, overl. te Stapel, And., ‘vader van een priester’, Zvl. - heffen: dat de rekening heffen gedaen geweest hebben, V14, ‘vereffend’, Opm. 3. - heiliglik: ik moet heiliglijk leven, V25, ‘heilig’. - herstelling: act van herstelling, And., ‘eerherstel’. - heuzelen: die nie wel en kan moet toch mee heuzelen, Verd., ‘neuriën’, Zvl., ook westel. Wvl., niet in DB of Loq. - hogsal: biegtstoel, t'hogsal, prekstoel, Schap., ‘doksaal’, volksetymologie volgens DB. - hoofdag: hoofdag van Paschen, And., ‘hoogfeest’. - hoogverdigheid: een zonde van hoogverdigheid, V27, ‘hovaardigheid’, hypercorrecte sp. - hooren: hewel, die klaps zijn hoord, Verd., ‘gehoord’, westel. Wvl.? Opm. 4. - houden: zijn missie houden dat wil zeggen lijk zijn Paschen houden, Verd., de christelijke menschen houden hun biddag, Verd., ‘te biecht en te communie gaan n.a.v. missie of biddag’, Zvl. - houw: en kappen met de houw, V27, ABN. - houwelijk: messe van houwelijk, Bod., ‘huwelijk’, Mnl. - hun: op den dag dat zij hunnen doen inschrijven, Kas.; menschen die hun pligtig maken, V27, ‘zich’, Wvl. | |
I- ia: ia beschermt u kinderen, V10, ‘ja’, eigen oude sp. - ieverachtig: ieverachtig zijn in den dienst van God, Kas., ‘ijverig’, Zvl., Zerm. - in: en ist dat zij in d'oorlog moeten gaen, V15, ‘naar’, Zvl.; al degeene die gaen in de kerke, V6, ‘naar’, Opm. 2. - Ingelsch: de Ingelsche soldaeten, V27, ‘Engels’, Wvl., spr. lengelsche. - installen: J.C. heeft het gebed ingestalt, OH, ‘maken’, (letterlijk: instellen, uitspraaksp.). - intijds: d'heilige kerke zal hem geven intijds de gratie..., OH, ‘tijdig’, Zvl. - intrekken: om slechte wegen in te trekken, Verd., ‘inslaan’. - ist: daerom ist dat ik moet..., V16, ‘is het’, uitspraaksp. - is 't dat: is 't dat gij daar niet en kunt zijn van 't begin af, Verd., ‘als’, ‘in geval dat’, Wvl. voegw. | |
J- Jérémie: den propheet Jérémie, V12, ‘Jeremia’, Frans. - jhulder: k'zou jhulder geerne kort en klaar uitleggen, Verd., ‘jullie’, Wvl., vreemde spelling. - jok: 't waar jok, Verd., ‘juk’, Zvl., Mnl. - jonkeer: deze jonkeer gaat niet naar de messe, OH, ‘jonge heer’. - jubilei: den aflaat der jubilei, Verd., ‘jubileum’, Zvl. uitspraaksp. (spr. zjubilei). | |
[pagina 220]
| |
- jugieren: God die ons zal jugieren, Verd., ‘oordelen’, Zvl. (spr. zjuzjieren). - justement: het schilt justement zoo stif niet, V26, ‘precies’, Zvl., Gal., (spr. zjuustement). | |
K- Kaesterhof: de par. van t'Kaesterhof en Gitimstraët, And., ‘wijk in Moerekerke ofte De Moeren’. - kalfateraar: christen van de grove soort, bricoleur, kalfateraar, Verd., ‘knoeier’. - kant: we gaen te kant, V6, ‘opzij’, Zvl., Zerm. - karrewagen: van den dien zelve die den karrewagen uitgevonden heeft, Verd., ‘kruiwagen’, Zvl. - kasteel: de huizen, de kasteels, de gebouwen, V27, Zvl. meerv. - kawytelen: maar ook kindjes die in de wiege kawytelen, Verd., ‘wippen’, Zvl., (Zerm. ‘kavuttelen’). - Keirselaer: Hontschoote straet en Keirselaer, Schap., ‘wijk in Moerekerke’. - kerkpenning: voor de kerkpenning (denier du culte), And., mooi purisme voor ‘bijdrage voor de eredienst’. - keur: aan zijn twaalf apostels laat Jesus geen andere keur of te gelooven of hem te verlaten, OH, ‘keuze’, Wvl. - kieks: kieks, hennen, kuns, zwins, Schap., ‘kippen’, westel. Wvl. - kindsche: mijn kindsche, V27, ‘kindje’, eigen uitspraaksp. - klaerlik: alswanneer wij onze zonden niet klaerlik genoeg uitleggen, V27, ‘duidelijk’, Zvl. - klap: slechte klappen, Verd., ‘praat’, hypercor. v. klaps. - klapernij: die onzuiver klapernij, Verd., ‘praat’, Zvl. - klaps: om geene slechte klaps te spreken, OH, ‘praat’, Wvl. - klarig: op een klarige wijze, V27, ‘duidelijk’, Wvl. - klawieren: wij moeten aerbeiden, zweeten en klawieren, V27, ‘zwoegen’, Wvl., DB. - kleed: schoone