Het is duidelijk dat een Frans nationaal gevoel - of minstens een behoefte om dat geregeld te affirmeren - veel sterker is dan een regionaal bewustzijn. Oud-rektor Pierre Deyon van Rijsel III sprak in verband daarmee eens van patriottische en zelfs nationalistische trekken.
Het ligt ook in de lijn daarvan dat de departementale omschrijving als een realiteit aanvaard en ervaren wordt. Het departement is met de Franse Revolutie de oude historische indeling in provincies en gewesten komen vervangen. De ‘nieuwe’ entiteiten, Noorden en Nauw van Kales, groeperen sterk uiteenlopende gewesten met vooral toen, maar ook op vandaag de dag nog, uitgesproken verschillen. Maar dit nu al bijna twee eeuwen oude kader heeft heel wat oude sporen uitgewist. We kunnen ook stellen dat de administratieve omschrijving de groei van een kultureel minoriteitsbesef doorkruist en tegengewerkt heeft.
Men zou kunnen verwachten dat de regionalizering van 1972 de evolutie naar volledige integratie in het Franse kulturele bestel en het verdwijnen van de Nederlandse volkstaal, verder gaat aksentueren.
Door de wet van 5 juli 1972 kreeg de regio van de Franse Nederlanden als afbakening het grondgebied van de twee departementen Noorden en Nauw van Kales. De benaming van de regio greep niet terug naar historische banden (zoals elders wel gebeurde), maar werd het zielige en beslist inspiratieloze ‘Nord-Pas-de-Calais’.
Deze gewestvorming is in hoofdzaak van sociaal-ekonomische aard. De bevoegdheden van de Regionale Raad liggen vooral in het vlak van planning en ruimtelijke ordening. De financiële middelen zijn wel reëel, maar erg beperkt. Deze regionalizering heeft dan ook blootgestaan aan allerlei kritiek, vooral, maar niet uitsluitend van de oppositie, die in de Frans-Vlaamse regio de meerderheid uitmaakt.
Normalerwijze zou men kunnen verwachten dat de Regionale Raad slecht funktioneert, gezien de principiële houding van de lokale meerderheid ten overstaan van de instelling, of zelfs als vrij nutteloos wordt ervaren. Dat is het juist niet geworden.
Niet dat zich een wonder heeft voltrokken, maar de 5 jaar oude Raad is een gezagvol orgaan geworden. Het is niet tot onophoudende konflikten gekomen tussen de Raad en de uitvoerende macht, verpersoonlijkt in de regio-prefekt. De vergaderingen zijn een forum waarop de regionale verzuchtingen aan bod komen. Men kijkt ook wel breder dan het zuiver sociaal-ekonomisch kader. Een bewijs daarvan is de werking van het Office Culturel Régional.
De persoon van de voorzitter van de Regionale Raad, de Rijselse burgemeester en volksvertegenwoordiger Pierre Mauroy, is een gezaghebbende figuur, ook buiten de regio. Toen Le Monde in juli 1977, n.a.v. het vijfjarig bestaan van de Franse regionalizering, zowel meerderheid als oppositie hierover aan het woord liet, deed zij voor deze laatste een beroep op Pierre Mauroy. Het was niet meer de louter afwijzende toon die alle kommentaar uit de linkse hoek gekenmerkt had voor de wet totstandkwam. Hij hield weliswaar de traditionele eisen aan van een rechtstreeks verkozen raad en ruimere financiële middelen. Maar de pozitieve benadering woog bijna even zwaar. De grote regionalistische golf is weer aan het wegebben en enkele jaren ervaring met de - weliswaar beperkte - macht, laten ook sporen na.
Terugblikkend op vijf jaar regio ‘Nord-Pas-de-Calais’ is de eerste indruk dat de Regionale Raad het regionaal bewustzijn en samenhorigheidsgevoel op sociaal-ekonomisch gebied versterkt heeft. Maar is men een probleem