Forum der Letteren. Jaargang 1995
(1995)– [tijdschrift] Forum der Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 331]
| |||||||||
Anders en hetzelfdeGa naar eind*
| |||||||||
[pagina 332]
| |||||||||
karakter van de dichterlijke ‘liefdes’ uit. Tegelijk geven de shifters het gedicht een universele, absolute waarde, omdat iedereen - dwz alle vrouwelijke personen of dingen - ervoor kan worden ingevuld. (Hierdoor kan ook ‘iedereen’ degene zijn die het gedicht uitspreekt). Op lexicaal niveau wordt dit bevestigd door ‘chacune’. De drievoudige herhaling van dit woord versterkt op zijn beurt het universele aspect ervan. Verder benadrukt de repetitieve structuur dat het een uitzichtloze, onveranderlijke toestand betreft (liefde is altijd afwezig). Deze uitzichtloosheid wordt echter tegengesproken door ‘elles viennent’ in vers 1, dat de mogelijkheid van verandering suggereert, en ook door het dynamische karakter van de shifters. Deze tegenstelling tussen dynamisch en statisch komt overeen met de herhaalde paradox ‘anders en hetzelfde’. De analyse van de betekenende kant van het gedicht, van hoe het gedicht betekent, staat bij deze tekstuitleg in dienst van de betekende kant, van wat het gedicht betekent. Confronteren we dit gedichtje nu met ‘différance’, dan zien we dat er nog een andere lezing mogelijk is, een lezing waarbij de taal van het gedicht eerder op zichzelf lijkt te slaan dan op een buitentalige situatie. DifféranceGa naar eind1., volgens Derrida noch een conceptGa naar eind2., noch een woordGa naar eind3., tracht niet te verwijzen naar een buitentalige referent, maar alleen naar zichzelf, en wijst tegelijkertijd op de onmogelijkheid daarvan. Différance is een versmelting van enerzijds het tegenwoordig deelwoord van het Franse werkwoord différer (betekenis: ‘verschillen’ of ‘uitstellen’) en anderzijds het zelfstandig naamwoord différence (dat ‘verschil’ betekent). Het bouwt voort op het saussuriaans taalsysteem, waarin er geen op werkelijkheid gebaseerde relatie bestaat tussen bijv. een woord en een ding, maar waarin een betekenaar (signifiant) uitsluitend betekenis krijgt doordat hij verschilt van andere betekenaars. Daardoor wordt, volgens Derrida, de uiteindelijke betekenis ervan (het signifié) steeds uitgesteld. Daarom kan différance gezien worden als ‘rapport à la présence impossible’ (Marges, p.20), en daarom ook is het effect ervan belangrijker dan de inhoud. Dit effect bestaat er o.a. in dat de aandacht vooral wordt gericht op het betekenende (signifiant) aspect van het woord in kwestie, hetgeen ook de leidraad zal vormen voor de nu volgende, poëticale lezingGa naar eind4. van het Beckettgedichtje. Door de vele herhalingen binnen dit gedicht worden de verschillen tussen de signifiants onderling opgeheven, wat als effect heeft dat het saussuriaans proces van betekenisgeving een ogenblik stilvalt. Hierdoor ontstaat er ruimte voor ‘betekenis’ die de taal zelf betreft; geen inhoudelijke betekenis, maar een talig effect van stilstand, onveranderlijkheid. De herhalingen in het gedicht beschouw ik als statisch, omdat ze de voortgang van de tekst belemmeren. Het gedicht heeft echter ook een dynamische kant, vertegenwoordigd door de shifters. Het is opvallend dat er helemaal geen namen in het gedicht voorkomen. Namen hebben een heel precieze referent, waardoor hun betekenis vaststaat. Shifters daarentegen hebben, zoals we reeds zagen, geen betekenis buiten het discours waarin ze zich bevinden. Hun betekenis moet steeds opnieuw worden geconstitueerd. Door de vele shifters heeft het gedicht in kwestie geen vaste, buitentalige referent maar betekent het, afhankelijk van de tijd en plaats waarin het gezegd of gelezen wordt, telkens iets anders. De betekenisleegte die ontstaat door het gebruik van herhaling en shifters moet worden opgevuld door de lezer, aan wie dus een zeer actieve rol wordt toebedeeld. De betekenis van het gedicht ontstaat pas in de daad van het lezen. Door het ontbreken van | |||||||||
[pagina 333]
| |||||||||
hoofdletters en interpunctie heeft het gedicht ook geen duidelijk begin of einde, maar krijgt het iets tijdloos, waardoor het aan elke situatie kan worden aangepast. Bovendien vervaagt hierdoor de grens tussen tekst en lezer. Deze interne tegenspraak tussen dynamisch en statisch, anders en hetzelfde, is poëticaal omdat ze de talige uitspraak betreft die het gedicht zelf is. Dezelfde woorden worden in een andere situatie gezegd. Wat uiteindelijk telt is dus minder de inhoud van die woorden, dan hun (performatief) effect. In zijn artikel ‘The Performativity of Histories’ formuleert Ernst van Alphen dit als volgt: ‘The issue is not what is being told, but that there is story telling going on’.