kleeds, V27, ‘kostuums’, Zvl. - klinken: ze komen klinken aan zijn deur, Verd., ‘bellen’, Zvl. - kloppen: uyt vreeze dat gij uwen voet bij ongeluk tegen een steen zoude kloppen, Del., ‘stoten’, Zvl., Zerm. - knarzeling: daer zal gekerm zijn en knarzelingen der tanden, Del., ‘geknars’, Zvl., DB kent knarzelen. - knegtenjongen: 35 knegtenjongens, V10, ‘jongen’, Wvl. - komen: bezonderlijk wanneer zij grooter komen, V27, ‘worden’, westel. Wvl. - konnen: niemand zal het konnen zeggen, V12, ‘kunnen’. - koral: aen den eersten grooten koral, Kas., ‘kraal’ (van een rozenkrans). - kost dat kost: om alle zondagen kost dat kost misse te hooren, Verd., ‘kost wat kost’. - kraanhalzen: 't zijn er die door de wereld loopen en kraanhalzen, Verd., ‘al pochend’, kroonhalzen bij DB. - krank: de train met de kranken, Schap., ‘zieken’, Zvl., Mnl. - kranken: d'anderen kranken in hun geloof, V6, ‘verzwakken’; laat u nog kranken nog overwinnen, V6, id., Zvl., Zerm. - krankelbaer: menschen die hierover krankelbaer zin, V5, ‘kwetsbaar’, ‘zwak’, Zvl., Zerm. | |
[pagina 221]
| |
- krankheid: d'oorzaek van veel krankheden, V10, ‘ziekte’. - krieschen: ik heb noodig van te krieschen, V27, ‘huilen’, westel. Wvl., uitspraaksp. - kruid: al het kruid der aerde: V27, ‘alle gewassen’, Zvl.? - Kr. Br.: vergadering van de Kr. Br., Bod., ‘Kruys Broeders’, (een nog bestaande godsdienstige vereniging in Ledringhem). - kruische: zou gij niet willen een kruische geven aen mijn kindsche, V27, ‘kruisje’, Wvl., uitspraaksp. - kunnen: een 2e biegtvader die geen Vlaemsch en kan, And., ‘kennen’, Wvl.; de zieken kunden zich vertroosten, ‘konden’, Zvl.; Halewijnsch Vlaamsch om de goede reden dat wij geen ander en kunnen, Verd., ‘kennen’, Zvl. - kwaelk: er zin veel kinderen die ongelukkelik kwaelk uitkeren, V33, ‘slecht’, Zvl. - kwankelbaer: deze is nog meer of min kwankelbaer, V10, ‘wankelbaar’, Zvl.? | |
L- lam: wij zijn lam gevrocht als het avond is, Verd., ‘moe’. - land: die diepe wortels hebben in t'land, V26, ‘grond’, Zvl. - landsparochie: de menschen die woonen in een landsparochie, V27, ‘plattelandsdorp’, Zvl. - langde: twee reken van de langde, Verd., ‘in de lengte’, Wvl., (niet in DB), Mnl. (langede). - langs: van langs te dieper, verd., ‘hoe langer hoe dieper’, Zvl., (in DB s.v. ‘lang’). - leen: wij zullen ze leen in processie tot de kerke, V8, ‘leiden’, ‘afhalen’, Wvl., uitspraaksp. - leggen: het kindje leggende in een kribbe, Del., ‘liggen’, westel. Wvl. - leugenen: dat er geen van u en zal leugenen, Verd., ‘loochenen’, Zvl., (Loq. kent leugeren). - levaer: al die onkuischaers, die levaers, die erop los leven, V26,. ‘losbandige’, Zvl. - liberschool: schaal v. de liberschoolen, Bod., ‘vrije school’, ‘bijzonder onderwijs’, Zvl., Gal. - lichtbeeld: dit lichtbeeld van 50 centimen, OH, ‘foto’. - liester: zingen lijk liesters, Verd., ‘lijster’, lange i. - lijke: een lijke daarnaar, OH, ‘poosje’, zuidel. Wvl., spr. lieke. - litje: d'eene al litje vroeger, d'andere al litje laeter, V27, ‘een beetje’, spr. e lietje, Zvl. - lot: om lots te maken, Schap., ‘loten’, Zvl., meervoud. - luiden: alswanneer de klokken gisteren geloden hebben, Verd., ‘geluid’, Zvl., vd. - luisvoetje: groote letters die luisvoetje in uwe oogen springen, Verd., ‘tersluiks’, (lusj betekent eigenlijk ‘scheel’, ‘scheef’), Zvl. Zerm.; ‘lusjvoetje gaan’ = ‘met naar binnen gerichte voeten lopen’. | |
M- maandgetijde: maandgetijde voor Plateel, Bod., ‘maandelijkse mis’, (vgl. jaargetij), Zvl. | |
[pagina 222]
| |
- maertelarisse: maertelarissen en zuiver maegden, V26, ‘martelares’, Zvl., uitspraaksp. - maniere: in al zulke zaken men moet maniere hebben, OH, ‘weten hoe het moet’, Zvl., Opm. 1. - manquieren: van nooit de misse te manquieren, Verd., ‘verzuimen’, Zvl. - matsenaer: matsenaers, smets, t'vermaking van t'kruisweg, Schap., ‘metselaar’, Zvl., (ook Brugs). - meepaerten: gij kunt meepaerten per busse, verd., ‘deelnemen’ b.v. in de kosten, Zvl. - middelnacht: ten 6 u. hooge midelnachtmisse, Bod., ‘middernacht’, (ook hoogmis), ‘middel’ is Wvl. v. midden. - mieren: gij krijgt daar gemakkelijk de krempe of de mieren, Verd., ‘krieuwelingen’; DB kent het ww mieren = krieuwelen. - mische: (soms mesche): Georges Lehouck... geschooten met ze kleine mische, Schap., ‘meisje’, uitspraaksp. - misselijk: vroeger zoo gemakkelijk en nu zoo misselijk, Verd., ‘opvliegend’, Zvl. - missionaer: voor de missionaers van Africa, Schap., ‘missionaris’, Zvl.? - mobiliseren: al degenen die mobiliseert zijn, Schap., ‘gemobiliseerd’, Opm. 4. - moen: ik moen ze ingeven, And., ‘moeten’, westel. Wvl. - moeze: dan hangt en sleept de draad in stof en moeze, Verd., ‘slijk’, Zvl. - monturing: dat wij alle soorten van getuig monturing mee hebben, Verd., ‘gerei’, Wvl. (niet in DB of Loq.). - moorderij: haet en nid, ... gevecht en moorderij, V27, ‘moordpartijen’, Zvl. (typisch met -ie-uitgang). - multje: hoeveel stofjes en multjes? Verd., stofje, Zvl. - muul: stof en muul, Verd., ‘stof’, Zvl. (meestal mul). | |
N- na: processie na t'kerkhof, And., ‘naar’, Wvl. - naamen: wij naamen dat prut in zakjes, Verd., ‘noemen’, DB. - naer: naer veertig dagen ... gevast te hebben, Del., ‘na’. - nauwer in: die nauwer in gelooven, V26, ‘nergens in’, westel. Wvl. - neen je zeker?: neen je zeker?, Verd., ‘je zult wel...’, Wvl., spr. neeje... - negendagen: feestdag van H. Apollonia en begin van haer negendagen, Bod., ‘novene’, Zvl. - nemen: God zal medelijden met ons nemen, V15, ‘hebben’, Gal. - niettemin: zij zullen niettemin zeker zijn..., V25, ‘niettemin’, Zvl. omgangstaal. - nijdig: d'oog van een nijdig mensch is vol boosheid, V27, ‘afgunstig’, DB kent hatenijdig. - noden: hij nood zijne vrienden en gebeuren, Del., ‘uitnodigen’, Zvl. - nugten: van nugten, V10, ‘vanochtend’, Wvl. | |
O- obyt: obyt en jaarmis v. Germaine Geeraert, And., ‘jaardienst’, ‘jaargetij’, Frans ‘obit’. - oeffening: door oeffening van het religieus, V11, ‘beoefening’. - oever: met sparen en klauwieren kunnen wij toch den oever met den dijk vullen, Verd., ‘de twee eindjes aan mekaar knopen’, Zvl, zegswijze. | |
[pagina 223]
| |
- offern: om een altaer te offern aen eenen priestersoldaet, Schap., ‘aanbieden’, Zvl. - om: zij gaen te biegten om hun biddag, V27, ‘voor’, Zvl., Mnl. - omleggende: den Krommenhoëck, Uxem straet en t'omleggende, Schap., ‘omgeving’, Zvl., (zie: leggen). - omringelen: een goddelijk licht omringelde hun, Del., ‘omringen’, Zvl. - omsmitten: Onze moeder de H. Kerk heeft in Belgique en Frankrijk veel en schoone kerke zien omsmitten, V15, ‘verwoesten’, spr. ommesmieten. - onderdeken: Aimé Maes, onderdeken, almoozenier van t'hospitaal, Schap., ‘onderdeken’, staat in Van Dale. - onderwijzing: niet om een onderwijzing te doen, Verd., ‘onderrichting’ (een soort preek), Zvl. - onderzaete: hun kinderen of onderzaete, V27, ‘dienstbode’, Zvl. en Mnl. - ondeugend: een mensch zonder conscientie is een ondeugende mensch, V10, ‘ondeugdzaam’, Zvl.? - ongelukkelik: er zin ongelukkelik parochianen..., V21, ‘jammer genoeg’, uitspraaksp. - ongenaamd: ongenaamd niets anders, Verd., ‘hoegenaamd’. - onkrankelbaer: onkrankelbaer in deze slechte tijde, V6, ‘onwankelbaar’, Zvl.? - onnoozel: degene die onnoozel van handen... is, Kas., ‘onschuldig’, Zvl.?, Mnl. - ontereind: ontereind alle menschen hebben communiceert, ‘ongeveer’, ‘omtrent’, onhandige spelling, Opm. 4. - ontzwygten: niemand zal ze konnen ontzwygten, V27, ‘vermijden’, Zvl., Zerm. - onverwagts: op uw onverwagts, Del., ‘onverwacht’. - ooge: van een oogen te slaen op haer, V6, ‘blik’. - oorloggefanger: eenen oorloggefanger, Schap., ‘krijgsgevangene’, zelfgevormd woord? - oorzaeke: ter oorzaeke van den zondag, Schap., ‘om reden van’, Zvl. - opbranden: in het vier opgebronden, Del., ‘opgebrand’, Zvl., vd., (meestal opgebronnen uitgesproken). - opgeleert: ... van wel opgeleert te zin, V10, ‘volleerd’. - opeten: hij eet zichzelve op van verdriet, V27, ‘verkwijnen’, Wvl. - opkomen: gelukkig de dienaers dewelk de Heer al opkomen zal wakker vinden, Del., ‘als hij komt’, Zvl. - opsluit: sermoen van opsluit, Bod., ‘einde’, Wvl., DB. - opregten: regt u op, Del., ‘zich oprichten’, Wvl., DB. - opstaen: Margte (Marguerite) stog op en begunde preken, V33, ‘stond op’, westel. Wvl., Opm. 5. - opstellen: de christenen hebben eene schoone kerke opgestelt, V33, ‘oprichten’, Zvl., Mnl. - opsuwen: tot zonde opsuwen, Verd., ‘aanzetten’, ‘opjutten’, Wvl., DB. - over: God bedanken over het leven, V6, ‘voor’. - overbrengen: om de vasten wel over te brengen, V19, ‘doorbrengen’, Zvl., Mnl. - overeenkomen: de docteurs komen overeen te gaere, V27. - overeinden: om alles overeinden te stellen, V6, ‘op stelten’, hypercorrect voor ‘overende’, Wvl. - overschreeuwen: de zaak toch niet overschreeuwen, Verd., ‘overdrijven’, Loq. | |
[pagina 224]
| |
P- paradeboom: bloemen en paradebomen, Verd., ‘sierboom’, Zvl. - patientig: Hij was patientig, Verd., ‘geduldig’, DB en Kiliaen. - patronisse: H. Joanna van Arc, patronisse van Vrankrijk, And., patrones, uitspraaksp. - pélérinage: de pélérinage van Rijssel, Schap., ‘bedevaart’, Gal. (elders: bedevaart). - Philistien: wie is die Philistien?, Kas., ‘Filistijn’. - plaatshouder: wij waren... onvolmaakte plaatshouders, Verd., ‘plaatsvervanger’, Gal.? - plaetse: den prefect hadde al het volk van Antioche vergaedert op de plaetse, V27, ‘plein’, ‘markt’. - pompen: ik verzaek aen den duyvel, aen zijne pompen aen zijne werken, V23, ‘pomperijen’, (= wereldse pracht en praal), Zvl. - pratiquieren: gelooven zonder te pratiquieren, Verd., ‘praktiseren’, Zvl. - predikheer: om de vreemde predikheer te hooren, V19, ‘predikant, Zvl. - preuve: om u daervan de preuven te geven, V27, ‘bewijs’, Zvl. basterdwoord, (ook in de Zvl. catechismus). - prut: prut in zakjes, Verd., ‘kletskoek’, Zvl., Zerm. en Boes. - pupegaal: den karrewagen of kruiwagen of de kortewagen of de pupegaal, Verd., ‘kruiwagen’, westel. Wvl., Mnl. - puyt-maker: den puyt-maker hij zal een puyt delven, V27, ‘doodgraver’, (eigenl. putmaker, spr. pitmaker). | |
R- raarlijk: raarlijk drie, Verd., ‘zelden’, Zvl., Zerm. - raezen: gij raest tegen de anderen, V27, ‘opspelen’, Zvl. - rampe: gespaert van alle ziekten en rampen, V12, ‘ongeluk’, Zvl., (ook voor een heel gewoon ongeluk). - recht houden: dat houdt al te gaar nie recht, Verd., ‘het loopt niet’, ‘standhouden’, Zvl. Boes. - reken: ten is maar dat die reekt, Verd., ‘tellen’, Zvl., zonder te reken..., Schap., ‘rekenen’, Zvl., Mnl. - rekening: de rekening die God mij daervan zal vraegen, V8, ‘rekenschap’, ‘over’, Zvl., gal. - rekkeling: op t'leste van t'jaer dat de menschen rekkeling maken, Schap., ‘rekening’, onhandige spelling. - riek: dag van gebeden deur geheel onze riek, Schap., ‘land’, Zvl. - riesch: in de riesch zijn, Verd., ‘risico’, ‘gevaar’. - rijk: in Vrankrijk en verschillige rijken, Verd., ‘land’, Zvl. - rijp: rijp voor Belle of Armentiers, Verd., ‘rijp voor het gekkenhuis’, Zvl. zegswijze. - rischieren: gij rischiert van eene slechte biecht te spreken, Verd., ‘gevaar lopen’. - robe: gekleed met witte robe, Verd., ‘jurk’, Zvl. (roo-be). - roeien: als zij roeien hebben, V27; roien en ruizen, V27, ‘moeite’, (gew. rooi in Van Dale). | |