Door de confrontatie met différance wordt er een nieuwe dimensie aan het gedicht toegevoegd, die laat zien hoe het poogtGa naar eind5. te breken met de conventionaliteit van taal en betekenis. Différance zet ertoe aan om het gedicht op zichzelf te betrekken, om het op een poëticale (hoe-)manier te lezen in plaats van op de traditionele, thematische (wat-)manier, die betekenisproductie altijd betrekt op een buitentalige situatie. Daardoor kan een beter inzicht ontstaan in talige of literaire betekenisgeving. Omgekeerd zou de laatste analyse wel eens beter dan een abstracte theoretische uitleg kunnen illustreren dat différance anders is (in geschreven taal, waar het niet op grond van conventies naar een algemeen bekende buitentalige entiteit verwijst). En toch hetzelfde (qua uitspraak, en omdat wij het door différance geproduceerde concept alleen in onze logocentrische taal kunnen begrijpen). Dat différance dynamisch is, door het deelwoord, dat het verglijdende karakter van betekenis weergeeft. Maar ook statisch, vanwege het substantief, dat wijst op de onmogelijkheid die dynamiek in taal te vatten, waardoor het saussuriaanse proces van betekenisgeving een ogenblik stilvalt. Dat différance niet ‘over’ iets gaat, maar samenvalt met zichzelf, zoals we dat ook voor het Beckettgedicht gezien hebben. Kortom, dat het meer zin heeft je af te vragen hoe différance functioneert, dan wat het betekent. Dan kan dit concept meer inzicht verschaffen in de manier waarop betekenis tot stand komt, en gaat de link met de (maatschappelijke) praktijk niet verloren.
Als theorie en praktijk samenvallen, als de aanname van een hiërarchisch verschil daartussen wordt verlaten, is er ruimte voor een vruchtbare wisselwerking tussen beide. De close reading kan dienen als een ‘eye-opener’ die een beter begrip mogelijk maakt van een theoretisch concept (dat op zijn beurt de aanzet tot de analyse heeft gegeven), en daarmee meer inzicht geeft in hoe talige betekenisgeving functioneert. Hopelijk heeft mijn voorbeeld daar iets van laten zien. Ik hoop ook dat het voldoende heeft geïllustreerd hoezeer een bepaalde omgang met literatuur een specifieke visie op taal impliceert. Een vereniging van de twee disciplines in één tijdschrift garandeert echter geen dialoog tussen beide. Omgekeerd betekent een boedelscheiding van taal- en letterkunde niet dat deze vakgebieden niets meer met elkaar te maken hebben of elkaar ontgroeid zijn. Af en toe is het nodig nieuwe risico's te nemen, omdat je anders wel eens zou kunnen verzanden in oude tradities die nauwelijks nog effect op de lezer hebben. Het voornaamste is dat het verhaal verder gaat.
Mireille Smeets studeert Frans en Algemene Literatuurwetenschap in Leiden en Parijs en was redactiesecretaris van Forum der Letteren | |||||||||
[pagina 334]
| |||||||||
Bibliografie
|
|