S- sappe, sappe: zoetjes, zoetjes, sappe, sappe, Verd., ‘zachtjes’, (verwant met ‘gezapig’?), Zvl. | |
[pagina 225]
| |
- scheeuw: alles gaat scheeuw, V27, ‘scheef’, onhandige sp. - schooren: het menigte volks schoorde om..., Del., ‘dringen’, Zvl., Boes. - schreeuwelaar: antwoorden aen die schreeuwelaer, V26, ‘hardschreeuwer’, Zvl.?, niet in DB of Loq. - schriftafel: gij werktuig van de schriftafel en van de winkel, OH., ‘kantoor’, purisme. - schrijne: t'juste gelik een dood die is in de schrijne, V27, ‘kist’, Zvl., westel. Wvl., Opm. 2, Mnl. - schikgeld: iedereen moet schikgeld geven, And., ‘pasmunt’, Zvl. - semeuse: achter het lof vergaring der semeusen, Schap., ‘boerenvereniging’. - ses'wek'mis: ses'wek'mis voor Rosalie Bruneel, And., ‘zeswekenmis’, (zesmaal om de week een mis), Wvl. - sjok: onder den sjok van 't kruis, verd., ‘voet’, ‘tjok’, Wvl. - smet: mis gevraagd door de smets, Schap., ‘smeden’, Zvl., meerv. - sommenste: sommenste ouders, V10, ‘sommige’, Wvl. - spichten: om de illuminatie te spichten, Verd., ‘monteren’, Zvl., Boes. - spreekwoord: volgens het spreekwoord: 'k wensch u..., V6, ‘gezegde’, Wvl., niet in DB of Loq. - springel: laat mij den springel uyt uw ooge trekken, Del., ‘splinter’, Zvl. - springeltje: waerom ziet gij het springeltje in uwen broeders ooge, Del., ‘splintertje’, Zvl. - starling: en bleef starling kijken, Verd., ‘strak’, Zvl. - stellen: God heeft ons niet gestelt op de wereld om..., V6, ‘plaatsen’, Zvl. en Mnl., Opm. 2. - stijldoende: een stijldoende die goed marchandise verkoopt, V27, ‘neringdoener’, Zvl. - stoffie: slechte stoffie, Verd., ‘stof’, Zvl. uitspr. - stool: voor hunnen stool, Schap., ‘stoel’, Zvl., uitspr. - stool wijf: abonnement van de stools na t'stool wijf, And., ‘stoelenzetster’, Zvl., oud Wvl. - stroopilken: noit kan een mensch een stroopilken verzetten, OH., ‘strohalm’, zuidelijk Wvl. - stroppen: de familie vragt dat nie gestropt zoude zijn, Schap., ‘de bruiloftstoet tegenhouden en een fooi vragen’, Wvl. (niet in DB of Loq.). Werkwoordelijke eindgroep zoals in het ABN. - subytelyck: subytelyck overleden, And., ‘plotseling’. | |
T- tambouren: tambouren op zijn wuf dat trokte, Verd., ‘aframmelen’, (trokte: het rookte...). - te: te beter, V6, ‘zoveel te beter’, westel. Wvl. - tegensteken: binst de zomer als gij de vensters tegensteekt, Verd., ‘aanzetten’, (de luiken), Zvl. - teken: met een aeschenkruis geteekt, V20, ‘tekenen’, Zvl. en Mnl. - tijdelijk: tijdelijk t'huis zijn, VB, ‘vroeg’, Zvl. - toegaen: laet ons tot Bethlehem toegaen, Del., ‘optrekken’, Zvl. (cfr. de vereniging: Tegaere Toegaen). - toens: en t'zedert toens, V27, ‘toen’, soms Zvl. - toesluiten: de hemel is toegesloten, V27, ‘sluiten’. | |
[pagina 226]
| |
- toewijgen: dag toegewijgd an d'Hart, Schap., ‘toewijden’, Zvl. - Tralie: O.L. Vrouw ter Tralie, Schap., ‘de la Treille’. - tranendaal: in dit tranendaal, V26, Zvl. voor dal. - troostig: troostige kinders, Verd., ‘troostende’. | |
U- uitbranden: een ouden man die uitgebrand was, Verd., ‘door brand failliet gaan’, Wvl., Loq. - uitkeeren: kinderen die kwaelk uitkeeren, V35, ‘uitgroeien’, Zvl. - uitnemend: dat alles uitnemend wel afgelopen is, Verd., ‘bijzonder goed’, Zvl. en ABN. - uitroepen:. de naem van ieder oorlogsgevanger zal uitgeroopen zijn, Schap., ‘afroepen’, Zvl. - uitslaen: zij zullen wel uitslaen, V23, ‘uitgroeien’, Zvl., (wel = goed). - uitteken: een levende... kruis uitteken, Verd., ‘voorstellen’, ‘tekenen’, Zvl. - uitzetten: t'is ook pijnlijk voor d'ouders van hun kinderen uitgezet te zien, V10, ‘uitstellen’, ‘het jaar moeten overdoen’, Zvl., Zerm. | |
V- vaeder: God gaet nog vaeder, V27, ‘verder’, Zvl. uitspraaksp. - vaeren: een voldoening over zijn kwaelik vaeren, V27, ‘tegenslag’. - van: in het jaer 1625 heeft onzen stadt van Cassel beschermt geweest, Kas., ‘stad Kassel’, Gal. - varre: niet varre van hier, And., ‘verre’, Zvl. - verblinden: wij en moeten ons niet verblinden, V27, ‘niets voor ons verbergen’, ‘blinddoeken’, Zvl., Zerm. - verdoen: alles is te verdoen, V10, ‘overdoen’, Zvl., Zerm. - verdreeg: een verdreeg van eeuwig verdoemenis, Verd., ‘dreiging’, Zvl., Boes. - verdreegment: u schrikkelijke verdreegmenten, Verd., ‘dreigement’. - vergaring: achter d'hooge mis vergaring der jongheden, Schap., ‘congregatie’, eigen purisme? - vergoud: men aenveerdt noeyt den vergouden hond in t'huys, Del., ‘dol’, spr. vergoed. - vergrammen: ze moeten niet vreezen van zich te vergrammen, V27, ‘kwaad te worden’. - verkleeden: die eenigte van die arme kinderen verkleed hebben, V8, ‘in het nieuw steken’, Zvl., DB. - verkranken: de schoonheid verkrant zichzelve, V27, ‘verzwakken’, Zvl., (DB kent verkranken), Mnl. - verkunnen: als gij kict in den spegel, gij zult u niet verkunnen, V27, ‘herkennen’, Zvl. - verlaeten: veel parochianen hebben de goede gewoonte verlaeten van te komen in de vespers, V20, ‘achterwege laten’, Opm. 2, zie ook s.v. ‘in’. - vermooren: zij wilden hem vermooren, V27, ‘vermoorden’, Zvl. uitspraaksp. - verpletteren: de schoone cath. van Reims, de schoonste van geheel de wereld, zin geheel gansch verpletterd, V15, ‘verwoesten’, alledaags Zvl. - verschijnen: op denzelfden oogenblik er verschijnde een menigte, Del., Zvl. ovt., Opm. 1. | |
[pagina 227]
| |
- verslokeren: die door verergernis die deugdzame ziele verslokeren, Verd., ‘laten verflensen’, (in Wvl. niet overgankelijk). - vertoog: dit aengenaem vertoog, Kas., ‘schouwspel’, DB, en Mnl. - verzoeten: om ons verdriet te verzoeten, Verd., ‘verzachten’, (DB kent: verzoet). - vierzen: wij vierzen deze weke 3 feestdagen, Schap., ‘vieren’, Zvl. - vingen: hij gaet om ze te vingen, V27, ‘vinden’, Zvl. - vischvang: den vischvang, Del., ‘visvangst’, Zvl. (DB kent: vang). - Vlaamsch: wij zallen alle twee Vlaamsche biegtvaders, biegt hooren, Schap., ‘die Vlaamse biecht horen’. - Vlanderen: gij die geboren zit in deze Kath. Vlanderen, V6, ‘dit Vlaanderen’, ‘deze’ = Gal.? - vluchten: de kerke van St Martin waar het beld van O.L.V. gevlucht is, Schap., ‘in veiligheid brengen’, Wvl., Mnl. - voeste-moeder: eene goede vrouwe, haer voeste-moeder, V27, ‘pleegmoeder’, Zvl.; Zvl. kent ook voeste(r)kind; allebei ook Mnl. - Volckerinckhofsch: een echte Volckerinckhofsche Vlaamsche spreuke, Verd., ‘Volkerinkhoofs’. - volherding: aen de catechismus van volherding, V10, ‘catechese na de eerste communie’ (tot het 16e jaar); aen = naar. - vollenden: om te vollenden vrijdag, Schap., ‘eindigen’, (eigenlijk: volenden), Zvl. - voorgeven: iemand zal voorgeven dat..., OH., ‘opwerpen’. - voortbrengen: zij voortbrengt niets anders of distels en doornen, V27, ‘brengt voort’, onhandige taal? - voorstaen: om God en het religie voor te staen, V27, ‘verdedigen’, Zvl. - vriend: vader, moeder, broeders en zusters en alle de vrienden, V27, ‘familielid’, Zvl. en Mnl. - vroom: dat ze vroom en sterk zijn, Verd., ‘sterk’, Zvl. en Mnl. - vrouwe: gehoorzaam aen meesters en vrouwen, V33, ‘onderwijzeres’, Zvl. - vrouwmoeder: obijt en mis voor vrouwmoeder Bollengier, And., ‘moeder van een priester’, Zvl. | |
W- Waal: dat is gebeurd verre van hier, bij de Waals, Verd., ‘Franssprekende voorbij de taalgrens’, Zvl. meerv. - waaregen: menschen waaregen ik daarvan gesprekt hadde, And., ‘tegen wie’, ‘waartegen’, westel. Wvl. - waer 't dat: waer 't niet dat eene ziele uyt het vagevuer hier verscheen, Kas., ‘als’, ‘mocht’, westel. Wvl.? - wallen: hij walt, OH., ‘wandelen’, Zvl. is wanglen. - wedergeven: 't en zal niet wedergegeven zijn, And., ‘teruggeven’, (van groot geld), Wvl. is weregeven. - weenen: O.L. Vrouw van zeven weenen, Schap., ‘smarten’, Zvl. - wenig: een wenig wegdrijven, Del., ‘beetje’, Zvl. - wijsgeleerde: een Roomschen wijsgeleerde, Verd., ‘wijsgeer’, Zvl.? - worden: deze belofte weerdt niet gedaan, OH., ‘wordt’, zuidelijk Wvl. (zoals in Halewijn). | |
[pagina 228]
| |
Z- zandeken: minder dan een zandeken, Kas., ‘korreltje zand’, schrijftaal? - zark: algemeine wijding der zarken, And., ‘graf’, Zvl. - zeepballonje: en zijn maar flauwe zeepballonjes, Verd., ‘zeepbel’, spr. zeepballongsje, Zvl., Boes. - zending: schaal v.d. (voor de) zendingen, Bod., ‘missie’. - zoetigheid: de zoetigheid dezer groetenisse, Kas., ‘aangenaamheid’, Wvl., DB. - zin: 'k zin verlegen, V27, ‘ik ben’, Wvl., spr. 'k zien; zit mijne woorden indachtig, V10, ‘wees’, spr. ziet. - zinnen: zij zinnen en verzinnen, V6, ‘verzinnen’. - zoele: het land opscheuren met de zoele of de spa, V27, ‘ploeg’, Zvl., spr. zole. - zondanig: een zondanig leven, Verd., ‘zo'n’, uitspraaksp. - zoo dat: zoo dat ik gaen bij mijn voiture, V27, ‘zodra’, Zvl. | |
Résumé:
| |
Les auteurs.Le groupe le plus ancien de sermons, très bien écrits, est probablement de la main d'un doyen de Cassel: il parle de ‘onzen stad van Cassel’ (notre ville de Cassel; cf. lexique à ‘van’). Les sermons sont datés, notamment de 1884, et l'un d'eux traite de saint Roch, qui sauva Cassel de la peste en 1625. C'est pourquoi nous avons indiqué ce prédicateur inconnu par le symbole Kas. (pour Kassel). Un autre inconnu prêchait probablement à Halluin, vers 1900, car quelques fragments se trouvent sur un formulaire à en-tête du ‘patronage Saint Louis, Halluin, le... 190...’. Nous l'avons indiqué par le symbole O.H. (Onbekend, Halewijn; Inconnu, Halluin). Il suit l'orthographe De Vries-te Winkel, éprouve de grandes difficultés à manier la langue écrite et utilise un westflamand méridional. | |
[pagina 229]
| |
Louis Verbèque (1858-1939), ordonné prêtre en 1884, était Bailleulois. Vicaire à Cassel (1884-1888) et à Tourcoing (1888-1895), curé à Wormhout (1905-1923), il vécut comme prêtre retraité à Frelinghien jusqu'à sa mort en 1930. Il laissa un nombre considérable de sermons et prêcha notamment à Ledringhem, Zermezeele ou Boeschèpe. Parmi les papiers sur lesquels il écrivait, nous trouvons des formulaires néerlandais destinés à des familles flamandes (à Tourcoing?). Jules Andouche (1887-1948), ordonné prêtre en 1911, fut tout de suite nommé professeur à Hazebrouck, fonction qu'il exerça jusqu'en 1929. Puis il fut aumônier au sanatorium de Zuydcote jusqu'en 1934 et curé à Moerekerke (Les Moëres) jusqu'en 1938. C'est de cette époque que datent ses annotations et ses activités de régisseur de théâtre flamand. En 1936, il fit fondre des cloches portant des inscriptions en flamand. Plus tard, il devint encore curé à Rosendaël - Rosendaal Maria's daal’ (Rosendaël, vallée de Marie), lisait-on sur certains formulaires paroissiaux -, puis doyen à Bergues. Il fut enterré dans son village natal de Berthen, et sur sa tombe on peut lire la devise de Guido Gezelle: Wees Vlaming dien God Vlaming schiep (Soit Flamand celui que Dieu fit naître Flamand). Emiel Delanghe (1851-1931), originaire de Zuytpeene, ordonné prêtre en 1875, fut vicaire à Bailleul jusqu'en 1886, curé à Spyker jusqu'en 1898 et à Volckerinckhove jusqu'en 1903. Il fut curé à Ghyvelde jusqu'en 1929 et y mourut en 1931. Du 17 mars 1912 jusqu'en octobre 1914, il édita un Bulletin français-flamand contenant des traductions d'épîtres et d'évangiles. En 1925, il réalisa le petit catéchisme flamand pour l'évêché de Lille (trois mille exemplaires, dont sept cents vendus en un an). En 1932 encore parut le grand catéchisme flamand-français. Lucien Boddaert (1897-1963), originaire de Morbecque, ordonné prêtre en 1924, fut vicaire à Lille à partir de 1929, curé à Ledringhem de 1945 à 1963. Leon Schapman (1890-1962), originaire de Socx, ordonné prêtre en 1916, fut professeur au collège Notre-Dame-des-Dunes à Dunkerque à partir de 1917, vicaire à Halluin à partir de 1929 et curé de Moerekerke (Les Moëres) de 1938 à 1945. Jérôme Verdonck (1894-1974), Boeschépois de pure souche, ordonné prêtre en 1922, vicaire à Fives, à proximité de Lille, jusqu'en 1925, devint le grand missionnaire diocésain flamand de l'évêché jusqu'en 1939, puis fut curé d'Oost-Cappel jusqu'en 1951 et doyen de Steenvoorde jusqu'en 1963. Doyen retraité à Boeschèpe, il prêcha pendant de longues années lors de l'annuelle journée culturelle d'Esquelbecq. Il écrivait un néerlandais soigné. En 1933, il prêcha une mission en flamand à Halluin. Doyen de Steenvoorde, il prêcha surtout en flamand au lieu-dit ‘le Riveld’. Son dernier sermon date de 1970. | |
La langue.Le néerlandais utilisé est fortement mâtiné de flamand méridional ou de westflamand occidental, sauf chez l'inconnu d'Halluin, dont la langue présente des caractéristiques propres au westflamand méridional. Schapman se rapproche le plus de la langue régionale - il écrit souvent comme il parle - et utilise aussi la plupart des gallicismes du flamand méridional tels que combattanten, consecratie (pour consécration), pélerinage, mais il lui arrive aussi de former des purismes tels qu'oorloggevanger, (pour krijgsgevangene, prison- | |
[pagina 230]
| |
nier de guerre). Verdonck est le plus proche du néerlandais standard, mais il aime beaucoup recourir à la langue régionale. Comme ce fut le cas dans les lexiques antérieurs, nous avons à nouveau découvert beaucoup de moyennéerlandais parmi les mots du flamand méridional. Pour ce qui est de l'orthographie, seul le prêtre de Cassel, Verbècque et Delanghe suivent assez logiquement l'ancienne orthographe (Desroches). Chez Schapman et Andouche, elle est mixte, et le prêtre d'Halluin semble avoir appris l'orthographe De Vries-te Winkel mais la pratique avec une insigne maladresse. Seul Verdonck la connaît très bien. | |
Remarques:Rem. 1: Le flamand méridional ne connaît pas l'inversion. Rem. 2: En flamand méridional, s'agissant de verbes exprimant le mouvement, les compléments non verbaux (exprimant la destination) qu'ils constituent ou non un élément répétitif, sont susceptibles de se trouver en fin de phrase. Rem. 3: Le h qui n'est pas prononcé en westflamand, est supprimé ou ajouté à tort. Rem. 4: Le flamand méridional et le westflamand occidental ont des participes passés qui diffèrent du néerlandais par l'absence du préfixe ge-. Rem. 5: En flamand méridional, le verbe auxiliaire beginnen (commencer) n'est jamais suivi de te devant un infinitif.
Pout conclure, je signale que les semainiers comprennent évidemment beaucoup de noms de personnes et de toponymes et que certains sermons sont écrits au verso d'anciens faire-parts de décès, d'annonces établies en néerlandais et en français pour une mission flamande qui aura lieu à Halluin (1933; cf. illustration), et sur des formulaires provenant probablement du Werk der Vlamingen in Frankrijk (Oeuvre des Flamands en France), et portant comme intitulé Zendelingschap in de Vlaemsche huisgezinnen door de Vlaemsche genootschappen van den H. Vincentius a Paolo (Mission dans les familles flamandes par les associations flamandes de Saint-Vincent-de-Paul).
Ils comprennent en outre des canevas de sermons, comme nous l'avons déjà indiqué, nous renseignent sur la proportion de prêches en flamand et en français lors d'une mission, et comportent aussi des voeux de baptême copiés en flamand par des enfants...
(Traduit du néerlandais par Willy Devos.) |
|